Erfgoed in zuidelijk Afrika: over potten en partijdigheid

Door Margot Cassiers, op Fri Jul 19 2019 22:00:00 GMT+0000

De afgelopen tien jaar investeerde de Vlaamse Gemeenschap bijna 1,3 miljoen dollar in UNESCO-projecten rond immaterieel cultureel erfgoed in zuidelijk Afrika. Dat maakt van Vlaanderen een van de grootste donoren in immaterieel erfgoed ter wereld. Wat is er met dat geld verwezenlijkt? Margot Cassiers zocht het ter plaatse uit voor rekto:verso en Apache, met steun van Fonds Pascal Decroos. Vandaag deel 2: wat heeft de Vlaamse financiering betekend voor de betrokken gemeenschappen?

Lees hier ook deel 1: 'Het Vlaamse verhaal achter erfgoed in zuidelijk Afrika'

In Kgatleng District in het zuidoosten van Botswana leeft het verleden voort. Het kleine district is de thuishaven van de Bakgatla ba Kgafela stam, voor wie erfgoed al belangrijk was nog voor het zo heette. De gemeenschap richtte in de jaren ‘70 een eigen museum op, dat de verhalen en tradities van de Bakgatla moest bewaren en doorgeven.

Het museum ligt in de hoofdstad Mochudi, bovenop Phuthadikobo Hill. Die locatie is geen toeval: op deze heuvel werden vroeger spirituele ceremonies zoals regendansen gehouden. De inwoners van Mochudi geloven dat er in de heuvel een draak of regenslang woont. Enkel ritueel gesterkte mensen zouden die in de ogen kunnen kijken zonder eraan ten onder te gaan.

Op een warme mei-ochtend rijden we de heuvel op. Kronkelige wegen en steile hellingen leiden ons langs het huis van de lokale chief, dat uitkijkt over een uitgestrekte vallei. Bovenop de heuvel staat een witgekalkte school uit 1921, die in 1976 werd omgevormd tot Phutadikobo Museum. De Kaaps-Hollandse stijl van het gebouw verraadt een koloniaal verleden en wekt de indruk dat tijd niet echt vat heeft op deze heuveltop.

De gemeenschap van Kgatleng District ontving de afgelopen jaren via UNESCO Vlaamse financiering om zijn immaterieel erfgoed te beschermen.

Maar schijn bedriegt: het museum is de spil in projecten die het erfgoed van Kgatleng District de toekomst in moeten dragen. Daarvoor ontving de gemeenschap de afgelopen jaren via UNESCO Vlaamse financiering. Naast het musuem wacht Bathusi Lesolobe me op, de nationale expert voor immaterieel cultureel erfgoed in Botswana.

Bathusi, die zelf van Kgatleng is, heeft het project mee zien opstarten. ‘We ontvingen voor het eerst financiering van Flanders Funds-in-Trust in 2010’, vertelt hij, ‘toen alle deelnemende landen samenkwamen tijdens een workshop in Lesotho. Ik vertegenwoordigde er Botswana. We werden getraind als nationale experten in immaterieel cultureel erfgoed, waarna we in eigen land moesten implementeren wat we geleerd hadden.’

Eenmaal terug in Botswana begon Bathusi leden van de gemeenschap te trainen als onderzoekers, voor een gezamenlijk onderzoeksproject van zes maanden. ‘Kgatleng District is vrij klein, het heeft zo’n 23 dorpen. Die hebben we allemaal bezocht, om in totaal 222 mensen te interviewen en 122 praktijken onder de loep te nemen. Uiteindelijk is een comité rond immaterieel erfgoed in Kgatleng samengekomen, die daaruit drie elementen geselecteerd heeft om voor te dragen voor de Lijst van immaterieel cultureel erfgoed dat dringend bescherming nodig heeft.’

Bathusi Lesolobe (rechts) op de heuvel boven Kgatleng District (c) Margot Cassiers

Die lijst is één van twee lijsten die beheerd worden door het Intergouvernementeel Comité voor de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed van UNESCO, waar België ook lang deel van uitmaakte – de andere is de Representatieve lijst van het immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid. In 2012 werd ook effectief een Botswanese traditie opgenomen op de lijst voor dringende bescherming: ‘Earthenware pottery-making skills in Botswana’s Kgatleng District’.

Hogere status, meer inkomen

Die erkenning van het pottenbakken als een praktijk die verloren dreigt te gaan, kwam er dus dankzij Vlaams geld. Maar wat betekende dat voor de beoefenaars zelf? ‘Dankzij die erkenning konden we internationale steun aanvragen om deze traditie in stand te houden’, vertelt Bathusi. ‘Die kregen we ook: in 2016 kende het Intangible Cultural Heritage Fund van UNESCO ons 68.261 dollar toe om de praktijk te beschermen.’

Dat was volgens Bathusi ook nodig, want op een bepaald moment waren er nog maar vier mensen die het pottenbakken onder de knie hadden. Met het verkregen geld werd een opleiding opgezet waarin master practitioners hun kennis doorgaven aan een selecte groep jongeren.

Vroeger keken weinig mensen om naar onze potten, maar dankzij de erkenning van UNESCO steeg niet alleen mijn sociale status, maar ook mijn inkomen.’

Eén van die master practitioners was Sara Otukile. In de schaduw van een wuivende boom achter haar huis vertelt ze hoe ze potten begon te bakken. ‘Ik geraakte geïnteresseerd door mijn moeder, die ook potten vervaardigde en daar de hele familie mee kon ondersteunen. Ik besefte dat het een ambacht was die me een inkomen kon verschaffen, ook al is pottenbakken fysiek zwaar en heb je er veel geduld voor nodig.’

Sara troont me mee naar haar werkkamer. Potten in verschillende maten en kleuren staan er verspreid in de ruimte. Haar echte atelier bevindt zich elders, vertelt ze, want ‘hier is intussen te weinig plaats’.

Sara raakte al in 2010 betrokken bij het project, toen er onderzoek gedaan werd naar waardevolle praktijken in de gemeenschap. ‘Dat deed me het belang van deze bedreigde traditie inzien, en overtuigde me om via lessen mijn kennis aan jongeren door te geven. Sommige van hen kom ik nu tegen op wedstrijden in pottenbakken, dat is leuk.’

Voor Sara heeft het UNESCO-project dus zeker een verschil gemaakt. ‘Vooral de mentaliteit van mensen in de gemeenschap veranderde enorm. Vroeger keken velen niet om naar onze potten, maar dankzij de erkenning door een grote organisatie als UNESCO werd de praktijk plots veel zichtbaarder. Mensen herkennen me nu en dat maakt me trots. Niet alleen mijn sociale status steeg, ook mijn inkomen.’

Sara Otukile, master practioner in pottenbakken (c) Margot Cassiers

Toch ziet Sara nog ruimte voor groei. ‘Het zou goed zijn als we als master practioners een groep kunnen vormen, om samen grote expo’s te organiseren, extra mensen te trainen en meer aandacht te genereren voor het pottenbakken.’

Voor ik vertrek, vraag ik Sara nog wat potten maken voor haar betekent. ‘Ik voel me vrij als ik het doe’, glimlacht ze nadenkend. ‘Ik dacht vroeger dat mijn talent een geschenk van god was. Ik ben altijd blij als ik ermee bezig ben, dan heb ik niemand anders nodig.’

Zelfs al loopt het UNESCO-project nu af, de zeventien opgeleide jongeren zullen potten blijven vervaardigen.

Datzelfde emancipatiegevoel valt op bij Gaone Matlou, één van de zeventien jongeren die les kreeg van Sara. Ze werd geselecteerd nadat projectmedewerkers naar haar dorp kwamen om geïnteresseerde jongeren aan te spreken. Ze ontmoet ons in haar atelier in een leegstaand huis aan de rand van het dorp. Verlegen toont ze haar werkmaterialen, met zachte stem geeft ze een inkijk in haar werkproces.

‘Dankzij Sara’s training heb ik een nieuwe vaardigheid geleerd en een bijkomende bron van inkomsten kunnen aanboren, naast het kantoor waar ik deeltijds werk.’ Gaone vertelt trots dat ze vorig jaar de eerste prijs won op een wedstrijd voor pottenbakken in haar regio. Dit jaar zal ze deelnemen aan een wedstrijd ter gelegenheid van President’s Day.

Gaone Matlou (c) Margot Cassiers

Ook Bathusi heeft er vertrouwen in. ‘Zelfs al loopt het UNESCO-project nu af, deze zeventien opgeleide jongeren zullen potten blijven vervaardigen en zo deze praktijk in stand houden.’

Een Afrikaanse uitvinding

In Botswana weerklinkt dus tevredenheid bij lokale betrokkenen, maar maakt dat van de Vlaamse financiering en het opzet van UNESCO een geslaagde interventie? Het zou niet de eerste keer zijn dat vanuit het Westen een eurocentrisch idee geïnjecteerd wordt over ‘wat er in Afrika moet gebeuren’, opgepompt met middelen die de lokale financiële verhoudingen scheeftrekken en een westerse autoriteit installeert die voorbijgaat aan de lokale context.

Dat merkte cultuurjournalist Wouter Hillaert toen hij tien jaar geleden onderzoek deed naar het Vlaamse cultuurbeleid in Afrika. Een driejarig project dat op initiatief van toenmalig cultuurminister Bert Anciaux vier Zuid-Afrikaanse gemeenschapscentra financierde om culturele trajecten uit te bouwen, bleek volgens de betrokkenen blind voor lokale noden en miste een coherente visie rond cultuur en ontwikkeling. In hoeverre toonde het huidige UNESCO-project zich meer contextbewust?

Het komt van de mensen zelf, het is niet van buitenaf geëxporteerd. Het is altijd van generatie op generatie doorgegeven.

Lovemore Mazibuko, nationaal coördinator voor immaterieel erfgoed in Malawi en ook al sinds 2009 betrokken bij de opeenvolgende UNESCO-projecten, stelt me gerust. Er is wel degelijk heel bewust vertrokken van onderuit, verzekert hij. ‘Community based inventorying werd hier in Afrika uitgevonden! Daarmee bedoelen we dat je de gemeenschap zelf moet inschakelen om hun praktijken te registreren. Zij kunnen dat immers beter dan wie ook van buitenaf. Alleen hebben ze niet de nodige expertise en knowhow over hoe ze dat moeten doen. Daarvoor is capacity building nodig, zodat ze zelf de leiding kunnen nemen. Precies daarop was de allereerste projectfase vanaf 2009 gericht. En ook in de latere fasen mocht elk land zelf aangeven waar de noden lagen en waar het op wilde focussen. Dat vind ik net zo fijn aan dit project.’

Die visie op gedelegeerd eigenaarschap paste de nationale overheid van Malawi ook zelf toe in het project. ‘Als vertegenwoordigers van de overheid overzien we het geheel, maar het eigenlijke inventariseren gebeurt door getrainde leden van de gemeenschap. Zo versterken we die gemeenschappen ook op de lange termijn: ze leren bij en verspreiden zelf hun kennis. Via ons ‘training of trainers’-programma geven we die expertise permanent door.’

Mazibuko benadrukt dat immaterieel erfgoed immers enorm belangrijk is in Malawi. ‘Het draait om alle specifieke gebruiken, praktijken, tradities en het geloof van de lokale bevolking, en alles wat te maken heeft met traditionele lokale kennis.’ Door die eigenheid blijkt het vieren van erfgoed bovendien heel emancipatorisch in een postkoloniale context. ‘Het komt van de mensen zelf, het is niet van buitenaf geëxporteerd. Het is altijd van generatie op generatie doorgegeven, wat er ook gebeurde in de regio.’

Vechten tegen vooroordelen

Dat wil echter niet zeggen dat alle tradities zomaar algemeen aanvaard worden. Het pottenbakken in Botswana is een vrij neutrale praktijk, maar hoe verhoud je je als financier tot meer omstreden tradities of erfgoedpraktijken waar in bepaalde contexten geen eensgezindheid over bestaat – of zelfs conflict?

‘In Malawi zijn er praktijken die zowel positief als negatief worden bekeken’, schetst Mazibuko. ‘En zelfs in heel zuidelijk Afrika moet erfgoed tegen heel wat vooroordelen opboksen.’ Met indringende blik kijkt hij in mijn richting. ‘Neem journalisten zoals jij. Zij focussen vaak op de negatieve gevolgen van traditionele culturele praktijken. Die worden dan voorgesteld als onnodig om te beschermen. Zij zoeken de sensatie en veralgemenen, door bijvoorbeeld te stellen dat traditionele cultuur ervoor zorgt dat meisjes hun studies niet afmaken.’

Vaak krijgt immaterieel erfgoed kritiek van externen, met focus op de negatieve gevolgen van traditionele culturele praktijken.

Mazibuko vindt ook zelf dat sommige tradities hun problemen kennen, ‘maar wij geloven dat je die cultuur kunt gebruiken om die problemen aan te pakken.’ Net daarom moet traditionele cultuur geherwaardeerd worden, vindt hij. ‘Ooit organiseerden we een workshop voor lokale leiders, waarop één van hen zei dat het de eerste keer was dat hij hoorde dat zijn cultuur in een positief daglicht werd gesteld. Vaak krijgt immaterieel erfgoed kritiek van externen. We kunnen het hen niet kwalijk nemen, want ze weten gewoon niet waarover het gaat.’

Om die onwetendheid tegen te gaan, werkte Mazibuko mee aan twee workshops over immaterieel erfgoed voor lokale journalisten. ‘Die workshops maakten deel uit van de ondersteuning door de Vlaamse Overheid. We wilden onder meer duidelijk maken dat de definitie van immaterieel erfgoed door UNESCO geen praktijken erkent die in strijd zijn met mensenrechten.’

Verhoogde bewustwording

Immaterieel erfgoed kan zelfs gebruikt worden om eventuele rechtenschendingen tegen te gaan, vindt Temahlubi Nkambule. Ze is National Monuments officer en projectverantwoordelijke in Eswatini, het kleine land tussen Zuid-Afrika en Mozambique dat tot april 2018 nog Swaziland heette. 63 % van de inwoners leeft er onder de armoedegrens, waardoor thema’s zoals erfgoed laag op de prioriteitenlijst staan. ‘Zonder de hulp van de Vlaamse overheid zouden we niets rond immaterieel erfgoed gedaan hebben, omdat er gewoon geen middelen voor zijn. Die Vlaamse financiering heeft dus enorm veel betekend in ons land.’

Vooral de bewustwording rond immaterieel erfgoed is gegroeid, merkt Nkambule. ‘De mensen in Eswatini leven en ademen cultuur, maar ze staan niet stil bij het belang ervan. Zoals je niet meer stilstaat bij de mooie jas die je iedere dag draagt. De afgelopen jaren is dat beginnen te veranderen.’

De mensen in Eswatini leven en ademen cultuur, maar staan niet stil bij het belang ervan. Zoals een mooie jas die je iedere dag draagt.

Die bewustwording kan een problematische interpretatie van tradities tegengaan. Nkambule geeft het voorbeeld van traditionele huwelijken in Eswatini, waarbij een meisje geschaakt wordt en de volgende dag na enkele rituelen plots iemands vrouw is. ‘Omwille van die gewelddadigheid keerden mensen zich van die huwelijkstraditie af en gingen ze moderne huwelijken verkiezen. Maar toen we naar die gemeenschappen trokken om onderzoek te doen, vertelden zij ons dat het eigenlijk helemaal niet zo ging in het verleden. Toen moest het meisje eerst zelf toezeggen, alsook haar vader. Pas na beider akkoord trok de familie van het meisje naar die van de jongen om de nodige rituelen uit te voeren. Het ging dus helemaal anders dan wat nu begrepen wordt als een traditioneel huwelijk. Cultuur verandert onder diverse invloeden, soms in goede en soms in slechte zin. Door immaterieel erfgoed te onderzoeken, kunnen we een en ander rechtzetten.’

Met de bezemsteel naar de universiteit

De bewustwording over wat immaterieel erfgoed precies is, kwam er ook in andere partnerlanden, maar soms op onverwachte manieren. Eind 2018 ontstond er bijvoorbeeld heel wat controverse in Zambia: enkele artikelen beweerden dat de University of Zambia (UNZA) studenten zou gaan opleiden in ‘witchcraft’ of ‘juju’, en dat met steun van UNESCO. Memes en mopjes over studenten die op een bezemsteel naar de universiteit vliegen, werden trending op sociale media.

In het sterk christelijke Zambia viel een opleiding over traditionele praktijken niet in goede aarde.

Het bleek te gaan om een pas gestarte Bachelor-richting in immaterieel cultureel erfgoed, in het kader van het door Vlaanderen gesteunde UNESCO-project. In het sterk christelijke Zambia viel een opleiding over traditionele praktijken echter niet in goede aarde.

‘Er was héél wat commotie’, vertelt Munyima Munukayumbwa, onderzoeker aan UNZA en partner van het project. Hij lijkt nog altijd even verbaasd. ‘Het begon allemaal bij een oriëntatieworkshop over immaterieel erfgoed, om betrokkenen bij het Bachelor-programma meer inzicht te geven in waar het precies over zou gaan. We hadden ook journalisten uitgenodigd. Eén van hen stuurde een verhaal naar zijn hoofdredacteur, die er iets heel anders van maakte en beweerde dat we mensen zouden opleiden in ‘witchcraft’. Hij wou vooral aandacht trekken met een sensationeel onderwerp.’

Munyima Munukayumbwa, University of Zambia (c) Margot Cassiers

Algauw bleek er meer achter te zitten: ‘We ontdekten dat het gerucht eigenlijk gestart was door mensen van het departement Religious Studies binnen UNZA zelf, die gefrustreerd waren omdat het programma niet binnen hun eigen departement verankerd was. Hun onderlinge mopjes over de opleiding vonden hun weg naar buiten. Een week lang werden we geviseerd, maar uiteindelijk draaide die slechte publiciteit in ons voordeel uit: iedereen kende plots onze richting en we kregen de kans om te vertellen waar immaterieel erfgoed echt over gaat.’ En dat was precies het doel van de Vlaamse financiering van deze universiteitsopleiding.

Zo hadden de UNESCO-projecten voor de betrokken gemeenschappen in elk land dus verschillende gevolgen, maar volgens de betrokkenen overal ten goede. Waar ze in Botswana voor nieuwe inkomens zorgden, herdefiniërden ze traditionele huwelijken in Esawtini en leidden ze in Zambia tot spanningen met het religieuze establishment. Hoe werkten die landen met zulke uiteenlopende lokale contexten dan toch samen in één gezamenlijk platform?

Dat lees je hier in het derde deel van deze reeks.

Dit onderzoeksartikel kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.