Mijn dochter

Door Collectif Faire-Part, op Fri Oct 24 2025 08:18:00 GMT+0000

De rol van kersverse vader zet Nizar Saleh van Collectif Faire-Part aan het denken over het bestaan tussen twee beladen identiteiten – de Belgische en de Congolese. In een brief aan zijn dochtertje stort hij zijn hart uit over alles wat haar geboorte in hem losmaakt: de vreugde en de woede, het verlangen en de teleurstelling, het zoeken en het vinden. Tussen de poëtische beelden van regenvlagen en kleurrijk gedekte tafels in, geeft hij haar niet alleen advies maar vooral veel liefde: ‘Wees niet bang om heel te zijn’.

Mijn dochter

Wanneer je deze woorden leest, zal je geen melk meer aan je mondhoeken hebben en geen ronde gebaren meer maken die naar houvast zoeken. Vandaag ben je één jaar en drie maanden: je slaapt, je lacht, je staat … jouw wereld past in een kamer waar de regen tegen het raam praat. Ik schrijf jou, aan een tafel van eenvoudige dagen, opdat ons verhaal je bij de hand zal nemen zonder je vast te houden.

Je grootmoeder heet Congo. Daarmee bedoel ik een voorouder groter dan een stamboom, de moedergrond waaruit ik kom en die mij vergezelt in mijn stiltes. Haar handen zijn rood van de modder, haar armbanden klinken als warme regen en haar stem is een met bladeren bedekte trom. Ze heeft veel kinderen gevoed, onder wie ook België. Ik vertel het je opdat je leert zeggen wat jou gevormd heeft: een brede rivier, een grijze hemel − handpalmen die elkaar leren kennen.

Je bent hier geboren, in een gewassen licht waarin de uren dicht op elkaar leven. In je ogen heeft de regen al haar plaats gevonden. Grootmoeder Congo kijkt naar je vanuit de warme schaduw van mijn taal. Tussen jullie houd ik de draad vast, als een nederige kleermaker van een jurk die moet passen zonder te knellen. Ik naai met woorden, steek met beelden, meet met herinnering. De jurk moet soepel zijn: je zult erin dansen.

Tussen jou en grootmoeder Congo houd ik de draad vast, als een nederige kleermaker van een jurk die moet passen zonder te knellen.

Ik moet je vertellen over de twee landen die in jou wonen. België zal je de precisie van de uren bieden, de beleefdheid van regen, de trottoirs die voeten de weg wijzen, zacht uitgesproken beloftes rond warme kopjes, archieven die denken de waarheid te bezitten. Congo zal je de wijdse traagheid geven, gesprekken die over de tafel stromen, markten waar men ook met muziek onderhandelt, de lach die de longen opnieuw vult met lucht.

Ik moet je vertellen wat België grootmoeder Congo heeft aangedaan – niet om je last te verzwaren, maar om je pad te verlichten. Men heeft haar geroepen, uitgeperst, leeggehaald. Haar slapende rijkdommen werden naar de oppervlakte gelokt, zoals dieren in een val. Daar werden de gevels kaal geplukt, terwijl hier de zalen zich rijkelijk vulden. Nog altijd staan er standbeelden die uitbuiting vergoelijken. Als je langs zo’n standbeeld loopt – één dat eerbetoon en vergetelheid verwart – spreek het dan zacht toe. Zeg het dat het geheugen niet alleen een rechtbank is, maar ook een keuken waar een tafel wordt gedekt waaraan plaats genoeg is.

Men zal je vragen waar je vandaan komt. Je kan antwoorden: ‘Ik kom van een grootmoeder met een woud in haar buik en een huis van regen.’ Als men fronst, glimlach dan: mysterie is een vorm van beleefdheid in het licht van complexiteit. Men zal het over zuiverheid hebben. Glimlach dan. Zuivere stromen komen nergens aan. Grote rivieren zijn vermengd, vol, bewoond. Ze worden zee door te aanvaarden dat ze niet langer alleen zichzelf zijn. Jij bent geen optelsom van landen, jij bent een transformatie.

Ik hoor je opgroeien; je lettergrepen landen als vogels op de dag. ‘Eau’ zeg je, en alles wordt rivier. ‘Ba’, en plots vechten banaan, boot en slaapliedje voor hun plaats.

Ik hoor je opgroeien; je lettergrepen landen als vogels op de dag. ‘Eau’ zeg je, en alles wordt rivier. ‘Ba’, en plots vechten banaan, boot en slaapliedje voor hun plaats. Bewaar die vrijheid wanneer de woorden groot worden. Grote woorden nemen zichzelf graag serieus; herinner ze eraan dat ze stotterend geboren zijn. Als de woede komt, houd haar dan in toom met een lange zin. Schrijf tot er rust komt, spreek tot er adem is. De taal is een tuin waar de roofdieren uiteindelijk gaan liggen.

In die tuin hoor ik de stem van je overgrootvader. Toen ik vertrok, gaf hij me geen grote woorden, maar het gereedschap van heldere zinnen. Ik draag het nog steeds bij me: het helpt me de schors van de dagen te schrapen, en zorgen tot spaanders te snijden. Ik zal het aan jou doorgeven, in de vorm van een eenvoudige zin: ‘Wees niet bang om heel te zijn.’ ‘Heel’ betekent: breek jezelf niet in stukken om in andermans laden te passen; maak de kast groter als het moet.

Op een dag zul je misschien je grootmoeder gaan groeten. Je zult lopen in een straat waar het stof aan je sandalen kleeft, als herinnering aan de tong. Je zult gebaren herkennen die je nooit hebt geleerd, stemmen die ‘mbote’ zullen zeggen, zoals men een oude bekende verwelkomt. Je zult ontdekken dat een land niet bezocht wordt: het wordt langzaam gedronken, door het rietje van de stilte. En dan zul je hier terugkeren, en de Belgische regen zal nog preciezer lijken, alsof ze je hart gelezen heeft.

Ik kan je geen gemakkelijke wereld beloven. Ik kan je enkel mijn hand geven, mijn stem, mijn vermogen om te leren.

Ik wil je het volgende gereedschap geven. Eerst: nuance. De wereld houdt van rechte lijnen, maar het zijn de kleurschakeringen die de ogen laten rusten. Tussen ‘ja’ en ‘nee’ past een hele zin: neem die ruimte in. Dan: zachtheid. Ze rechtvaardigt niet alles, maar maakt iets mogelijk, ze opent het raam als de waarheid zweet. Zonder haar wordt de kamer onleefbaar; zelfs de rechtvaardigen raken dan buiten adem. En ten slotte: Vreugde. Ik bedoel niet louter plezier, maar dat trillen in het midden van de dag dat zegt: ‘Ondanks alles gaat het leven verder en neemt het ons bij de hand.’ Vreugde wist fouten niet uit, maar ze voorkomt wel dat wanhoop het huis zwart schildert. Als de droefheid aandringt, geef haar een stoel en open het raam. En als je valt, sta op zoals je nu doet: lachend, met een wereld in je schoot.

Ik kan je geen gemakkelijke wereld beloven. Ik kan je enkel mijn hand geven, mijn stem, mijn vermogen om te leren. Waarheid zal bij ons een zachte stem hebben, we zullen moeilijke woorden uitspreken zonder te schreeuwen, we zullen ruimte laten. En als je ooit de weg niet vindt, zullen we een lamp aansteken in plaats van een vijand te verzinnen.

De nacht wordt dikker terwijl ik schrijf. Jouw ademhaling, in de kamer hiernaast, is een onbreekbare draad die ons verbindt. Buiten aarzelt de regen, zwijgt, begint opnieuw − ik ben een nederige leerling van haar herbeginnen. Ik denk aan België: een land dat leert. Ik denk aan Congo: een rivier die stroomt, zelfs wanneer ze lijkt stil te staan; een herinnering, breed als een belofte. Tussen hen zie ik jou, een oever waar beiden rust vinden.

Wanneer je deze brief leest, zal ik er misschien niet zijn om elk beeld toe te lichten. Des te beter. Kies de beelden die je staande houden, gooi de rest weg. Bewaar alleen dit: je bent geboren tussen twee slagen van hetzelfde hart. Je grootmoeder heet Congo, België hield je vast bij je eerste kreet. Leer hen samen te spreken. Open de ramen. Dek de tafel.

Als ik deze brief onderteken, doe ik dat niet om iets af te sluiten, maar om iets te openen: een deur, een seizoen, een boek. Ik onderteken als vader, als zoon, als kleinzoon van een vrouw met ruime handen. Ik onderteken vanuit een huis van regen, waar men leert liefhebben zonder te rekenen. Slaap, groei, wandel. De weg zal haar werk doen, en jouw stappen zullen er mooi op weerklinken.

Je vader

Lees hier het Franse origineel.