Vijftig jaar Congo in dertien vragen
Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000Blijven de talrijke Belgisch-Vlaamse visies op vijftig jaar Congolese onafhankelijkheid overeind vanuit een Congolees perspectief? Benieuwd legden we enkele terugkerende Congoverhalen voor aan professor-activist Georges Nzongola-Ntalaja. Lang voor David Van Reybrouck schreef hij zijn mythedoorprikkende Congogeschiedenis A People’s History. Zijn idee over Congo nu: ‘Een democratie zonder democraten is onmogelijk.’
De 66-jarige Nzongola-Ntalaja maakte de woelige geschiedenis van het onafhankelijke Congo van dichtbij mee. Jarenlang behoorde hij tot de inner circle van het onverzettelijke, Congolese democratie-icoon Étienne Tshisekedi. Decennialang onderzocht hij de geschiedenis van zijn land aan een hele rist Afrikaanse en Amerikaanse universiteiten. De synthese van zijn erudiete academische gespit en zijn politieke engagement verscheen in 2002 en heet voluit The Congo From Leopold to Kabila: A People’s History. Een Belgisch-Congolees tweegesprek.
De herinneringen aan vijftig jaar onafhankelijk Congo glijden in België steevast af tot een discussie over de zin en onzin van Belgisch-Congo, de 'modelkolonie'. Congo-expert Filip Reyntjens nam dat begrip weer onbeschroomd in de mond in Humo. In hoeverre klopt dat 'modelkolonie'-discours?
'Heel wat oudere Congolezen mijmeren nogal melancholisch over het geordende leven in de koloniale tijd, maar er zijn maar weinigen die voor dat verhaal enig begrip kunnen opbrengen. Ikzelf ook niet. Een centraal punt in de “modelkolonie”-these is de medische verzorging. Die was zonder twijfel goed uitgebouwd, maar dat gebeurde toch vooral om de productiviteit van de Congolezen te verhogen. De sociale dienstverlening van de Belgen diende prioritair de eigen interesses en niet die van de Congolezen. Het wordt dan ook hoog tijd dat de Belgen de koloniale periode iets realistischer beoordelen, namelijk als een systeem van economische uitbuiting en van politieke en culturele onderdrukking. Het werd in stand gehouden door zowel de koloniale staat, de grote bedrijven als de Kerk.'
Als Belgische kenners het koloniale systeem kritisch onder de loep nemen, gebeurt dat steevast met het wat vage predicaat 'paternalistisch'. Wat verstaat u daaronder?
'Voor mij verwijst het naar de arrogantie van het “platonische” koloniale systeem van de Belgen. De Britse historicus Thomas Hodgkin gebruikte dat begrip om aan te tonen dat de koloniale Belgen zich gedroegen als superieure filosofen-koningen, die hun inferieure Congolese subject-kinderen wilden civiliseren. Die filosofie mondde uit in de verregaande negatie van de menselijkheid van de Congolezen. Ze rechtvaardigde zowat elk onrecht: de beenharde represailles tegen elke vorm van Congolese oppositie, de racistische beledigingen, de structurele dwangarbeid, de arbitraire koloniale ambtenaren, het blijvende gebruik van de chicotte (de zweep uit nijlpaardenhuid). De koloniale staat was dus gewoon een systeem van georganiseerd geweld en kreeg door heel wat Congolezen terecht het etiket “bula matari” (de rotsenbrekers) opgekleefd.’
Vlaamse schoolboeken suggereren tot op vandaag dat de onafhankelijkheid in 1960 met veel goodwill werd 'verleend' aan een ontevreden elitegroep van évolués. Speelde het gewone volk dan werkelijk geen noemenswaardige rol, zoals VRT-journalist Peter Verlinden beweerde in Phara?
'Toen Jef Van Bilsen in 1956 zijn beroemde dertigjarenplan voor de emancipatie van Congo en Rwanda-Urundi openbaar maakte, reageerde het Belgische establishment met afschuw. Het lijkt weinig plausibel dat datzelfde establishment haar mening vier jaar later in een bui van verlichting zo grondig herzien had dat het de onafhankelijkheid zomaar 'verleende'.Zonder de actieve weerstand van het Congolese volk en haar alliantie met de évolués zou er gewoon nooit sprake zijn geweest van onafhankelijkheid. Het jaar 1959 was daarin een sleutelmoment, met de revoltes in Kinshasa en de succesvolle boycot van de verkiezingen. Tegen het einde van dat jaar was de koloniale administratie de controle over grote delen van het Congolese territorium helemaal kwijt.'
© Nicolas Marichal
Nog een klassieker in de Belgische vertogen: de Congolese leiders eisten te snel de onafhankelijkheid. Zo moest het land zichzelf bestieren met een handvol slecht opgeleide amateurs, wat vanzelf leidde tot burgeroorlogen, muiterijen en staatsgrepen.
'Het is waar dat er een schrijnend gebrek was aan goed opgeleide Congolese elites.Maar dat was niet de enige reden voor de ellende. Zo mag je niet over het hoofd zien dat de toenmalige Belgische generaal Emile Janssens het Congolese leger tot muiterij provoceerde, door zijn Congolese troepen doodleuk mee te delen dat er na de onafhankelijkheid niets zou veranderen in het leger: “voor de onafhankelijkheid = na de onafhankelijkheid” schreef hij op het bord van hun kazerne. Negeer ook niet dat de problemen structureel van aard waren. Zoals bij heel wat dekoloniseringen werd de koloniale elite vervangen door een Afrikaanse. De economische pijler van de koloniale maatschappij – een exporteconomie die voor de meeste Congolezen resulteerde in armoede, ongelijkheid en sociale uitsluiting – bleef grotendeels intact. Het was die continuïteit tussen de koloniale en de postkoloniale toestand in Congo die voor een enorme ontnuchtering en heel wat spanningen zorgde.'
De geschiedenis van Congo na 1960 draait in België rond drie namen: Lumumba, Mobutu en de Kabila’s. Was Lumumba werkelijk een omhooggevallen populist die onvermijdelijk de 'zoveelste banale, corrupte Afrikaanse dictator' zou worden, zoals Reyntjens stelde in Humo?
'Patrice Lumumba was zeker de belangrijkste leider van de onafhankelijkheidsbeweging: zijn Mouvement National Congolais-Lumumba was de enige partij die overal in het land werd gesteund. Zijn kracht was ongetwijfeld zijn retorische begaafdheid, maar dat maakte van hem nog geen platte populist. In tegenstelling tot de andere Congolese politici bezat Lumumba namelijk een alomvattende toekomstvisie voor een welvarend Congo. Vandaag is hij nog steeds een nationale held. Zijn ideeën over nationale eenheid, zelfredzaamheid en pan-Afrikaanse solidariteit blijven invloed hebben op de politieke en intellectuele elites. Ik twijfel er niet aan dat hij een leider geworden zou zijn alsde visionaire Tanzaniaanse president Julius Nyerere.'
Tegelijk zong Lumumba het maar enkele maanden uit. Waar schoot hij tekort?
'Lumumba heeft fouten gemaakt. Nefast was zijn grote vertrouwen in zijn generaal Joseph-Désiré Mobutu, die hem dankzij de steun van België, de Verenigde Staten en enkele VN-officials politiek en lichamelijk kon liquideren. Ook zijn steun voor een van de strijdende partijen tijdens de onrusten in Kasaï was verkeerd. Vooral het feit dat het Congolese leger er massaal Luba ombracht brak Lumumba zuur op. Het gaf president Joseph Kasavubu een voorwendsel om hem uit zijn ambt te ontzetten, ook al had hij nog steeds de meerderheid van het parlement achter zich. Maar dat Lumumba het niet lang volhield, ligt volgens mij minder aan zijn eigen tekortkomingen dan aan de anti-Lumumba alliantie bij politici en militairen: de “nieuwe blanken”, zoals ze in Congo werden genoemd, omdat ze werden gesteund door het Westen. Tshombe, Kolonji, Kasavubu en Mobutu maakten er deel van uit.'
De tweede naam is gevallen: Mobutu. Bij heel wat Belgische Congokenners heerst het unanieme beeld van 'kleptocraat', 'megalomaan', 'manipulator' en 'dictator'. Terecht?
'Mobutu werd er in “A New King for the Congo”, een artikel van V.S. Naipaul voor The New York Review of Books van 1975, terecht van beschuldigd Leopold II te imiteren. Ook Mobutu leerde namelijk nooit een onderscheid te maken tussen zijn eigen bezit en dat van de staat. Hij schonk staatsbezit weg aan de lopende band: villa's werden per presidentiële brief aan trouwe Mobutisten toegewezen, kleine en middelgrote buitenlandse bedrijven werden geconfisqueerd tijdens de Zaïrisering van de economie in de jaren 1970 en ga zo maar door. Mobutu was gewoon vol van zichzelf. De unilaterale verandering van de naam 'Congo' in 'Zaïre' toont niet alleen wat voor een hoge dunk de man van zichzelf had, maar ook hoezeer hij Congo als zijn eigen speeltuin beschouwde. Mobutu's kleptocratie en megalomanie maakten zelfs zijn buitenlandse geldschieters nerveus. Ze stelden de Congolese centrale bank en het ministerie van Financiën onder curatele om een beter economisch beleid af te dwingen. Tevergeefs. Mobutu ruïneerde Congo volledig.’
Volgens VUB-historicus Guy Vanthemsche kon Mobutu nauwelijks overleven zonder de militaire, financiële en logistieke hulp van het Westen. Was hij een 'marionet'?
'Volgens de voormalige Franse diplomaat Eric Rouleau ondersteunden westerse machthebbers tijdens de Koude Oorlog vooral Afrikaanse leiders zonder een noemenswaardige politieke basis aan wie ze hun beleid zouden moeten verantwoorden. Dat was decennialang het geval in Congo. Mobutu kon in 1965 nog wel rekenen op de steun van heel wat Congolezen, door zijn nationalistische retoriek en omdat zijn staatsgreep na jarenlange instabiliteit weer orde op zaken stelde. Maar uiteindelijk had hij geen brede populaire ondersteuning. Zijn prowesterse, op export gebaseerde eenpartijstaat overleefde dankzij de manipulatie van de publieke opinie, het geweld van zijn beruchte Pretoriaanse garde en de enorme geldmiddelen uit binnen- en buitenland die hij zich schaamteloos toe-eigende. Zo kon hij het zich permitteren om zich van zijn onderdanen geen bal aan te trekken en naar de pijpen en grillen van buitenlandse mogendheden te dansen. En niet alleen van de westerse landen! Mobutu was sluw genoeg om steun te zoeken bij voormalige communistische regimes die niet zo sterk van Moskou afhingen, zoals China, Noord-Korea en Roemenië. Toen het IJzeren Gordijn viel, was Mobutu's lot dan ook bezegeld: de westerse mogendheden hadden hem niet meer nodig voor hun Koude Oorlog en de Oostbloklanden waren aan het imploderen.'
De derde naam dan maar: Kabila, ofwel Laurent-Désiré en diens zoon Joseph. Het tienjarige conflict van de oude Kabila met zijn ex-bondgenoten uit Rwanda en Uganda werd door de voormalige Amerikaanse viceminister voor Afrikaanse Zaken, Susan Rice, ooit betiteld als de 'eerste Afrikaanse wereldoorlog'. Een correct label?
'Helemaal niet. Laurent Kabila werd in het conflict slechts ondersteund door een handvol landen: Angola, Zimbabwe, Namibië en Tsjaad. Dat maakt van het conflict toch lang geen algemene Afrikaanse oorlog of een landenoverstijgend etnisch conflict? Bovendien beperkte het slachtveld zich voornamelijk tot Noord-Oost-Congo. Hoewel er vanuit Rwanda nog steeds oorlogspartijen opduiken die beweren etnische groepen te willen beschermen, draait het conflict bijna uitsluitend om de controle van de grondstoffen. De term “eerste Afrikaanse wereldoorlog” is dan ook een ideologische constructie die het criminele gedrag van Rwanda en Uganda verdoezelt. Bovendien maskeert de term de kern van het conflict: het terrorisme tegen de gewone Congolezen. Het seksuele geweld tegen vrouwen en kinderen is daar een belangrijk voorbeeld van, net als het verdrijven van hele dorpen naar de jungle, waar honderdduizenden Congolezen omkwamen door honger, ziekte, insecten en wilde dieren.'
Joseph Kabila nam na de mysterieuze moord op zijn vader in 2001 het roer over en leidde het land in een overgangsregering naar de verkiezingen van 2006. Desondanks lusten heel wat Belgische politici hem rauw. Karel De Gucht beticht Kabila stelselmatig van corruptie en slecht bestuur. Terecht?
‘Joseph Kabila’s regime is ongemeen zwak en nauwelijks in staat om de vele problemen van het land adequaat aan te pakken. In plaats van een sterke staat met sterke instituties op te bouwen, is het vooral geïnteresseerd in zolang mogelijk aan de macht blijven. Ook onder Joseph Kabila blijft het Mobutisme springlevend. Net zoals onder zijn vader, voor wie corrupt en onverantwoordelijk staatsmanagement schering en inslag waren. Kabila senior huurde zelfs de voormalige propagandachef van Mobutu, Dominique Sakombi Inongo, in als communicatieadviseur. Vandaag is een man die jarenlang Mobutu-premier was, Léon Kengo wa Dongo, senaatsvoorzitter, en maken talrijke andere Mobutisten weer deel uit van de regering, de legislatuur en de heersende partij. Ze zijn een belangrijke macht in het land: ze weten hoe het systeem werkt, want ze hebben het zelf tot stand gebracht. En ze beschikken over veel geld. Ze schrikken er niet voor terug hun mandaten te kopen. Hun systeem is door en door corrupt.'
De Congolese civiele maatschappij is bij heel wat Congo-experten hooguit goed voor een voetnoot of twee, ondanks een paar opmerkelijke moments de gloire als de Soevereine Nationale Conferentie in 1991-1992. Waarom kwijnden de democratiseringsprocessen toch steeds weer weg in Congo, zelfs toen het Mobutu-regime op sterven na dood was?
'Het CNS slaagde niet in een vreedzame overgang naar een democratisch bewind omdat de democratische oppositie onvolwassen was. En omdat Mobutu – ondanks zijn politieke zwakte – het proces bemoeilijkte. Ook het gebrek aan steun van de internationale gemeenschap speelde de democratische beweging parten. Toen in 1992 de 2842 leden van de CNS de naam van Zaïre in 'Congo' veranderden, besloot de internationale gemeenschap die beslissing te negeren. Vijf jaar later aanvaardde ze plots wel een nieuwe naam toen Laurent Kabila met één pennentrek de Democratische Republiek Congo boven de doopvont hield. Waarom was Kabila's autocratische handeling legitiem en die van het democratische CNS niet?'
Étienne Tshisekedi, toch een boegbeeld van de democratische beweging, legde voor een democraat een wel erg merkwaardig parcours af: Mobutu-minister in de jaren 1960, radicale anti-Mobutuactivist in de jaren 1980, Mobutu-premier in de jaren 1990 en boycotter van de Kabila-verkiezingen in 2006. Als hij de democratische krachten in Congo belichaamt, zijn we dan niet veraf van een stabiele, liberale democratie?
'Democratie zonder democraten is onmogelijk. De meeste Congolese politici, inclusief vele activisten in het middenveld, zijn geïnteresseerd in postjes en nauwelijks in een bestendig democratisch bestuur. Toch blijven Tshisekedi en heel wat van zijn UDPS-aanhangers voor mij bewonderenswaardige uitzonderingen. Ondanks heel wat intimidaties en bedreigingen door de Mobutu- en Kabila-regimes bleef Tshisekedi de corruptie openlijk bekritiseren. Af en toe dachten vele Congolezen zelfs dat hij zijn verstand verloren had, zo ging hij tekeer voor radicale verandering. Alleen hypothekeerde hij de toekomst van de democratische beweging in zijn korte periode als Mobutu-premier in de jaren 1990 – op vraag van het CNS trouwens. Het idee dat de macht tussen Mobutu en Tshisekedi gedeeld zou moeten worden, ondermijnde de basisprincipes van het politieke fatsoen in naam van vrede en stabiliteit. Het resulteerde alvast in de triomf van het politieke opportunisme bij heel wat democraten.'
Het onafhankelijke Congo is vijftig jaar oud en verkeert in een behoorlijk slechte staat. Zijn er ondanks alles redenen om hoopvol te zijn, zoals ex-VRT journalist Walter Zinzen suggereerde in zijn bijdrage 'Het Congo van de hoop' in De Standaard?
'De uitdagingen zijn niet min: er moeten efficiënte overheidsinstanties worden opgebouwd en de wetteloosheid, het seksueel geweld en de plundering van de grondstoffen moeten worden aangepakt. Maar ik blijf hoopvol. De democratische beweging is wel verzwakt, maar niet van de kaart geveegd. Ook het UDPS van Tshisekedi zal in de volgende verkiezingen niet meer passief toekijken. Maar het meest hoopgevend vind ik de gewone Congolezen, zowel in Congo als in de diaspora. Zij hebben enorm veel doorzettingsvermogen getoond in hun engagement voor nationale eenheid en verbeterde levensomstandigheden.Hun engagement spiegelt Lumumba's visie op een welvarende toekomst voor Congo. Om maar te zeggen: Lumumba's ideeën zijn nog steeds springlevend.'
Georges Nzongola-Ntalaja, The Congo From Leopold to Kabila: A People's History, Londong: Zed Books 2002.