Erfgoed in zuidelijk Afrika: waar het tastbare en het ontastbare samenkomen

Door Margot Cassiers, op Wed Jul 24 2019 22:00:00 GMT+0000

De afgelopen tien jaar investeerde de Vlaamse Gemeenschap bijna 1,3 miljoen dollar in UNESCO-projecten rond immaterieel cultureel erfgoed in zuidelijk Afrika. Dat maakt van Vlaanderen een van de grootste donoren in immaterieel erfgoed ter wereld. Wat is er met dat geld verwezenlijkt? Margot Cassiers zocht het ter plaatse uit voor rekto:verso en Apache, met steun van Fonds Pascal Decroos. Vandaag deel 3: erfgoed als motor voor ontwikkeling en internationale samenwerking.

Lees hier ook deel 1: 'Het Vlaamse verhaal achter erfgoed in zuidelijk Afrika' en deel 2: 'Over potten en partijdigheid'

The Kingdom in the sky, zo wordt Lesotho ook wel genoemd. De kleine bergstaat, die volledig omsloten wordt door Zuid-Afrika, is het enige land ter wereld dat volledig boven 1400 meter ligt.

Het is een frisse meiochtend, wanneer ik de hoofdstad Maseru achter mij laat. Een onzekere zon stelt de start van de winter aan deze kant van de evenaar nog even uit. Ik rijd zo’n 30 kilometer oostwaarts naar Thaba Bosiu, de mythische vestigingsplaats van koning Moshoeshoe I. De founding father van Lesotho gaf vanop dit bergplateau bescherming aan vluchtende gemeenschappen en bracht ze zo onder zijn heerschappij.

Immaterieel erfgoed is cruciaal voor archeologisch onderzoek in Lesotho.

The mountain at night, zoals zijn naam betekent, zou magische eigenschappen bezitten en ’s nachts groter worden, waardoor hij iedere aanval kan afweren. Moshoeshoe I en zijn erfgenamen liggen begraven bovenop de berg, die nog steeds een bijzondere betekenis heeft in het land.

Ik word vergezeld door Nthabeleng en Teboho, twee jonge vrouwen die bijdragen aan een zeldzame archeologische opgraving op de historische site. Dat is geen eenvoudige operatie, want door de symboliek en mystiek die de berg omringen, geeft het koningshuis van Lesotho zelden toestemming om de geheimen ervan de ontrafelen. We beklimmen de berg, tot zich boven een uitgestrekt landschap zich voor ons ontvouwt. In de verte zien we de het topje van Qiloane, de berg waarop de traditionele mokorotlo-hoed gebaseerd is die ook de vlag van Lesotho siert.

Archeologisch onderzoek op Thaba Bosiu (c) Margot Cassiers

Terwijl een ruiter in Basotho-deken eenzaam over het plateau rijdt, leiden Nthabeleng en Teboho me naar enkele meticuleus afgebakende graafplekken. Hier vonden ze bijzondere objecten, die ze nu in een lab aan het analyseren zijn. ‘Maar die voorwerpen echt verklaren, kan alleen dankzij de verhalen over Moshoeshoe die al generaties lang worden doorgegeven’, vertellen ze. ‘Enkel zo komen we te weten hoe mensen op deze bijzondere berg leefden. In die zin is immaterieel erfgoed dus cruciaal voor archeologisch onderzoek in Lesotho. Het tastbare en het ontastbare komen hier samen.’

Verhalen vertellen

Die combinatie maakt ook producer, regisseur, screenwriter en actrice Patronella Diedricks. Twintig jaar werkte ze in Zuid-Afrika, maar intussen keerde ze terug naar Lesotho om een nieuwe TV- en filmindustrie mee op gang te brengen. ‘Als filmmakers in de derde wereld moeten we verhalen vertellen, en daar geeft immaterieel erfgoed mee smaak aan. Onze cultuur beïnvloedt de keuzes die we maken en dus ook onze toekomst – zowel op positieve als negatieve wijze, afhankelijk van hoe we onze bredere levenswegen begrijpen.’

'We gebruiken immaterieel cultureel erfgoed als vehikel om aan duurzame ontwikkeling te doen.'

Die overtuiging over de narratieve kracht van immaterieel erfgoed hoor je in zuidelijk Afrika wel vaker. ‘Verhalen dienen niet alleen om de stilte te vullen, maar ook om een impact te hebben in onze gemeenschappen en naties’, aldus Diedricks. ‘We moeten ons sociale narratief veranderen, verhaal na verhaal. Zo kunnen we kwesties aan de orde stellen en mensen laten nadenken over hun gedrag en hoe ze het beter kunnen doen.’

Ik ontmoet Diedricks in de kantoren van de nationale UNESCO-commissie van Lesotho, tijdens een workshop over de Conventie ter bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed uit 2003. Ze is er om meer te leren over hoe ze het UNESCO-kader kan gebruiken voor de verhalen die ze vertelt. ‘De Conventie van 2003 biedt ons een kans om onszelf onder de aandacht te brengen als Basotho. Ik hoop dat we het zullen gebruiken om het belang te helpen benadrukken van cultuur als middel voor maatschappelijke en economische groei.’

Sleutel tot duurzame ontwikkeling

Diezelfde woorden weerklinken bij de beheerders van het overkoepelende project rond immaterieel erfgoed dat de Vlaamse overheid sinds 2009 financiert via UNESCO. ‘We gebruiken immaterieel cultureel erfgoed als vehikel om aan duurzame ontwikkeling te doen’, vertelt UNESCO-projectcoördinator Damir Dijakovic.

Door gemeenschappen en stakeholders te leren hoe ze hun erfgoedpraktijken kunnen laten erkennen op internationaal niveau, maken ze de weg vrij voor verdere financiering. Bovendien doet het project aan capacity building in lokale gemeenschappen en stimuleert het samenwerking tussen verschillende overheden in de regio. ‘Deze erfgoedwerking is dus eigenlijk ontwikkelingssamenwerking in een waardige verpakking’, stelt Dijakovic.

Is het problematisch dat erfgoed in zekere zin geïnstrumentaliseerd wordt voor ontwikkelingssamenwerking? Moffat Moyo, projectpartner en onderzoeker aan de University of Zambia, vindt van niet. ‘Immaterieel cultureel erfgoed is de sleutel tot duurzame ontwikkeling, want het komt van binnenin je, het bepaalt wie je bent. Je kan pas weten waar je naartoe wilt, als je weet waar je vandaan komt. Anders laat je je sturen door wat anderen denken dat je moet zijn.’

Moffat Moyo, University of Zambia (c) Margot Cassiers

Voor een voorbeeld trek ik naar Namibië, waar in 2015 Oshituthi shomagongo (ook wel Marula Fruit Festival) als praktijk werd opgenomen op de Representative List of the Intangible Cultural Heritage of Humanity. Het Marula Fruit Festival wordt gedurende twee à drie dagen gevierd door de acht Aawambo-gemeenschappen in het noorden van Namibië. Tijdens het feest wordt van de wilde marula-vrucht de drank omagongo gebrouwen. Tijdens het bereidingsproces komen mensen samen, wisselen ze verhalen en kennis uit en brengen ze liederen en poëzie.

‘De erkenning van immaterieel erfgoed draait de negatieve gevolgen van kolonisatie terug.'

Freda Mwalyana van het Namibische Ministerie van Jeugd, Sport en Cultuur zag hoe de UNESCO-erkenning voor het Marula fruit festival de gemeenschap veranderde. ‘Na die erkenning maakten we ons vooral zorgen, omdat de marula een niet-gecultiveerde en seizoensgebonden vrucht blijft en het regenseizoen de afgelopen jaren heel onvoorspelbaar geworden is in Namibië. Wanneer zou het festival dat eerste jaar kunnen doorgaan? Normaal is dat in maart, maar soms start het regenseizoen al in oktober, soms pas in december. Nu de traditie erkend was, hadden we bij de gemeenschap extra benadrukt hoe belangrijk hun evenement was, en dat ze het goed moesten organiseren, maar net dat jaar, in 2016, was er een enorme droogte in Namibië’, lacht Mwalyana.

Sindsdien hebben er wel twee grote geslaagde festivals plaatsgevonden. ‘En de acht deelnemende gemeenschappen hebben onderling afgesproken dat ze om de beurt het festival zullen organiseren’, aldus Mwalyana. ‘Sinds de nominatie wordt het op veel grotere schaal georganiseerd en zelfs op televisie getoond.’

Erastus Kautondokwa, nationale coördinator van immaterieel cultureel erfgoed in Namibië, vult aan: ‘Zelfs de president nam dit jaar deel. Meer nog: het vorige staatshoofd is de peetvader van het evenement. Zo begrijpt iedereen het belang van het evenement en participeert al wie op een goed blaadje wilt staan bij de president.’

Dat heeft een grote impact op de samenleving, stelt Kautondokwa vast. ‘Vroeger werd deze traditie thuis of per dorp georganiseerd, maar nu brengt het festival mensen van over het hele land samen. Doordat de acht gemeenschappen het nu samen organiseren, verenigen de traditionele autoriteiten zich dus allemaal op één plek om hun traditie te vieren. De nominatie zorgde voor een enorme groei en het positieve effect daarvan is in heel Namibië te voelen.’

Tegelijk heeft de gemeenschap er veel meer eigenaarschap over gekregen. ‘They own the element’, aldus Mwalyana. ‘Het is hun traditie en zij beslissen hoe ze wordt verdergezet. Het festival heeft nog weinig met de staat te maken.’

'Waar mensen zich vroeger voor moesten schamen, is nu net wat hen trots maakt: dat is de kracht van erfgoed.'

Volgens UNESCO-projectcoördinator Damir Dijakovic is dat type ownership precies wat dit project zo betekenisvol maakt: ‘De erkenning van immaterieel erfgoed draait de negatieve gevolgen van kolonisatie terug. Waar mensen zich vroeger voor moesten schamen, is nu net wat hen trots maakt. Dat is de kracht van erfgoed: het gaat voorbij koloniale grenzen. Het is iets wat gemeenschappen delen, ongeacht landsgrenzen. ’

Om dat grensoverschrijdende potentieel van immaterieel erfgoed te versterken, werd er in het tweede deel van de projectfases nog een extra luik toegevoegd: de oprichting van een samenwerkingsverband tussen alle deelnemende landen.

Internationale samenwerking

Op 7 mei gaat in Lesotho een bijeenkomst van start van het Southern African Intangible Cultural Heritage Cooperation Platform, kortweg SAICH. ‘Een deel van het project draait rond de coördinatie tussen de zeven landen die deel uitmaken van het project’, vertelt Lovemore Mazibuko, nationaal coördinator voor immaterieel erfgoed in Malawi. ‘Daarom richtten we in februari 2015 SAICH op, een platform om kennis uit te wisselen en eventueel samen aanvragen in te dienen.’ Het secretariaat van het project werd gevestigd aan de Chinhoyi University in Zimbabwe.

De deelnemers aan de workshop zijn de focal points, de projectverantwoordelijken in de zeven deelnemende landen. Het is de voorlaatste bijeenkomst vóór het project in juli officieel eindigt, en dus ook de Vlaamse financiering stopt. Tijdens de workshop in Maseru wordt het bilan opgemaakt van bijna tien jaar aan projecten.

Bijeenkomst van SAICH, Lesotho (c) Margot Cassiers

‘Door ons vele harde werk hebben we heel wat gerealiseerd’ zo opent professor Herbert Chimhundu van Chinhoyi University de sessie. Hij is coördinator van SAICH. ‘Het doel van deze workshop is om die realisaties te institutionaliseren. We zullen de vooruitgang opmeten van onze afspraken tijdens de laatste workshop in februari en bespreken hoe we na afloop van het project voor duurzaamheid zullen zorgen.’

Eén van die beslissingen van februari was dat ieder land de Conventie ter bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed uit 2003 zou vertalen naar tenminste één inheemse taal. ‘Dat is ontzettend belangrijk, want taal is de drager van immaterieel erfgoed’, benadrukt Chimhundu. Vandaag blijken de meeste landen klaar te zijn met de vertaling, of bijna. Veel van dat werk gebeurde via de nationale comités rond immaterieel erfgoed die in elk land zijn opgericht en moeten waken over de naleving van de 2003 Conventie.

‘Het heeft geen zin dat we praktijken inventariseren om ze vervolgens in dozen te stoppen en te vergeten.'

Een ander belangrijk agendapunt is het delen en publiceren van informatie. Miti Tichaona van het IT departement van Chinhoyi University of Technology ontwikkelde in 2015 een databank voor het SAICH platform. Die databank bevat geïnventariseerde elementen van de zeven landen, met foto’s, video’s en uitleg. ‘We beogen een interactief platform voor immaterieel erfgoed’, vertelt Tichaona, ‘waarop we informatie kunnen delen over heel zuidelijk Afrika.’ Intussen bevat het zo’n honderd geïnventariseerde elementen.

De databank wordt gezamenlijk beheerd door administrators uit elk deelnemend land. Zij beslissen wat er publiek gemaakt wordt, op basis van wat de betrokken gemeenschappen wensen. ‘Intussen wordt de databank samen met de website permanent verbeterd en verder ontwikkeld met nieuwe functies’, licht de IT-er toe. En dat gaat niet onopgemerkt voorbij: ‘In 2015 namen we deel aan een vergadering in Namibië, met vertegenwoordigers van bijna elk Afrikaans land. Zij waren verrast en trots dat die databank helemaal van nul ontwikkeld is in zuidelijk Afrika.’

Workshop in Lesotho (c) Margot Cassiers

Ook Lovemore Mazibuko van Malawi juicht het resultaat toe. ‘Het heeft geen zin dat we praktijken inventariseren om ze vervolgens in dozen te stoppen en te vergeten. We moeten die informatie delen met mensen, zodat ze er zelf mee aan de slag kunnen.’

Ook op organisatorisch vlak wordt het belang van kennisdeling benadrukt tijdens de workshop, bijvoorbeeld rond aanvragen voor internationale assistentie. Mazibuko vertelt trots dat Malawi net als afzonderlijk land zo’n internationale assistentie toegekend kreeg, ter waarde van 64.000 euro. Hij wordt gefeliciteerd door Nakiso Kubanji van het departement Arts and Culture van Botswana. ‘Malawi doet het echt goed’, zegt ze enthousiast. ‘Dat is een aanmoediging voor ons allemaal. Deel alstublieft jullie tips met ons, dan kunnen we leren van jullie succes. Als één van ons schittert, schitteren de anderen mee.’

Erfgoed in de toekomst

Dat belang van samenwerking komt steevast terug als de projectpartners naar de toekomst kijken. ‘Ik krijg altijd kippenvel als ik over dit project praat’, zegt UNESCO-projectcoördinator Damir Dijakov aan het slot van de workshop. ‘We hebben hier iets unieks gecreëerd. Nergens anders in de wereld bestaat er zo’n platform van zeven landen die samenwerken rond immaterieel erfgoed.’ Hij lijkt geroerd als hij zijn evaluatie maakt. ‘Dit wordt ongetwijfeld het hoogtepunt van mijn carrière.’

'De steun van de Vlaamse overheid heeft ons ver gebracht, het is nu aan ons om deze nieuwe dynamiek verder op te pikken.’

Dat gevoel van euforie over wat het project bereikt heeft, wordt gedeeld door de andere partners. ‘We hebben ontzettend veel gehad aan de Vlaamse steun’, wordt meer dan eens gezegd tijdens de workshop. ‘We zitten nu in de laatste fase van het project, dat ik als een succes beschouw’, bevestigt Lovemore Mazibuko van Malawi. ‘We hebben het bewustzijn over immaterieel erfgoed verhoogd, veel mensen getraind en heel wat immaterieel erfgoed geïnventariseerd. Verschillende elementen daarvan zijn genomineerd op de UNESCO-lijst of wachten erop. De steun van de Vlaamse overheid heeft ons ver gebracht, het is nu aan ons om deze nieuwe dynamiek verder op te pikken.’

Wat dat betreft is Chimhundu hoopvol: ‘Dit project eindigt niet met deze workshop. We willen voortbouwen op wat we de afgelopen jaren hebben gerealiseerd en hopen binnen de komende twee jaar een Category 2 Centre te worden, een door UNESCO erkend kenniscentrum rond immaterieel cultureel erfgoed.’

Herbert Chimhundu van Chinhoyi University, Zimbabwe (c) Margot Cassiers

Ook over de regionale samenwerking is Chimhundu optimistisch: ‘Dankzij de steun van UNESCO en de financiering van de Vlaamse overheid hebben we het nodige materiaal kunnen kopen om in de toekomst videoconferenties te houden’, vertelt hij trots. ‘We hebben hard en intensief aan dit project samengewerkt. Ik hoop dat dit platform zal blijven bestaan en resultaten zal blijven opleveren. Ik hoop dat jongeren uit elk van onze landen het zullen overnemen, zodat dit samenwerkingsverband nog heel lang blijft bestaan.’

Terugblik op een Vlaams verhaal

Ook in Vlaanderen benadrukken de betrokkenen het belang van lokaal eigenaarschap voor de lange termijn, wanneer zij de balans van het project opmaken. ‘We willen duurzaamheid, want we kunnen niet eeuwig blijven financieren’, stelt Dries Willems, vertegenwoordiger van de Vlaamse Overheid bij UNESCO, OESO en de Raad van Europa.

We spreken elkaar twee maanden voor het laatste project officieel afloopt. ‘In deze eindfase willen we de eerdere capaciteitsopbouw zoveel mogelijk consolideren. Daarom hebben we deze projecten immers tien jaar lang gefinancierd: zodat de lokale partners iets konden opbouwen wat sterk genoeg is om zelfstanding te blijven bestaan.’

‘We trekken ons nu vanuit Vlaanderen terug uit het project, omdat we geen afhankelijkheidsrelatie wilden creëren.’

Er komen voorlopig geen opvolgprojecten, bevestigt ook Marc Jacobs, directeur van FARO, het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed en projectpartner van bij het begin. ‘We trekken ons nu uit het project terug, omdat we geen afhankelijkheidsrelatie wilden creëren.’ Toch sluit hij in de toekomst niets uit. ‘We hebben een speciale relatie opgebouwd. Als er nog eens een speerpuntproject komt, kunnen de landen altijd Vlaanderen contacteren.’

Jacobs kijkt positief terug op de verschillende projectfases. ‘Het is goed geïnvesteerd geld gebleken in een moeilijke regio’, vindt hij. ‘We hebben geïnvesteerd in mensen, die nu internationale ervaring en kennis hebben opgebouwd. Hopelijk genereert dat een sneeuwbaleffect. Maar om daar zeker van te zijn, zullen we over tien jaar nog eens terug moeten kijken.’

Willems is ook tevreden, maar vindt dat in Vlaanderen zelf de communicatie rond het project tekort is geschoten. ‘We hebben een grote, succesvolle investering gedaan, maar weinigen weten ervan. We hadden er meer ruchtbaarheid aan moeten geven.’

Qiloane (c) Margot Cassiers

Op internationaal vlak was het project wel heel zichtbaar. ‘Vlaanderen blijft vaak onder de radar, maar met dit project hebben we internationaal meegespeeld’, stelt Jacobs vast. ‘We hebben mee het beleid rond immaterieel erfgoed veranderd en mensen lokaal kennis laten maken met UNESCO.’ Dat zal ook in de toekomst de focus van Vlaanderen blijven, aldus Willems: ‘Onze financiële samenwerking met UNESCO zit echt in erfgoed en die zullen we blijven uitbouwen.’

Een positieve balans dus, zowel bij de projectpartners in zuidelijk Afrika, als in Vlaanderen. Wat met de gemeenschappen wiens tradities geïnventariseerd en soms ook erkend zijn?

Hoeveel eigenaarschap is er echt?

In 2013 werden de resultaten gepubliceerd van een evaluatie van de Conventie ter bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed uit 2003. Het onderzoek, mee gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap, moest nagaan wat deze conventie tien jaar na haar creatie betekend had. Vormde het een gepast cultureel kader? ‘De Conventie van 2003 heeft zowel nationaal als internationaal veel enthousiasme gecreëerd’, concludeert het rapport. ‘De Conventie heeft het internationale discours rond de definitie en betekenis van cultureel erfgoed aanzienlijk verbreed.’

Het enthousiasme van de lokale projectpartners is opvallend, maar werkt ook wat verblindend.

Naast die overwegend positieve evaluatie wordt er toch ook een werkpunt aangegeven: ‘Hoewel de participatie van gemeenschappen centraal staat in de Conventie, is het een van de meest uitdagende aspecten gebleken bij de uitvoering ervan. De deelname van gemeenschappen moet verbeterd worden, onder meer bij de inventarisatie, het opstellen van beschermingsprogramma's en –projecten, en bij de voorbereiding van nominatiedossiers.’

Die evaluatie kan ook doorgetrokken worden naar de erfgoedprojecten in zuidelijk Afrika die Vlaanderen mee financierde. Het enthousiasme van de lokale projectpartners over het UNESCO-kader rond immaterieel erfgoed is opvallend, maar werkt ook wat verblindend. Het hele parcours rond de erkenning van lokale tradities en gebruiken wordt eenzijdig voorgesteld als een mechanisme dat die tradities kan dekoloniseren. En hoewel de herdefiniëring van ‘waardevol’ erfgoed daar absoluut toe bijdraagt, schuilt er toch een inherente tegenstelling in die zienswijze: lokale gemeenschappen moeten hun tradities toevertrouwen aan een internationaal kader.

Hoe problematisch dat voor sommige gemeenschappen is, lees je morgen in het afsluitende vierde deel van deze reeks: een interview met Dr. Susan Keitumetse, die onderzoek doet naar immaterieel cultureel erfgoed aan de University of Botswana.

Dit onderzoeksartikel kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.