Prikkelpotlood

Door Linde Nuyts, op Fri Jul 30 2021 22:00:00 GMT+0000

In de reeks 'Getuigenissen van het kunstenfront' vertellen vijf kunstenaars hoe beperking hun creatieve doen en laten beïnvloedt.

Drie jaar geleden werd ik wakker in een gele kamer. Het was er best gezellig, er zaten lieve familie en vrienden rondom me. Ze gedroegen zich bezorgd, alsof er van alles aan de hand was. Ik snapte hun probleem niet, het was er toch goed. Ik had wel veel hoofdpijn. En het eten kon beter. Na een tijd begreep ik dat er een vrachtwagen tegen me was gereden, met lichte hersenschade tot gevolg. Ik vond het onnodige drukdoenerij. Toen bleek dat mensen soms dagelijks douchten, wat ik bij mijn eerste zelfstandige poging daartoe (na mijn verblijf van twee weken in het ziekenhuis) een onmenselijke inspanning vond (laat staan haren kammen), moest ik erkennen dat er iets aan de hand was.

De voorbije drie jaar heb ik me met vallen en opstaan behoorlijk kunnen integreren in de wereld van ‘normale’ mensen.

De superkrachten van ‘normale mensen’ bleven me de daaropvolgende weken verbazen. Ze konden probleemloos lange tijd blijven zitten in ruimtes vol sprekende mensen. In nog grotere, lawaaierige, felverlichte ruimtes konden ze zonder veel moeite de benodigde producten onderscheiden uit een gigantisch aanbod. Sommigen konden die boodschappen vervolgens omtoveren tot een ingewikkeld, lekker gerecht. Dit gerecht moest ik dan proberen op te eten zonder in te storten door de overprikkelende combinatie van smaak, geur en gebabbel van mijn disgenoten. Het verbluffendste: dit alles deden ze in hun ‘vrije’ tijd, na een volledige dag gewerkt te hebben.

De voorbije drie jaar heb ik me met vallen en opstaan behoorlijk kunnen integreren in de wereld van ‘normale’ mensen (ze bleken niet allen even normaal, best geruststellend).

Deze integratie verliep met behulp van, en ondanks, de gezondheidszorg. ‘In België zijn we vaak best positief over onze gezondheidszorg – tot we ernstig ziek worden’ (de eerste zin op de achterflap van Goed ziek – hoe we onze gezondheidszorg veel beter kunnen maken – een aanrader!). Ook ik was best positief over onze zorg, tot ik erop botste (pun intended). Toen ik daar in m’n gele kamertje begon in te zien dat er een kloof gaapte tussen mezelf en de normale mensen, was ik er wel gerust op: het goed uitgeruste Belgische zorgsysteem zou me opvangen. Maar er was meer systeem dan zorg.

Dat een verkeersslachtoffer door bergen administratie en bewijsnoden nog dieper in de put geduwd wordt, is geen pech, maar institutioneel onrecht.

In het eerste half jaar kwam ik nauwelijks aan mijn doctoraat toe, door cognitieve problemen maar evengoed door de administratieve overlast die het ongeval met zich meebracht. Ik moest zelf goede medische specialisten zoeken en coördineren, een kluwen van verzekeringen, rechtsbijstand en advocaten ontwarren om alles terugbetaald te krijgen, met het ziekenfonds communiceren, een statuut voor deeltijds werken creëren in een job waar dat statuut ontbreekt en telkens opnieuw, nogal vernederend, mijn letsels bewijzen aan verzekeringsambtenaren die worden betaald om mijn schade te minimaliseren.

Dat een 75-jarige truckchauffeur de zon in de ogen krijgt net wanneer ik langsrijd op m’n fietsje, is brute pech. Dat een verkeersslachtoffer door bergen administratie en bewijsnoden nog dieper in de put geduwd wordt, is geen pech, maar institutioneel onrecht.

Wanneer het me te veel wordt, teken ik nogal schetsmatig de dingen van me af. Ik teken over de pijnlijke administratieve rompslomp, over afscheid van drukkere toekomstdromen, afscheid van de vanzelfsprekende energie waarmee ik vroeger door het leven huppelde, van hot naar her reisde, op café ging, meer hobbyleraren had dan dokters. Ik teken over mijn vereenzamende jaloersheid op de vrijheid waarmee velen ronddartelen, zonder zich van dit voorrecht bewust te zijn: ze kunnen zomaar mensen ontmoeten, converseren, muziek beluisteren, een film kijken … zonder zorgvuldig energie te moeten sparen.

Ik teken de dingen therapeutisch van me af, weg uit mijn systeem.

Ik teken overprikkeling: de mentale kortsluiting, instorting, stuurloosheid die mijn bewustzijn soms dagenlang gevangen houdt wanneer m’n hersenen overbelast zijn. Ik teken de dingen therapeutisch van me af, weg uit mijn systeem: het gekke kopvoetertje waarmee ik mezelf soms voorstel mag nu mijn lasten dragen. De tekeningen bleken ook de beste manier om te delen wat er allemaal gebeurt in en rond m’n hoofd. Woorden zijn stille, gestandaardiseerde letterhopen, die pas na harde cognitieve inspanning tot leven komen, met moeite gewaarwordingen benaderen. Tekeningen spreken voor zich, als uitspattingen van mijn werkelijkheid.