Programmatoren praktijken #9: Kunstprijzen

Door Michiel Vandevelde, op Thu Oct 02 2025 10:01:00 GMT+0000

Kunstprijzen zijn de laatste jaren aan een opmars bezig. Naast de Ultima’s, een initiatief van de Vlaamse overheid, worden sinds kort ook sectorprijzen voor de podiumkunsten uitgereikt tijdens het Theaterfestival. Maar veel kunstenaars, vooral in de beeldende kunst, zijn kritisch voor die prijzencultuur. Kunnen we erkenning ook op een andere manier organiseren dan in de vorm van winnen of verliezen?

In 2017 schreven de genomineerden voor de prestigieuze Duitse Preis der Nationalgalerie een open brief. Sol Calero, Iman Issa, Jumana Manna en Agnieszka Polska hekelden niet alleen hun precaire arbeidsvoorwaarden, maar ook het competitieve karakter van de prijs: ‘The award does not need to be structured in a manner that implies a sense of competition between people who are not in fact competing. Structuring it in this manner results in the fabrication of obstacles to solidarity, collectivity and mutual support among artists.’ Sinds 2024 ontvangt niet langer één winnaar uit de vier genomineerden de Preis der Nationalgalerie, maar worden alle genomineerden gehonoreerd. Een late reactie op de kritiek uit 2017, maar beter laat dan nooit.

Is het gezond om systemen te creëren waarin kunstenaars voortdurend in wedstrijdmodus zitten?

Twee jaar na die open brief gingen de vier genomineerden van de Turner Prize, Lawrence Abu Hamdan, Helen Cammock, Oscar Murillo en Tai Shani, een stap verder. Zij weigerden de prijs afzonderlijk te aanvaarden en besloten hem enkel gezamenlijk in ontvangst te nemen. Samen met de jury brachten ze een statement uit: ‘At this time of political crisis in Britain and much of the world, when there is already so much that divides and isolates people and communities, we feel strongly motivated to use the occasion of the Prize to make a collective statement in the name of commonality, multiplicity and solidarity – in art as in society.

Ook in België was er in 2019 een poging om een prijs te collectiviseren. De genomineerden van de Belgian Art Prize 2020, Agentschap, Jacqueline Mesmaeker, Joëlle Tuerlinckx, Saddie Choua en Sammy Baloji, stelden voor om het prijzengeld onder de vijf genomineerden te verdelen in plaats van het naar één winnaar te laten gaan. De organisatie weigerde en schrapte prompt de prijs.

Erkenning krijgen en geven is een menselijke behoefte. Maar zijn prijzen daarvoor de juiste weg? Dient een inflatie van prijzen het kunstenveld werkelijk? Is het gezond om systemen te creëren waarin kunstenaars voortdurend in wedstrijdmodus zitten? Waarin niet het werk maar de onderscheiding centraal staat? Wat met kunstenaars wier werk experimenteler is, die minder netwerken, of simpelweg niet passen bij de heersende smaak? Duwen cultuurprijzen hen nog meer naar de marge?

Prijzen creëren een norm, en precies die normering staat haaks op het idee van kunst maken.

Prijzen creëren een norm, en precies die normering staat haaks op het idee van kunst maken. Prijzen zijn het zichtbare bewijs van ‘succes’. Maar succes in de kunst is geen objectief gegeven. Het is subjectief, tijdsgebonden en politiek geladen. Voor wie zijn de prijzen er dan werkelijk? Voor de kunstenaars? Het publiek? Of vooral voor de instituties en overheden die ermee kunnen uitpakken en zo beweren dat ze ‘hun’ kunstenaars belangrijk vinden?

Opmerkelijk is dat de nieuwe sectorprijzen voor de Vlaamse podiumkunsten voortvloeit uit de Acteursgilde, en dus uit een initiatief van kunstenaars zelf. Hebben kunstenaars de competitieve logica zo geïnternaliseerd dat ze zich geen andere vormen van erkenning meer kunnen voorstellen? Of is het antwoord cynischer: kunstenaars vechten al om de kruimels, dus organiseren ze zelf maar grote momenten van zichtbaarheid. In dat licht zijn de prijzen vooral een symptoom van diepe frustratie. Kunstenaars worden pas gezien als ze zichzelf (door anderen) als succesvol laten afficheren. De koek wordt steeds kleiner, en prijzen functioneren dan als een zoethouder. Ze voeden de hoop dat men ooit zelf in de spotlights komt te staan.

De koek wordt steeds kleiner, en prijzen functioneren dan als een zoethouder.

Ik begrijp waar de drang naar prijzen vandaan komt, maar toch mag die hele prijzencultuur voor mij op de schop. Wat ik wél wil zien, zijn ceremonies waarin politici kunstenaars uitvoerig bedanken voor hun bijdrage aan het culturele leven. Ceremonies waarin kunstwerkers kunstenaars bedanken omdat ze hun werk verschaffen. Ceremonies waarin kunstenaars het publiek, de critici en de kunstwerkers bedanken voor hun steun. En als al die ceremonies achter de rug zijn, hoop ik op een breed gedragen cultuur van respect voor wie kunst maakt of voor het kunstwerk zelf. Dan hebben we geen prijzen meer nodig die de narcistische trekken van mensen versterken.