Le jeune Karl Marx: Marx’ vleesgeworden Woord

Door Matthias De Groof, op Sun Oct 15 2017 22:00:00 GMT+0000

Nog geen half jaar na zijn film over James Baldwin is de Haïtiaanse filmmaker Raoul Peck terug met een biopic over de jonge Karl Marx. Hoe een film maken over iemand die enkel boeken en artikels schreef? Peck toont de worstelingen van het ‘échte leven’ waaruit zijn schrijfsels kiemden. Dat maakt van Le jeune Karl Marx niet alleen een film over Marx, maar in zekere zin ook een marxistische film.

Met Der junge Karl Marx / Le jeune Karl Marx zoomt Raoul Peck in op het engagement, de strijd, de honger en de armoede waaruit Marx’ ideeën geboren werden in aanloop naar de publicatie van het Communistisch Manifest en het revolutiejaar 1848. Voor die biografie baseerde Peck zich samen met scenarist Pascal Bonitzer voornamelijk op de briefwisseling van Karl Marx met Friedrich Engels en Jenny Marx. Omdat die brieven overlopen van passie, humor, ironie en woede, boden ze gefundenes Fressen voor uitgediepte filmpersonages.

Vooral Marx’ interactie met Pierre-Joseph Proudhon, Friedrich Engels, Wilhelm Weitling, Mikhail Bakounin, Arnold Ruge en Jenny von Westphalen spekt Pecks vertelling. Zeker die laatste vrouw, die vanaf 1843 Marx’ echtgenote werd, blijkt een drijvende kracht. Met Phroudon en Weitling daarentegen zou Marx uiteindelijk breken, wat de ideologische splitsingen zou opleveren die de socialistische beweging tot op heden kenmerken.

Peck richt zich op een publiek dat vooral de dominante Hollywood-cinema gewoon is.

Peck brengt het allemaal rechttoe rechtaan in beeld. In Le jeune Karl Marx zie je intelligente mid-twintigers tussen 1842 en 1848 samen bekvechten, plannen maken en jong zijn, tegen de historische achtergrond van de opkomende arbeidersstrijd. De rest van de geschiedenis kennen we. Met het marxisme werd een leer geboren die niet alleen een enorme politieke invloed zou hebben, maar ook de filmtheorie én hele generaties filmmakers zou blijven inspireren. Net daarom is het des te opmerkelijker dat Pecks film – naast Grigoriy Roshals Year as Life (1966) – slechts de allereerste toegankelijke biopic over Marx is.

Jenny Marx, Karl Marx en Friedrich Engels

Een rare vraag misschien, maar is Le jeune Karl Marx marxistisch? Het antwoord is één keer ‘nee’ en twee keer ‘ja’. En dat is meteen goed voor nog een andere vraag: in welke mate beantwoordt de film aan de kerngedachte die Peck deelt met Marx en met Baldwin, met name de wereld veranderen in plaats van hem louter te interpreteren? Of: from witness to agent?

Nee

Peck toont hoe Marx een theoretische fundering poogt te leveren voor de socialistische beweging, maar ook hoe hij zich verstaanbaar wil maken zonder een valse profeet te worden. Diezelfde wil om eerder theoretische ideeën toch algemeen toegankelijk te maken doet ook Peck kiezen voor een lineair historisch drama voor een breed publiek, met een verhaal dat abstracties tastbaar maakt.

Net zoals Pecks Lumumba (2000) een poging was om aan een ingebeelde 12-jarige een thema uit de doeken te doen dat Peck al veel eigenzinniger verfilmde in La mort du prophète (1991), is Le jeune Karl Marx een poging om het thema van zijn Le Profit et rien d'autre! - Or Impolite Thoughts on the Class Struggle (2001) toegankelijker uit te dragen. Peck tracht Marx’ ideeën dus verstaanbaar te maken bij een publiek dat vooral de dominante Hollywood-cinema gewoon is. Hoe je aan die specifieke verwachtingen tegemoet komt? Via compromis. Nooit op het vlak van inhoud, zegt Peck, maar wel via de vorm.

Hoewel vormelijk niet revolutionair, is de film op inhoudelijk vlak wel in lijn met het marxisme.

Die keuze voor vormelijke popularisering is op zich weinig marxistisch. Volgens de marxistische filmtheorie bestendigt de mainstreamcinema immers de bestaande sociale orde, en kan die ideologische greep enkel gebroken worden met een oppositionele cinema: met alternatieve vormen moet men de film transformeren van puur handelswaar tot een middel van sociale emancipatie. Anders dan Pecks eerdere film Le Profit et rien d'autre!, die vormelijk wél een tegenbeeld bood, kan de mainstreamvorm van zijn jongste film, aldus de theorie, nooit echt disruptief zijn.

Le jeune Karl Marx is een voorbeeld van een classic realist text: hij legt de kijker een vertelkader (een ‘metanarratie’) op dat elk mogelijk dissident perspectief uiteindelijk weerlegt en opheft. De kijker absorbeert dat dominante kader, terwijl de contradictorische meningen binnen de film van hem afglijden. Deze ‘dominant specularity’, waarin de kijker zichzelf buiten de polemiek en de geschiedenis stelt, is volgens filmtheoreticus Colin McCabe zelfs reactionair.

Zo zijn meerdere personages het op verschillende momenten in Le jeune Karl Marx oneens met de jonge Marx, maar omdat het standpunt van de film zelf samenvalt met het standpunt van Marx, is de film paradoxaal genoeg niet revolutionair. Daarvoor zou hij geen metanarratie mogen hebben, zelfs al is die marxistisch, en hadden de contradicties naast elkaar moeten blijven bestaan, om een vals bewustzijn te vermijden. Dat is hier niet het geval.

Le jeune Karl Marx

Dat wordt bijvoorbeeld heel concreet in de scène waarin een collega van vader Engels een lans breekt voor de noodzaak van lage loonlasten, omdat men anders weggeconcurreerd wordt. ‘Dat is geen dictaat van de markt’, repliceert Marx, ‘wel een keuze van de samenleving.’ En hij besluit: ‘Wat jij winst noemt, noem ik uitbuiting.’ Hoewel Marx hier onverbiddelijk een liberaal standpunt weerlegt, geeft de vorm van de film zelf het beeld van mensen die fundamenteel vrij zijn en bepaald worden door hun keuzes en beslissingen, in plaats van onderhevig te zijn aan dominante structuren die het subject en zijn bewustzijn voorafgaan. Dat zou je gerust een paradox kunnen noemen.

Ja

Hoewel vormelijk dus niet revolutionair, is de film op inhoudelijk vlak wel in lijn met het marxisme. Hij beantwoordt aan de rol die Brecht en Lukács aan kunst toewijzen: het articuleren van contradicties en de mogelijke transformatie ervan. Tegelijk schetst de film de genese van theorie als een worsteling vanuit de praktijk: Marx ontwikkelt zijn gedachtegoed in confrontatie met de reële werkelijkheid, door te handelen. Je zou zelfs kunnen stellen dat Peck de onderbouw van Marx’ theorievorming blootlegt: de historisch-materiële basis van zijn denken zelf.

Volgens het marxisme zijn ideeën immers niet de drijvende kracht achter de geschiedenis, maar gewoon een afgeleide van de tastbare productieverhoudingen. In die logica zijn dus ook Marx’ ideeën zelf – ook al blijven ze vandaag nog steeds relevant – een product van de economische omstandigheden van zijn tijd.

Spoken zijn al vaak in cinema opgedoken, maar het is in het oeuvre van Raoul Peck dat ze zich huisvesten

En die omstandigheden zijn veranderlijk, zo toont de epiloog van de film. Overlopend in de eindgeneriek krijg je daar een snelle opeenvolging van iconische archiefbeelden van de antikapitalistische strijd en zijn martelaars, waaronder de vernederde Lumumba. De beelden tonen niet hoe het marxisme een monster werd zoals in Cambodja of Rusland, wel hoe het kapitalisme steeds andere gedaantes heeft aangenomen.

Door die veranderlijkheid geldt Marx’ project als onvoltooid, en blijft het communisme een spook: het is aanwezig noch afwezig. In één scène zien we Marx, Engels en Jenny schrijven aan het Communistisch Manifest. Het woordje ‘boeman’ wordt geschrapt en vervangen door 'Gespenst' (spectre, spook). Zo wordt de eerste zin van het Communistisch Manifest geboren: ‘Een spook waart door Europa – het spook van het communisme.’

Spoken zijn al vaak in cinema opgedoken, zoals de auteur van Spectres de Marx (1993) aangeeft in Cinéma et ses fantômes (Jacques Derrida, 2001). Maar het is in het oeuvre van Raoul Peck dat ze zich huisvesten: de spoken van de Rwandese genocide in Sometimes in April (2005), die van Lumumba in La mort du prophète (1992), die van het trauma door terreur in Haitian Corner (1987) en L’homme sur les quais (1993), en nu die van Marx in Le jeune Karl Marx.

Le jeune Karl Marx

Door terug te keren naar de oorspronkelijke verbeelding van een klasseloze maatschappij en een radicale democratie legt Peck de vinger op de wonde van de onvoltooidheid van wat had kunnen zijn, maar niet is. Ondanks Fukuyama’s afkondiging van 'het einde van de geschiedenis' en de euforie van het neoliberalisme, laat Peck anachroon daarmee de communistische utopie rondspoken in zijn film: tegen de pensée unique van het huidige ‘there is no alternative’.

Ja 2

Peck is marxistisch omwille van nog een tweede reden. Hoewel men cultuur gebruikelijk tot de bovenbouw van de maatschappij rekent, behoort ze – zeker bij reproduceerbare kunsten als cinema – evengoed tot de onderbouw en tot de reële productieverhoudingen. Marx’ oproep om zich de productiemiddelen toe te eigenen door wie erdoor vervreemd worden, wordt de facto gesteund door Raoul Peck, wanneer die zegt:

We in the third world don’t have our own images, nor the instruments of it. We don’t master the storytelling, which is one of our biggest problems, until today. Only if you own your story, you can have a real place, which is what is being prevented. The only way to change this, is to gain the means of production.

Er zat er voor Peck niets anders op dan zelf nieuwe ongeziene verhalen te vertellen, vanuit de grenspositie van ‘freed slave’.

Vervreemd van zichzelf door een hegemonische westerse cinema waarmee hij zich als ‘raciale ander’ enkel negatief kon identificeren, werd hij bewust gemaakt van zijn positie dankzij figuren als James Baldwin en Karl Marx. Er zat er voor hem niets anders op dan zich de productiemiddelen zelf toe te eigenen en nieuwe ongeziene verhalen te vertellen, vanuit de grenspositie van ‘freed slave’. Het is die positie die hem – zoals de Haïtiaanse vrijheidsstrijder Toussaint Louverture – de vrijheid verschaft om, als Haïtiaan, Europa over zichzelf te laten leren, en dat op de schouders van zijn filmvoorbeelden Alexander Klüge, Chris Marker, Haile Gerima en Santiago Álvarez; en als de producent van zijn eigen films.

Als men zich de productiemiddelen van cinema eigen maakt, dan kan men zelfs die van Hollywood bemachtigen, zegt Peck, zonder daarmee noodzakelijk de dominante ideologie van kapitalisme en patriarchaat te onderschrijven. Will the master’s tools ever dismantle the master’s house?

Kies je kant en je rol

Een cruciale scène toont hoe Marx en Engels in de ‘Bond der Rechtvaardigen’ de leuze ‘All Men are Brothers’ verwerpen. Vermeend broederschap tussen de uitbuiters en de uitgebuitenen is immers het ideale recept voor vervreemding, religie en warenfetisjisme. Marx en Engels pleiten ervoor de beweging om te dopen tot de ‘Bond der Communisten’, met als nieuwe leuze ‘Proletariërs aller landen, verenigt u!’. Het is vanuit die polemiek dat de eerste proletarische beweging wordt opgericht.

Zulke scènes in Le jeune Karl Marx herinneren ons aan een cruciaal tijdsgewricht uit onze geschiedenis, zoals die wordt voortgestuwd door tegenstrijdigheden en tegenstreving. Dat Peck daarbij vooral focust op Marx’ inzicht in deze maatschappelijke antagonismen, hoeft niet te verwonderen. Ook in zijn recente film over James Baldwin, I’m not your Negro, wees hij al haarfijn het conflict aan, en verdedigde hij de noodzaak van positionering in dat conflict – al was het thema hier veeleer de ongelijkheid en de antagonismen achter het beleefde diversiteitsdenken (zie mijn reflectie over die film met Tunde Adefioye). Zowel Marx als Baldwin zijn figuren die Peck de wereld en zichzelf hebben doen begrijpen. Marx legt uit hoe onze maatschappij functioneert rond winst, ten koste van menselijkheid, moraal en cultuur. Baldwin toont hoe zich daarop ook racisme ent.

Raoul Peck

Beide films tonen maatschappelijke verbanden door – aldus Peck – ‘een stap terug te zetten’, om zo onze plaats in de geschiedenis te leren kennen. Het is een stap terug om niet in de valkuil te trappen van de door woede opgepookte ‘strijd van het moment’. Een stap terug ook om een aanloop te nemen, die de kijker moet omvormen van toeschouwer tot deelnemer.

Hoe doet Peck dat? Heel eenvoudig, door een identificatie te creëren met iemand – in casu Karl Marx – die zelf transformeert van toeschouwer tot deelnemer, door zijn klasse te verlaten, en dat niet enkel te doen met hoge woorden, maar ook in geïncarneerde daden. Peck laat dus niet enkel zien hoe de materieel-historische condities het denken van Marx mee bepalen, maar toont ook zijn autonomie ten opzichte van die condities (en misschien zelfs ook ten opzichte van de meta-narratie). Kortom, Le jeune Karl Marx gaat over de vrijheid van mensen om de rol te kiezen die men in de geschiedenis wil spelen.

Wat ontbreekt, is dat wij als individu en als collectief ageren in relatie tot wat we weten.

Het belang dat Peck aan die vrijheid hecht, is wellicht een derde noodzakelijk ingrediënt om de film als marxistisch te beschouwen. Want zonder die keuzevrijheid om zichzelf als individu te transformeren kán men de wereld niet veranderen. Als de bovenstructuur van de maatschappij – waar onder meer de theorie thuishoort – de ideologische functie heeft om de onderbouw te legitimeren, hoe kan marxisme dan überhaupt ontstaan?

Wel, Pecks marxisme toont, net als dat van Althusser, dat theorie bepaald wordt door de onderbouw, maar er niet door gedetermineerd wordt. Peck toont juist de mogelijkheid om zich tegenover elk discours te positioneren. En niet alleen in woorden, niet alleen in theorie. Alles ligt op tafel, zegt Peck: alles is duidelijk, we weten voldoende. Wat echter ontbreekt, is dat wij als individu en als collectief ageren in relatie tot wat we weten.