Van dynamisch kunstencentrum tot museum?

Door Esther Severi, op Tue May 28 2019 22:00:00 GMT+0000

In De Standaard gaf choreografe Anne Teresa De Keersmaeker dit weekend aan dat er gesprekken lopen tussen Rosas en het Kaaitheater over een toekomstige samenwerking. Niet lang geleden werd ook het Kaai-personeel op de hooge gebracht van de ambitie van Rosas en het bestuur van Kaaitheater om samen één grote kunstinstelling te worden, met steun uit politieke hoek. Een dergelijk plan tart elke logica, schrijft Kaaitheater-dramaturge Esther Severi in een brief aan Marianne Van Kerkhoven, haar voorganger. ‘Transformeert het Kaaitheater dan niet van dynamisch kunstencentrum tot museum?’

Read the English version here

Beste Marianne,

De afgelopen jaren heb ik zo vaak mensen horen zeggen hoezeer ze je missen, sinds je plotse en bruuske overlijden in 2013. Niet alleen als (Kaaitheater)dramaturge, maar ook als vaste waarde in het podiumkunstenveld, met je jarenlange ervaring, je scherpe analyse, je kennis, je geduld om te luisteren en dan vlijmscherp uit de hoek te komen. Welnu, ook in het Kaaitheater missen we je hard. Zeker nu, nu ons huis op haar grondvesten lijkt te daveren. We missen je en we vragen ons vaak af: wat zou Marianne zeggen, wat zou ze doen?

Sinds enkele maanden ligt er een plan op tafel voor een structurele samenwerking tussen Kaaitheater en dansgezelschap Rosas, om via die samenwerking of via een vorm van samengaan door de Vlaamse Gemeenschap erkend te worden als grote kunstinstelling (naast deSingel, AB, Vooruit, Concertgebouw Brugge, Antwerp Symphony Orchestra…). Het initiatief voor die samenwerking kwam van Rosas. De raad van bestuur van Kaaitheater is daar graag op ingegaan, meerdere gesprekken zijn erover gevoerd. Verschillende politici zijn gecontacteerd en staan achter het plan. In eerste instantie werd slechts een klein deel van het personeel ingelicht, intussen is het hele huis op de hoogte.

Waarom zouden we ons als kunsten-centrum aan één kunstenaar verbinden? Veranderen we zo niet fundamenteel het DNA van ons huis?

Deze onverwachte wending kwam als een mokerslag. Tot vandaag blijft de ontzetting groot. Zeker omdat we, na het aangekondigde vertrek van algemeen directeur Guy Gypens, met een deel van het personeel in een reeks gesprekken met het bestuur begonnen waren aan een analyse van de huidige organisatie. Heel expliciet was de wens uitgesproken voor een transitie naar een meer ‘natuurlijke’ organisatievorm, gebaseerd op decentralisatie en inclusie – een verlangen dat zich overigens steeds meer laat detecteren in de kunstensector, maar waarover personeel en raden van bestuur vaker van mening verschillen (zie Besturen met een blinde vlek van Delphine Hesters). Los van hoe een verhoopte structurele verandering eruit zou kunnen zien in het Kaaitheater, lijkt het alsof met een samengaan tussen Kaaitheater en Rosas elke andere piste eenzijdig wordt afgesloten.

Is die samenwerking met Rosas effectief de richting die het bestuur als toekomstig scenario voor het Kaaitheater wil uitzetten? Wat zou dat betekenen voor de artistieke identiteit van het huis? Antwoorden van bestuurders blijven vaag, berichten vanuit beide partijen tegenstrijdig.

Voor de ploeg van het Kaaitheater blijft de hoofdvraag waarom we ons als kunstencentrum op die manier aan één kunstenaar zouden verbinden. Veranderen we zo niet fundamenteel het DNA van ons huis? Het Kaai is altijd een plek geweest waarvan de identiteit steeds opnieuw gevormd wordt door een waaier aan kunstenaars die het huis (tijdelijk) bewonen. Dat één kunstenaar een huis overneemt of de meest prominente plaats gaat innemen, zowel ruimtelijk als op papier, valt misschien nog te verantwoorden in structuren als stadstheaters, maar binnen een kunstencentrum tart dit elke logica.

Nu al is er te weinig plek om te voldoen aan de vele vragen van artiesten om in het Kaaitheater te spelen.

Anne Teresa De Keersmaeker maakt zich zorgen om haar erfenis, en wil meer vaste voet in Brussel, zo klonk het onder meer in het interview in De Standaard van dit weekend. Het (inter)nationale prestige dat van Rosas uitgaat, wordt door bestuurders en politici gezien als een ideale ingang om het Kaaitheater definitief als Vlaamse kunstinstelling naar voren te schuiven. Hoe die samenwerking er concreet uit zou zien, blijft echter onduidelijk. Een mogelijk scenario is dat de productie van nieuw werk en repertoire bij Rosas blijft, maar de presentatie daarvan geheel en al naar het Kaaitheater verschuift.

Natuurlijk bestrijdt niemand de artistieke kwaliteit van het werk dat binnen Rosas gemaakt wordt, of de erfgoedwaarde die een parcours als dat van Anne Teresa De Keersmaeker met zich meebrengt. Nog niet lang geleden kregen Rosas en PARTS vanuit de overheid dan ook enkele miljoenen toebedeeld om hun structuur uit te bouwen met onder meer extra opslagruimte. Volgens het gezelschap hoort daar in de toekomst een vaste presentatiestek in Brussel bij. Maar is het de taak van een huis als het Kaaitheater om een antwoord te bieden op vragen rond artistieke consolidering en bewaring van één oeuvre? Transformeert het Kaaitheater dan niet van dynamisch kunstencentrum tot museum?

Lieve Marianne, mocht dit de nieuwe realiteit worden, wat dan met die tientallen andere choreografen, theatermakers, performance-kunstenaars en beeldend kunstenaars van wie Kaaitheater elk seizoen werkt toont aan het publiek? Wat met die vele makers die als vaste partners coproductiesteun ontvangen? Hoe creëer je een divers en eigentijds programma als een aanzienlijk deel van de presentatiefunctie bij voorbaat ingevuld wordt door één gezelschap? Nu al is er te weinig plek om te voldoen aan de vele vragen van artiesten om in het Kaaitheater te spelen. Wat zal er dan gebeuren met onze grote zaal als platform voor jong werk uit verschillende disciplines?

De groten worden groter en solidariteit met kleinere organisaties is ver te zoeken.

Wat in dit verhaal primeert – en dat hoor je tegenwoordig op meerdere plekken in het veld – is het verkrijgen van het statuut van Vlaamse kunstinstelling. Vanuit een grote angst voor recente politieke ontwikkelingen en toenemende neoliberale beleidstendensen die de budgetten voor cultuur onzeker maken, willen grote kunsthuizen zo snel mogelijk groot, groter, grootst, eigenlijk onaantastbaar worden. Bij een erkenning als kunstinstelling horen immers hogere en vaste budgetten en een statuut dat die huizen vrijstelt van de vijfjaarlijkse beoordeling waar voor alle andere kunstorganisaties telkens weer het voortbestaan van afhangt. Niet toevallig claimden ook de drie Vlaamse stadstheaters eind maart al een erkenning als kunst-instelling. Competitiviteit steekt de kop op. (Zie De stadstheaters willen erkend worden als Vlaamse kunstinstelling, en Tom Bonte, Stadstheaters kiezen voor afzondering.) Uit angst dat de politiek ons veld de komende jaren zal inperken zoals in 2011 gebeurde in Nederland, zijn we dan maar zelf een ‘Nederlands’ scenario aan het creëren: de groten worden groter en solidariteit met kleinere organisaties is ver te zoeken.

Zo ook in het Kaaitheater: in plaats van het broodnodige debat over transitie ten gronde te voeren en vanuit onze machtspositie onze knowhow en infrastructuur in te zetten om net andere stemmen en noodzakelijke kleinere partners een forum te bieden, primeert de piste om in zee te gaan met een (al)machtige speler in het veld. A match made in heaven, gedacht vanuit consolidering en territoriumuitbreiding: twee gevestigde, witte structuren vormen samen een superinstituut – een structuur waarin ook PARTS en workspacebrussels opgenomen zouden worden, klinkt het overigens.

Deze op handen zijnde keuze reikt verder dan alleen het Kaaitheater.

In plaats van meer samen te werken met jongere organisaties waarvan we kunnen leren, die expertises te delen hebben die ons als huis ethisch en sociaal dichter bij de maatschappelijke realiteit van een stad als Brussel kunnen brengen, wordt een verbond gesmeed dat ons enkel verder van die realiteit weg leidt. Welke meerwaarde heeft zo’n samenwerking? En hoe verantwoord je die in godsnaam naar het veld toe? Deze op handen zijnde keuze reikt immers verder dan alleen het Kaaitheater. Als de Vlaamse podiumkunsten hun grote internationale uitstraling ergens aan te danken hebben, dan wel aan de flexibele wisselwerking tussen vele kleine en middelgrote spelers, en het ontbreken van een overgestructureerd centrum.

Het werk van Anne Teresa De Keersmaeker hoort bij de ontstaansgeschiedenis van het Kaaitheater, zo wordt geredeneerd. Dat klopt natuurlijk, maar die geschiedenis nu gebruiken om een samenwerking te legitimeren is net in tegenspraak met wat dit huis, in meerdere gedaantes, steeds heeft pogen te zijn. Door de jaren heeft het Kaaitheater immers grondige veranderingen doorstaan. Van festival werd het een vaste structuur, van de Kaaistudio’s ging het naar de grote zaal, van productiestructuur kwam de nadruk op presentatie te liggen. Toch trachtte het huis, met vallen en opstaan, trouw te blijven aan zijn core business, aan het evenwicht tussen theater, dans en performance dat zijn DNA uitmaakt, aan zijn interessante tussenpositie in het veld en aan de vele kunstenaars waarvan de verscheidenheid de kern van de organisatie mee hebben gevormd.

Bij veel van die veranderingen stelde jij de nodige vragen, Marianne. Over hoe je als huis met de tijd mee kan blijven denken, reflecteren, experimenteren. Hoe je een brug kan slaan tussen discours en praktijk. Hoe je een relevante gesprekspartner kan zijn voor een dynamisch veld, steeds in beweging, steeds op zoek. Nu kondigt zich abrupt een fundamentele koerswijziging aan. Hoe zou jij reageren, Marianne? Wat zou jij zeggen, wat zou jij doen?

In opdracht van het Kaaitheater voer ik sinds enige tijd een onderzoek naar jouw werk en leven. In deze verwarrende dagen denk ik dan ook vaak aan jou, aan ontwikkelingen uit jouw parcours waar ik in gesprekken over te horen krijg of waarover ik lees. Begin jaren 1970 trok jij van leer tegen sociaal-politieke mistoestanden in België en koos je, tegenover de politieke elite, de kant van de arbeider. Je nam ontslag uit de KNS en dook het politieke theater in. Ongeveer tien jaar van je leven wijdde je aan de ‘rode strijd’, ingebed in de marxistische strijdcultuur in Antwerpen en Brussel. Begin jaren 1980 schaarde je je aan de kant van de jonge kunstenaars, die de weg baanden voor een radicale hervorming van de artistieke taal in dans en theater en zich organiseerden tegenover een patriarchaal en hiërarchisch ingericht veld. Je stond mee aan de wieg van het Kaaitheater en hielp vele kunstenaars – nu grote namen – in vaak precaire omstandigheden hun werk te ontwikkelen.

Hoe kunnen we met respect voor onze geschiedenis inspelen op pertinente vragen van vandaag?

Over de jaren heen zocht je telkens weer plekken op waar het artistieke veld en de samenleving elkaar raakten. Je keek en beschreef uitvoerig op welke manier kunst en samenleving onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Je wijze woorden over het podiumkunstenveld hebben dat veld mee gevormd. Ze leven door tot vandaag. Naast het belang dat je hechtte aan het ontwikkelen van een duurzaam kunstenaarsoeuvre, nam je jonge kunstenaars au sérieux en gaf je hen een plek in het discours. Je strijdlust, je nieuwsgierigheid en je ethische ingesteldheid stonden altijd op de voorgrond.

Deze en nog zovele momenten uit je parcours inspireren om heel andere lessen te trekken uit de geschiedenis en van daaruit het heden mee vorm te geven. Hoe kunnen we met respect voor onze geschiedenis inspelen op pertinente vragen van vandaag? Hoe kunnen we zoeken naar een wisselwerking tussen generaties kunstenaars en diverse disciplines? Hoe gaan we het gesprek aan met de kunstenaarsgemeenschap om de artistieke praktijk sterker op te nemen in de organisatie van ons huis? Durven we fricties te benoemen waar ze zich voordoen en meer in te zetten op inclusie, participatie en een meer realistische representatie van de stad en de wereld waarin we leven en werken?

In 1994 schreef je: ‘… een produktie leeft door haar wisselwerking, door haar publiek, door wat er ook buiten haar kader gebeurt. En rond de produktie ligt het theater en rond het theater ligt de stad en rond de stad zo ver we kunnen zien ligt de hele verdere wereld en zelfs de hemel met zijn sterren. De wanden die deze kringen met elkaar verbinden zijn van huid, ze hebben poriën, ze ademen. Soms wordt dat vergeten.’ Kunnen we dit bekende citaat van jou, Marianne, blijven citeren, lezen en herlezen, tot de inhoud ervan ons opnieuw beweegt en aanzet tot actie?

Het verlangen naar een alternatief is groot.

Deze brief is gericht aan jou, Marianne, maar tegelijk aan iedereen die betrokken is in dit verhaal. Ik schrijf je in eigen naam, maar de brief vertaalt de bezorgdheden van verschillende mensen in en rond het Kaaitheater. Het verlangen naar een alternatief is groot. Ik hoop dat we in onze zoektocht geïnspireerd mogen geraken door jouw scherpe blik en je kritische denken tegen de stroom in, om moedige beslissingen te nemen en te vechten voor een andere toekomst voor dit huis.

Veel liefs,

Esther


Lees hier de reactie van Rosas en P.A.R.T.S


Lees hier de reactie van het Kaai-bestuur


Lees hier de oproep van 275 kunstenaars en cultuurwerkers