Programmatorenpraktijken #11: Feedback geven

Door Michiel Vandevelde, op Fri Nov 28 2025 09:10:00 GMT+0000

Programmatoren en curatoren zijn er vaak opvallend slecht in: feedback geven. Ook programmator Michiel Vandevelde heeft er moeite mee, zeker als het gaat om negatieve kritiek. Waarom is het voor velen zo moeilijk om helder en eerlijk te beschrijven waarom iets (niet) werkt? Als kunstenaar wil Michiel vooral weten wat collega’s écht denken: ‘Een vriendelijke glimlach en een weinigzeggend ‘“proficiat met je voorstelling’” voelt voor mij ondertussen als een agressievere vorm van (non-)feedback dan als een oprechte reactie.’

Niet alleen als programmator, maar ook als kunstenaar is het zoeken: Wat verwacht je nu eigenlijk van de gevraagde feedback? Op sommige momenten in een artistiek proces kun je bijna voorspellen welke opmerkingen er zullen komen, omdat je zelf de manco’s ook wel ziet. Op andere momenten kan kritiek werkelijk verrassend zijn en iets nieuws toevoegen aan een creatie. Ook op emotioneel vlak varieert de impact van kritiek: de ene keer gieren de zenuwen door je lijf en is elke vorm van feedback maar moeilijk te verdragen, de andere keer kan je er gewoonweg niet genoeg van krijgen.

Feedback geven voelt vaak bureaucratisch aan, alsof je een ambtenaar bent die een checklist afvinkt.

Er bestaan natuurlijk talloze manieren van feedback geven. Een tiental jaar geleden was ik haast geobsedeerd om de juiste feedbackmethode te vinden. Ik stelde toen een lijst samen met verschillende vormen die ik al doende van anderen had geleerd en naar mijn hand zette. Een feedbackspel met kaarten, schriftelijke feedbackvormen, een imitatiespel, feedback in vraagvorm, een methode voor publieksfeedback, noem maar op. De bekendste feedbackmethode in de podiumkunstensector is de ‘DasArts Feedback Method’. Je kanaliseert je emoties via heldere, vaste zinsneden, waardoor er een speelse afstand ontstaat tussen de persoon die feedback geeft en het desbetreffende oordeel. Zo is er bijvoorbeeld een ronde met bevestigende feedback waarbij je steeds de zin ‘Wat er werkt voor mij is …’ gebruikt. Dan volgt een ronde waarin je verschillende perspectieven aanneemt, met de invulzin ‘Als een … heb ik nood aan …’.

Ook al zijn er dus diverse nuttige feedbackmethoden, toch voelen ze vaak bureaucratisch aan, alsof je een ambtenaar bent die een checklist afvinkt. Soms wil je alle formaliteiten gewoon aan de kant schuiven en een veel directere, eerlijkere vorm van feedback geven beoefenen.

Daarmee begon ik een aantal jaar geleden. Of iets nu goed of slecht was, ik had me voorgenomen het zo onomwonden mogelijk te zeggen, vanuit de idee dat die oprechtheid een waardevol geschenk is. Eerlijkheid wordt vaak verward met een eenzijdig en stellig ‘zeggen-waar-het-op-staat’. Maar bij de eerlijkheid die ik bedoel, plaats je jezelf in een kwetsbare positie omdat het een zekere moed vergt om oprecht te zijn. Vaak is het immers gemakkelijker om te veinzen. Radicale eerlijkheid kan ook (micro-)conflicten veroorzaken, maar die kunnen dan weer verandering provoceren of een gedachtegang opnieuw openen. Tegelijkertijd is het natuurlijk vermoeiend om voortdurend potentiële micro-conflicten uit te lokken. En bovendien zitten lang niet alle kunstenaars op eerlijkheid te wachten, zo ontdekte ik.

In de kunstensector zijn we bedreven in het diplomatisch rond de pot draaien, maar ik wil eigenlijk gewoon weten wat iemand denkt.

Zelf verlang ik er alleszins naar dat collega’s eerlijk tegen mij zijn. In de kunstensector zijn we bedreven in het diplomatisch rond de pot draaien, maar ik wil eigenlijk gewoon weten wat iemand denkt. In dat licht herinner ik me een negatief feedbackgesprek met een festivaldirecteur na een toonmoment van een work in progress. Het gesprek irriteerde me mateloos, alles was namelijk slecht: de kostuums waren lelijk, het licht was vervelend, de spelers stonden te ver van hun onderwerp af, de muziek was slecht gemixt. In de dagen die volgden was ik erg boos vanwege de onconstructieve feedbackstijl, maar in plaats van te vervallen in een verongelijkte, defensieve houding, motiveerde de feedback me net om de voorstelling met een heel nieuwe blik te benaderen en het artistieke proces weer deels te openen. Het werd een van mijn betere voorstellingen.

Doordat die persoon botweg zei hoe hij de voorstelling had ervaren, gaf hij me iets waartoe ik me kon verhouden. Ik was het niet eens met zijn kritiek, maar hij daagde me wel uit om mijn positie te herbekijken en die zorgvuldiger te definiëren. Wat vind ik belangrijk, hoe breng ik dat naar voren in het artistieke resultaat, en wat kan de schop op?

Het is net daar waaraan het bij veel programmatoren schort: slechts weinigen durven zich rechtstreeks uit te spreken over het artistieke resultaat. Achter de rug van de kunstenaar om wel natuurlijk. Een vriendelijke glimlach en een weinigzeggend ‘proficiat met je voorstelling’ voelt voor mij ondertussen als een veel agressievere vorm van (non-)feedback dan als een oprechte reactie.

Uiteraard kan negatieve feedback een kunstenaar ook erg kwetsen − daar heb ik me ook al schuldig aan gemaakt. Het gaat dan vaak over de gehanteerde stijl die verkeerd binnenkomt. Die ervaring heeft er evenwel niet toe geleid dat ik voortaan niet meer eerlijk wil zijn, maar wel dat ik aan mede-kunstenaars eerst vraag wat ze precies van mijn feedback verwachten. Waar staat de kunstenaar in het artistieke proces en wat kan die persoon op dat moment (emotioneel) dragen?

Het probleem van een feedbackgesprek is vaak de asymmetrische machtspositie tussen een programmator of curator enerzijds en een kunstenaar anderzijds. Of je het nu wil of niet, woorden wegen zwaarder door door de positie die je bekleedt. Als je echter eerst afspraken maakt rond bepaalde verwachtingen en de manier van feedback geven, wordt er potentieel een gelijk speelveld gecreëerd. Het zorgt ervoor dat gesprekken minder algemeen en gestandaardiseerd aanvoelen, en meer op maat zijn van de kunstenaar en diens emotionele draagkracht.