Het Vlaams verhaal achter erfgoed in zuidelijk Afrika

Door Margot Cassiers, op Wed Jul 17 2019 22:00:00 GMT+0000

De afgelopen tien jaar investeerde de Vlaamse Gemeenschap bijna 1,3 miljoen dollar in UNESCO-projecten rond immaterieel cultureel erfgoed in zuidelijk Afrika. Dat maakt van Vlaanderen een van de grootste donoren in immaterieel erfgoed ter wereld. Wat is er met dat geld verwezenlijkt? Margot Cassiers zocht het ter plaatse uit voor rekto:verso en Apache, met steun van Fonds Pascal Decroos. Vandaag deel 1: hoe erfgoed Vlaanderen op de wereldkaart zette.

Op 5 juli eindigde officieel het laatste van vijf projecten waarmee UNESCO en de Vlaamse overheid tussen 2009 en 2019 de bewaring van immaterieel erfgoed hebben bevorderd in zeven landen in zuidelijk Afrika: Botswana, Lesotho, Malawi, Namibia, Eswatini, Zambia en Zimbabwe.

Wat je je bij immaterieel erfgoed moet voorstellen? In België zelf hebben we het dan over bijvoorbeeld de biercultuur, de frietkotcultuur, processies met reuzen, de valkerij, het carnaval van Aalst en Binche, de garnaalvisserij te paard in Oostduinkerke, het Krakelingenfeest in Geraardsbergen: allemaal gebruiken, tradities en kennis die door een lokale gemeenschap belangrijk geacht worden om door te geven aan nieuwe generaties, en die ook officieel beschermd zijn door UNESCO. Het zijn geen materiële gebouwen of historische bezienswaardigheden, maar minder tastbare culturele praktijken.

‘Als je in zuidelijk Afrika ‘immaterieel erfgoed’ zegt, denkt iedereen meteen aan Vlaanderen.’

In zuidelijk Afrika bestaan zulke praktijken vanzelfsprekend ook en zijn ze zelfs nog veel zichtbaarder in het dagelijkse leven. Maar de internationale erkenning van dat immaterieel erfgoed als iets waardevols dat beschermd moet worden, is relatief nieuw. Dat was tenminste de ambitie van het welluidende project ‘Strengthening sub-regional cooperation and national capacities in seven Southern African countries for implementing the 2003 Convention for the Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage’.

Het door de Vlaamse overheid gefinancierde project had twee doelen: enerzijds gemeenschappen de nodige capaciteiten geven om hun erfgoed te inventariseren om praktijken te laten erkennen door UNESCO, en anderzijds een internationaal samenwerkingsplatform oprichten tussen de verschillende deelnemende landen.

Het project duurde in verschillende vormen zo’n tien jaar en bracht Vlaanderen internationale bekendheid. Dat bevestigt ook UNESCO-projectcoördinator Damir Dijakovic: ‘Als je in zuidelijk Afrika ‘immaterieel erfgoed’ zegt, denkt iedereen meteen aan Vlaanderen.’ Maar in Vlaanderen zelf weten we er amper iets over.

Waarom precies dit project? Wat is er gebeurd met de investeringen? Welke impact heeft het project lokaal gehad? Hoe kijken de betrokkenen in zuidelijk Afrika zelf naar deze westerse ‘hulp’ en visie op immaterieel erfgoed, terwijl hun eigen tradities lang als ‘primitief’ of ‘exotisch’ werden gezien door de koloniale blik? En wat zal er gebeuren nu de Vlaamse investeringen stoppen?

Buffelmaskers: sleutels van gisteren voor morgen

‘If you know your history, then you would know where you coming from. Then you wouldn't have to ask me, who the heck do I think I am.’

Zambiaans beeldend kunstenaar David 'Daut' Makala citeert de lyrics van Bob Marley’s ‘Buffalo Soldier’, terwijl hij me vertelt hoe heden en verleden in zijn werk versmelten en soms ook botsen. Het is een warme aprilavond in hoofdstad Lusaka, buiten toeteren overvolle minibusjes. ‘God sees you’ klinkt uit één van de busjes die voorbijrijdt. ‘Zambia is a god fearing nation’ hoor ik hier vaak zeggen, een zin die moet duiden hoe het zuidelijk Afrikaanse land worstelt met een verleden dat aan de oppervlakte borrelt en tegelijk angstvallig wordt weggeduwd.

David 'Daut' Makala (c) Margot Cassiers

‘Als artiest werk ik in de grijze zone, waar tradities sterven en geboren worden en waar praktijken elkaar ontmoeten’, vertelt David. ‘Geschiedenis is voor mij een katalysator om in die grijze zone te bestaan. Het is een materiaal dat je kan kneden om iets nieuws mee te maken. Alleen door over het verleden na te denken en zaken naar het heden te halen, maak je het fysiek en echt, en kan je ook een mogelijke toekomst kneden.’

Rond Davids huis liggen allerlei kunstwerken, waaronder een buffelschedel waaraan hij lange voelsprieten heeft gelast. Hij houdt het voor zich als een masker. ‘Vroeger werden buffelmaskers enkel gebruikt door het zuidelijk Afrikaanse Ngoni-volk. Ze verwezen naar sterke mensen die een belangrijke positie hadden in de gemeenschap. Zij gedroegen zich als buffels: ze waren krachtig, maar leefden harmonieus samen en beschermden hun groep.

Waarom zou ik moeten leren over Aristoteles, en niet over mijn grootvader?

Mensen inspireerden zich op die dieren om traditionele ceremonies te creëren. Hoewel dat in de context van een specifiek volk gebeurde, heeft Bob Marley, die zelf niet op het Afrikaanse continent geboren was, het over deze ‘Buffalo Soldier’ als hij kijkt naar Afrikaanse mannen en de geschiedenis van slavernij.’

Voor David is het een voorbeeld van de cruciale rol die het verleden vandaag speelt. ‘Zulke verhalen die ons van tijd tot tijd verbinden, zijn sleutelmomenten. Zo’n basis heb je nodig, je kan niet creëren vanuit een vacuüm. Hoe pijnlijk ook, we kunnen niet wegkijken van slavernij of kolonialisme. Je kunt het verleden niet weggooien. Zelfs al haat je het, je moet het in de ogen kijken om te helen en de toekomst mogelijk te maken.’

Om dat te doen, kijkt David naar zijn voorouders. ‘Onze grootouders zijn onze archieven, die ontzettend veel onzichtbare cultuur doorgeven. Waarom zou ik moeten leren over Aristoteles, en niet over mijn grootvader?’

‘Werelderfgoed’: meer dan alleen westers

Erfgoed is wat we erven van onze voorouders, wat we overkrijgen van eerdere generaties. Maar wat we daar precies van zouden moeten bewaren, is een vraag met een beladen geschiedenis, zoals Davids laatste bedenking weerspiegelt. Wie bepaalt wat waardevol genoeg is om (soms veel) middelen in te investeren?

Wat wij erkennen en bewaren als erfgoed, wordt in grote lijnen bepaald door UNESCO (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization), de tak van de Verenigde Naties die zich richt op onderwijs, wetenschap en cultuur. In de jaren 1970 zocht de organisatie naar een universele definitie van gedeeld erfgoed. Die zoektocht resulteerde in de Conventie betreffende de bescherming van het cultureel en natuurlijk werelderfgoed (1972), met als doel die plekken op te lijsten en te bewaren die een uitzonderlijke betekenis hebben voor de hele mensheid.

David 'Daut' Makala (c) Margot Cassiers

Maar het bleek niet écht over de hele mensheid te gaan: in de praktijk werd de Werelderfgoedlijst een opsomming van overwegend Europese historische sites. Die eurocentrische invulling van ‘waardevol’ erfgoed bepaalt tot vandaag hoe we naar bepaalde monumenten kijken.

Wie was het bijvoorbeeld opgevallen dat op de dag dat beelden van een brandende Notre-Dame de wereld rondgingen, ook een deel van de Al-Aqsa Moskee in Jeruzalem door vlammen is belaagd? De berichten over altruïstische miljardairs en hippe solidariteitsacties voor het ene monument stonden in schril contrast met de haast schouderophalende berichtgeving over het andere.

De eurocentrische invulling van ‘waardevol’ erfgoed bepaalt tot vandaag hoe we naar bepaalde monumenten kijken.

Om die reden werd in de jaren 1990 de druk opgevoerd om erfgoed te herdefiniëren als iets wat de culturele diversiteit van de hele wereld beter zou omvatten. Die druk kwam vooral van Afrikaanse en Aziatische landen, die zich niet herkenden in wat toen als ‘werelderfgoed’ werd bestempeld. In 2003 werd uiteindelijk een nieuwe Conventie gelanceerd, Ter bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed. Dit verdrag stelde dat er ook een ander soort erfgoed erkend, beschermd en doorgegeven zou moeten worden: tradities en andere ontastbare culturele praktijken.

Het is net om die Conventie draagkracht te geven dat UNESCO in zuidelijk Afrika – net als in andere regio’s in het globale Zuiden – tien jaar lang gemeenschappen ondersteund heeft om hun immateriële erfgoedpraktijken te laten erkennen. De projecten werden uitgevoerd door lokale partners in elk land, maar het was de Vlaamse Overheid die er in totaal 1,15 miljoen euro in investeerde. Opvallende cijfers voor een kleine substatelijke donor bij UNESCO, die zelf maar een beperkte autonomie heeft voor buitenlandse projecten. Hoe kwam die samenwerking tot stand?

Minder Belgie, meer mondiaal

‘Strikt genomen bestaat voor UNESCO enkel de federale staat België’, vertelt Marc Jacobs, directeur van FARO, het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed. ‘België is één van de 129 lidstaten van UNESCO en heeft als dusdanig één stem, plus een Belgische UNESCO-ambassadeur. Daarvoor betaalt ons land bijdragen op basis van zijn BBP. Maar in de praktijk zijn door de laatste staatshervormingen de gemeenschappen bevoegd voor immaterieel erfgoed, en daarin allemaal relatief autonoom.’

De Vlaamse Gemeenschap maakte van die eigen regie meteen gretig gebruik, vertelt Jacobs, en richtte zijn buitenlandse beleid in belangrijke mate op UNESCO.

‘De samenwerking tussen UNESCO en Vlaanderen is heel belangrijk’, bevestigt Dries Willems, vertegenwoordiger van de Vlaamse Overheid bij UNESCO, OESO en de Raad van Europa. In zijn kantoor aan de Parijse Champs-Elysées licht hij toe waarom. ‘UNESCO was één van de eerste internationale organisaties waarmee Vlaanderen structureel ging samenwerken nadat het met de staatshervorming van 1993 bevoegdheden kreeg op internationaal vlak. UNESCO sluit met zijn bevoegdheden cultuur, onderwijs, wetenschappen en communicatie immers heel sterk aan bij het bevoegdheidsdomein van onze gewesten en gemeenschappen.’

Dries Willems (c) Margot Cassiers

Al in 1998 sloot de Vlaamse regering een samenwerkingsakkoord met UNESCO: een kaderakkoord met een concrete intentie om samen te werken. ‘Ook voor UNESCO zelf was dat bijzonder, want het was het allereerste akkoord dat de organisatie sloot met een subnationale overheid’, aldus Willems. ‘Vrij snel daarna sloten we een eerste trust-fund akkoord: we richtten Flanders UNESCO Science Trust Fund of FUST op, en niet lang daarna het Algemeen UNESCO-Trustfonds of FUT.’

Inzake immaterieel erfgoed geldt België/Vlaanderen internationaal als een voorloper.

Met dat trustfund in de schoot van UNESCO vestigde Vlaanderen zich als donor: het startte met regelmatige stortingen van zo’n 1 miljoen euro per twee jaar voor verschillende projecten. ‘Eigenlijk zijn de spelregels dat UNESCO zelf beslist wat het met dat geld doet, maar in de praktijk luisteren ze naar wat de donor wilt, want UNESCO wilt natuurlijk dat de stortingen ook in de jaren erna blijven komen’, legt Marc Jacobs uit. ‘UNESCO koos telkens een aantal projecten en legde die vervolgens voor aan het Vlaamse Departement Buitenlandse Zaken, waarna er onderhandeld werd.’

Dankzij die regelmatige stortingen behoorde Vlaanderen snel tot de top tien van donoren bij UNESCO, vertelt Willems, maar toch kon het beter. ‘Rond 2010 maakten we een grote evaluatie van ons algemeen akkoord. We stelden vast dat het heel breed was en dat we beter konden focussen op een bepaalde expertise. Bij een interne evaluatie kwamen we bij erfgoed uit.’

Waarin een kleine regio groot kan zijn

Die keuze was geen toeval. Zeker inzake immaterieel erfgoed geldt België/Vlaanderen internationaal als een voorloper. ‘De UNESCO-Conventie van 2003 is door België razendsnel geratificeerd, al in 2006’, legt Marc Jacobs uit. ‘Meteen daarna werd ons land lid van het Intergouvernementeel Comité, een soort raad van bestuur van de conventie. Zo waren we één van de 24 landen die mee de pen vasthielden voor de operationele richtlijnen, ofwel de uitvoeringsbesluiten die een conventie doen werken.’

Met een relatief kleine Vlaamse investering van in totaal 1,3 miljoen is er toch een grote impact bereikt

En daar eindigde het niet, benadrukt Jacobs. ‘Tussen 2012 en 2016 waren we opnieuw lid van dat comité, waardoor we internationaal echt wel een impact hebben gehad op hoe de conventie geëvolueerd is. Op wereldniveau werden we zo één van de trekkers van dit beleid.’

Hoe en waarom Vlaanderen dan uiteindelijk koos voor de financiering van een reeks projecten in zuidelijk Afrika? Dat vertelt Damir Dijakovic, projectcoördinator en cultureel adviseur in het regionale UNESCO-kantoor in Harare, Zimbabwe. ‘Het project ontstond in het kader van UNESCO’s global capacity development program, dat aan lokale capaciteitsopbouw doet. De Vlaamse instanties waren geïnteresseerd en wilden dit project heel graag financieren in zuidelijk Afrika, een regio die voor Vlaanderen prioritair is binnen zijn buitenlandbeleid.’

Damir Dijakovic (c) Margot Cassiers

Met een relatief kleine Vlaamse investering van in totaal 1,3 miljoen is er toch een grote impact bereikt, benadrukt Dries Willems. ‘Dat bedrag maakt van Vlaanderen één van de grootste donoren in immaterieel erfgoed ter wereld, en dus ook in zuidelijk Afrika.’

Voor Dijakovic was vooral de duur van de middelen voor de volle tien jaar bijzonder. ‘De Vlaamse overheid kon zich telkens maar voor twee jaar engageren, maar doordat de projecten zo goed liepen, bleven de investeringen komen. Het is dankzij die continuïteit dat we iets uitzonderlijks hebben kunnen neerzetten.’

Wat precies? Dat lees je in deel 2 van deze reeks.

Dit onderzoeksartikel kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.