Zes voorstellen voor de Vlaams-Nederlandse kunstensector

Door op Mon Mar 07 2016 14:15:14 GMT+0000

Op zondag 7 februari 2016, pal op de landsgrens, brachten rekto:verso en het Transitiebureau dertig culturele Vlamingen en dertig culturele Nederlanders bijeen voor het allereerste Cultuurparlement van de Lage Landen. Op basis van vijftien vooraf ingediende ideeën ontwikkelde dit tijdelijke parlement zes voorstellen voor een andere kunstensector. Lees hier het verslag en de uiteindelijke voorstellen.

Met zestig zijn ze, mooi verdeeld over twee bussen uit Amsterdam en Brussel: de Vlaamse en de Nederlandse cultuurwerkers die tegen de noen uitstappen bij Kasteel Ravenhof in Stabroek, 25 kilometer boven Antwerpen. Ravenhof ligt precies op de grens: de bussen houden halt in Nederland, het kasteel zelf ligt op Belgisch grondgebied. Even verder ijkt een grenspaal van meer dan 100 jaar oud de bevlogen intenties van dit Cultuurparlement van de Lage Landen: samen nadenken over de toekomst, over de grenzen heen. Het parlement vormt het levende orgelpunt van de samenwerking van rekto:verso en het Transitiebureau voor het Vlaams-Nederlandse zwart-wit-boek, in samenwerking met BesteBuren.

cultuurparlement_lores-210.jpgDe cultuurparlementariërs voor één dag worden verwelkomd door Anoek Nuyens en Wouter Hillaert, lees hier hun welkomrede.

Het parlement zelf wordt na soep en brood officieel geopend door theatermaker Willem de Wolf van De Koe, lees hier zijn toespraak.

Als input voor de gesprekken aan zeven tafels kon iedereen vooraf zelf ideeën indienen, download hier de ingediende voorstellen.

Bekijk hier de foto’s van Michiel Cotterink van de dag.

Het parlement sluit af met een officiële voorstelling van zeven voorstellen, als slotsom van de gesprekken, één voor elke tafel. Het tijdelijke parlement kan de voorstellen live amenderen en vervolgens per stemming aannemen, of ze verwerpen. Uiteindelijk wordt er ook gestemd over welke voorstellen prioritair verder uitgewerkt kunnen worden, bijvoorbeeld in het kader van het programma ‘Nieuwe Grond’ van het Nederlandse Theaterfestival. Hier een overzicht van de voorstellen:

1. Een scan van maatschappelijk eigenaarschap

Moeten de kunsten een betere afspiegeling vormen van de brede sociaal-maatschappelijke diversiteit? Hoe meer betrokkenheid creëren met bijvoorbeeld mensen in armoede of mensen voor wie de westerse canon niet de enige is?  Dat blijft een open vraag, en de antwoorden zijn heel verschillend voor verschillende kunstenorganisaties. Hoe zetten we stappen?

cultuurparlement_lores-152.jpgDe scan van maatschappelijk eigenaarschap wordt een vaste scan die organisaties pakweg elke drie jaar invullen. De scan bestaat uit 40-50 vragen rond maatschappelijke diversiteit (de vertegenwoordiging van alle lagen van de samenleving), en is ingedeeld in categorieën zoals ‘samenstelling bestuur’, ‘personeel’, ‘publiek’, ‘samenwerking’, ‘aanbod’…

Het invullen van de scan wordt verplicht, maar de scan zelf is geen officiële code of engagementsverklaring. Er hangt ook geen financiële tegemoetkoming of een consequentie rond subsidiëring aan vast. Bedoeling is dat organisaties de scan vooral gebruiken als een tool om voor zichzelf uit te maken hoe ze tegenover maatschappelijke diversiteit staan, en waar ze zelf eventueel extra op willen inzetten. Of de resultaten publiek gemaakt moeten worden, blijft nog een open vraag, daar zijn voor- en nadelen aan verbonden. In elk geval beslis je als organisatie zelf wat er met de resultaten van de scan gebeurt, afhankelijk van je profiel en je functie in het kunstenveld. De scan wil in de eerste plaats bewustzijn creëren.

Voor organisaties die zich extra willen laten ondersteunen of uitdagen bij het invullen van de scan, staat er een transitieteam paraat. Dat bestaat uit vertegenwoordigers van de overheid, de academische wereld en het culturele middenveld (vakbonden, ondernemers, socio-culturele verenigingen, onderwijs, …). Bij de samenstelling van dit transitieteam primeren ervaringsdeskundigen op louter theoretische experts.

Dit voorstel wordt aangenomen door het parlement.

2. Nieuwe netwerken zijn de toekomst

In de participatiemaatschappij, waarin de overheid zich terugtrekt en burgers steeds meer zelf in handen nemen, ontstaan nieuwe netwerken, ook rond de kunsten en creatieve praktijken. Hoe kan je die netwerken duurzamer en meer kwaliteitsvol maken?

cultuurparlement_lores-64.jpgTer ondersteuning van bestaande netwerken en burgerinitiatieven die zichzelf zelfredzamer willen maken, komt er een begeleidende groep van mensen die als prioritair doel hebben om mensen en netwerken aan elkaar te verbinden. Het wordt een bewegend expertise-orgaan dat zich tussen netwerken begeeft, en wederkerigheid promoot: hoe kunnen we elkaar helpen? De verbindende en bemiddelende rol van deze groep is erop gericht om netwerken tot meer zelfzorg te helpen komen. De groep wordt van overheidswege ondersteund als een steunpunt of expertisecentrum, dat ook internationale knowhow verzamelt en lokaal doorspeelt.

Een extra aspect is dat binnen deze netwerk-ondersteuning plekken van leegstand ontsloten kunnen worden: broedplaatsen waar die netwerken vorm kunnen krijgen. Op die plekken kunnen culturele actoren extra verbonden worden met sociaal werkers, jeugdwerk, allerlei vrijwilligers, … Openheid en inclusiviteit vormen belangrijke aandachtspunten. Eventuele financiering binnen deze versterkte netwerken hoeft niet altijd in geld uitgedrukt te worden, maar kan ook bouwen op complementaire natuurlijke behoeften of een alternatieve munt.

Dit voorstel wordt verworpen door het parlement, wegens nog te weinig concreet.

3. Het Nederlands-Belgisch Verbond

Hoe verbeteren we de sociaaleconomische situatie van een groeiende groep van culturele flexwerkers, waarvan onderzoek na onderzoek aantoont dat hun inkomsten en hun positie in het kunstenveld steeds precairder worden? Hoe meer collectiviteit organiseren tussen individuele kunstenaars?

cultuurparlement_lores-228.jpgHet Nederlands-Belgisch Verbond wordt een soort ‘beroepsvereniging’ voor cultuurwerkers: niet enkel kunstenaars, maar ook curatoren, dramaturgen, … Hun profiel is dat van ‘wisselende werknemers’ of flexwerkers, en dus verschillend van het klassieke werknemers-publiek van de traditionele vakbond. Het Verbond vertrekt vanuit de uitdaging: hoe maak je sociale rechten terug sexy voor flexwerkers? (‘Sexy Flexy’ zou een mooie roepnaam zijn).

Deze ‘vakbond voor flexwerkers’ zou opgebouwd kunnen worden vanuit een verbindend overleg tussen bestaande belangenbehartigers, activistische kunstenaarsgroepen (zoals State of The Arts, De Agenda, Hoogtij(d), …) en vakbonden. Het Verbond werkt vanuit zelforganisatie, wat een actief lidmaatschap impliceert. Je bent dus meer dan een slapend lid, terwijl anderen voor jou het werk opknappen. Het ‘club’-model van De Correspondent kan als voorbeeld dienen: je bent als lid geen passief ontvanger, maar iemand die graag zijn bijdrage levert aan het collectief, vanuit een gedeeld eigenaarschap.

De return voor leden is de verbetering van hun sociale zekerheid, maar het Verbond neemt ook initiatieven voor een positieve beeldvorming van kunstenaars, en zet in op een sterker netwerk tussen culturele flexwerkers: ideeënuitwisseling, vorming, communicatie, … Idealiter wordt het Verbond een vloeibaar instituut, dat zich makkelijk aanpast aan de actualiteit. Een eerste stap voor de opstart van het Nederlands-Belgisch Verbond is een onderzoek naar de verschillen tussen Nederland en België inzake sociale zekerheid. Op termijn moet het Verbond Europees mikken, maar dat is een latere stap, gezien de vele verschillende regels in verschillende EU-landen.

Dit voorstel wordt aangenomen door het parlement.

4. Het hernieuwde Solidariteitsbeginsel

Hoe raken we binnen de kunstensector tot een betere afstemming tussen ‘klein’ en ‘groot’, tussen ‘individuele kunstenaars’ en ‘vaste structuren’? Zeker in periodes waarin subsidies verdeeld worden, neemt de spanning tussen deze tegenstellingen (onnodig?) toe. Wat valt daaraan te verhelpen?

cultuurparlement_lores-236.jpgHet hernieuwde Solidariteitsprincipe is een werk- en denkmodel voor solidair denken in de hele kunstensector. In plaats van concurrentie onder artiesten wordt solidariteit en frontvorming gestimuleerd, met als beoogd resultaat: elkaar helpen in plaats van elkaar tegenwerken. Basis van het Solidariteitsprincipe is een fundamenteel idee: je beschermt elkaar, zowel organisaties als kunstenaars. Daaruit moet een evenwichtige verdeling van middelen dan als van nature volgen. Niet geld is dus de eerste insteek, wel solidariteit.

Concreet moeten er nieuwe werkmodules voor het solidariteitsbeginsel uitgewerkt worden. Eén mogelijk voorbeeld, al is het zeker niet heilig, is het Toneelhuis in Antwerpen. Het is geen productiehuis, maar een gezelschap, en brengt mensen samen als collectief. Doel van deze werkmodellen is dat organisaties en individuen minder opportunistisch gaan denken. Vertrekpunt wordt een werkgroep van vrijwilligers uit het Cultuurparlement, die met voorstellen komen die dan over de hele kunstensector worden uitgerold: kunstenaars, organisaties, publiek, …

Dit voorstel wordt aangenomen door het parlement.

5. Het publiek is tof

Hoeveel mensen kent elk van ons die aangeven dat ze wel eens vaker kunst willen zien, maar dat uiteindelijk niet doen, omdat ze niet weten waar te beginnen? En hoe vaak gebeurt het dat je als professional in de kunsten een kunstwerk of evenement ziet waarvan je vindt dat het heel goede reclame is voor de kunsten, maar maak je er toch geen reclame voor?

cultuurparlement_lores-244.jpgDe oplossing heet – dit is nog een (slechte) werktitel – Tip Tap Top: een app / mail-systeem waarmee professionals (mensen werkzaam in de kunsten) in een groep van max 30-40 persoonlijke vrienden/familieleden tweewekelijks tippen wat het beste is van de kunsten. Zij hebben die kennissenkring ooit zelf aangeschreven, en mensen hebben zich zelf aangesloten met een inlog: zij willen dus meer kunst zien, maar zien door het bos de bomen niet. Deze vrienden worden dan elke twee weken gegidst door de professionals, via een heel helder overzicht met directe linken naar waar, wanneer, tegen welke prijs de getipte werken te zien zijn, en hoe je ervoor kan reserveren… In Vlaanderen zou een link met de database van Cultuurnet de meest logische samenwerking zijn. In Nederland de Uit-Agenda?

Als zich hier 5000 professionals voor willen engageren, levert dat in principe een bereik van 200.000 potentiële ‘net-nieters’ op die meer kunstwerken gaan bekijken. Tip Tap Top is geen marketingstool, maar bouwt op persoonlijk contact en vertrouwen. Dat is een cruciaal aspect voor het welslagen ervan: de getipten kennen de tippers persoonlijk.

Vanuit de verzamelde tips in het datasysteem van Tip Tap Top organiseert zich ook een ‘pool van de parels’: die kunstwerken of artistieke initiatieven die de professionals onafhankelijk van elkaar het vaakste tippen. Deze pool van de parels vormt de basis voor twee extra uitbreidingen op Tip Tap Top:

1)    ‘een stem voor de onbekende dingen’: op het tv-programma De Wereld Draait Door (in Nederland) komt elke twee weken iemand één minuut enthousiast stem geven aan een minder bekende parel, voor het brede publiek;

2)    een pre-order systeem: uit de pool van de parels kunnen toeschouwers uit regio’s met minder aanbod via een online systeem tickets voor parels aankopen tegen de helft van de prijs. Gezelschappen, bands, beeldend kunstenaars komen dan pas optreden als er gegarandeerde afname is. Zalen zitten dan al halfvol, de rest van de zitjes wordt opgevuld met toeschouwers die wel de volle prijs betalen. Zo helpt Tip Tap Top mee aan complementaire oplossingen voor het ‘spreidingsprobleem’: het feit dat aanbod en afname door besparingen vooral buiten de grote steden niet altijd nog nauw op elkaar aansluiten. Enige voorwaarde is wel dat programmeurs hier niets slinks misbruik van gaan maken om geen risico’s meer te nemen. Het initiatief ligt bij toeschouwers.

Dit voorstel wordt aangenomen door het parlement.

6. Ruimte voor afwezigheid (tegen het infarct van het teveel)

Wat doen we aan het gevoel van heel veel cultuurwerkers dat ze helemaal vastdraaien in te veel werk? Hoe meer mentale en fysieke ruimte creëren voor vertraging in de kunsten?

cultuurparlement_lores-248.jpgWat betreft de mentale ruimte voor afwezigheid:

- **Voor de persoonlijke benadering **(wat kan je doen als individu?) gelden een paar handvaten: 1) een ‘not to do’-list tegen de ‘fear of missing out’: het enthousiast doorstrepen van alle activiteiten waar je bij had moeten zijn, maar niet zal geraken. 2) ‘ik doe niets’: wat je voortaan kan antwoorden als iemand vraagt hoe het met je gaat; 3) ‘aha, interessant’: wat je antwoordt als iemand zegt dat hij niets doet – loop niet weg, maar toon interesse in die ander; 4) ‘out of office’-dagen: twee dagen per week werk je op zich wel, maar zet je je out-of-office aan. 5) besef beter wanneer genoeg genoeg is en leer ‘nee’ zeggen; 6) haal je sim-card uit je smart phone, en vervang die door je oude Nokia, zo kan je ook niet meer ‘whatsappen’.

- **Voor de politieke benadering **(wat doen we samen?): verschillende tijdschriften en media gaan samen werken aan een positieve beeldvorming rond termen als ‘afwezigheid’, ‘uit staan’, ‘verveling’, ‘uitvallen’, ‘stilvallen’. Zij gaan er artikels en interviews over schrijven. Het is cruciaal dat we samen een taal ontwikkelen voor het gevoel dat het ok is om ‘uit te staan’. Iedereen binnen de kunsten neemt mee verantwoordelijkheid om positieve connotaties te creëren bij de term ‘afwezigheid’. We vinden ook rituelen uit: we gaan bijvoorbeeld mensen uitzwaaien die even een tijdje weggaan, en heten ze weer welkom als ze terug zijn.

Wat betreft de mentale ruimte voor afwezigheid:

  • Op scholen, in cultuurhuizen, … wordt een kamer ingericht waar bewust niets gebeurt, bijvoorbeeld voor een uitval-uur met elkaar, waar je niets doet. Kortom: een fysieke ruimte voor verveling.

Dit voorstel wordt aangenomen door het parlement.

7. De grote verzoening

Vlaanderen en Nederland bouwen op een gedeelde historische een talige traditie, maar lijken weer uiteen te drijven, ook in de kunsten. Hoe deze beide culturele ruimtes weer meer betrokken maken op elkaar?

cultuurparlement_lores-259.jpgHet Nederlandse en het Vlaamse Theaterfestival worden opnieuw één organisatie, met één jury en één selectie uit alle dans- en theatervoorstellingen in Vlaanderen en Nederland. Die selectie wordt getoond in Gent, Antwerpen, Brussel en Amsterdam. Daarnaast worden de bestaande (Nederlandse) acteursprijzen ook verruimd voor ook Vlaamse acteurs. Dat kan de dominantie van een bepaalde speelstijl bij de Nederlandse prijzen doorbreken.

Aan de selectie is verder een landelijke tournee gekoppeld, waarbij theaters uit diverse regio’s gevraagd worden om in hun kalender ruimte vrij te houden voor hun keuze uit de selectie van het Theaterfestival. Dit naar het voorbeeld van Circuit X, dat voortaan een jaarlijkse selectie van drie Vlaamse en drie Nederlandse jonge voorstellingen in beide landen laat presenteren. Net als bij Circuit X wordt elke reizende Theaterfestival-voorstelling voorzien van een nagesprek of inleiding met de makers, om het publiek in beide landen van de nodige context te voorzien.

Een eerste stap bestaat uit een oproep of een aantal artikels in rekto:verso en het Nederlandse blad Theatermaker (TM), ondertekend door dit parlement, waarmee aan dit idee extra belang gegeven wordt. Het idee van één festival wordt ook besproken op de komende festivaledities.

Dit voorstel wordt aangenomen door het parlement.

Eindstemming

Afsluitend worden de zes aangenomen voorstellen nog eens ter stemming voorgelegd aan het Cultuurparlement van de Lage Landen. Elke aanwezige kan drie stemmen verdelen over de zes voorstellen. Dit is de top drie van meest gedragen voorstellen:

1)    31 stemmen: Ruimte voor afwezigheid

2)    28 stemmen: Het hernieuwde solidariteitsprincipe

3)    27 stemmen: Het publiek is tof

cultuurparlement_lores-264.jpg