Kunst als ersatz: 'Underneath Which Rivers Flow'
Door Anton Jäger, op Thu May 30 2019 22:00:00 GMT+0000Eén van de meer opvallende keuzes in de pas bekendgemaakte juryselectie voor Het TheaterFestival is Underneath Which Rivers Flow. In deze expo/performance van Globe Aroma en Decoratelier Jozef Wouters, nu ook te zien binnen het Kunstenfestivaldesarts, presenteren nieuwkomers zelfgemaakte bouwsels als een utopisch beeld van zorg en vrijheid. Ontwapenend, dat zeker. Maar er is ook iets problematisch aan dit werk.
Jozef Wouters’ Underneath Which Rivers Flow is een ode aan de onvolledigheid. In navolging van Paul Valéry’s uitspraak dat ‘dat wat af is, niet gemaakt is’, liet kunstenaar-scenograaf Jozef Wouters een jaar lang nieuwkomers voorwerpen creëren in zijn Decoratelier in de Liverpoolstraat, waar ze nu in een achterliggende hangar uiteindelijk ook theatraal uitgestald worden voor publiek: een bordkartonnen slaapkamertje, een voertuig in stof, een bussel van latjes, verschillende grote bollen van recuperatiemateriaal als gevallen planeten...
Elke maandag kwam een losse groep samen om in Molenbeek te bouwen, een proces dat Wouters begeleidde op vraag van de Brusselse kunst- en ontmoetingsplaats Globe Aroma.
Met zijn open bouwproject beoogde Jozef Wouters een tegenbeweging, een schuiloord, een ‘tegenruimte’.
Die participatieve aanpak is hem niet vreemd. Naast eigen voorstellingen als Infini 1-15 en Zoological Institute en een jarenlang onderzoek als scenograaf naar nieuwe publiekstribunes, vervaardigde hij met omwonenden in de Modelwijk van Brussel of de medina van Tunis ook al maquettes van hun dromen voor de omgeving. Met een Antwerpse OKAN-school bouwde hij ooit zelfs een heus voetbalstadion op Petroleum-Zuid. Wouters blijft een door-en-door sociale maker.
Het project in Molenbeek vertrok van een beladen geschiedenis. Globe Aroma, zelf gehuisvest achter de Dansaertstraat, werd in februari 2018 opgeschrikt door een plotse politieraid, kennelijk met instemming van voormalig staatssecretaris Theo Francken.
De inval leek een bres te slaan in de muur van solidariteit die de sociaal-artistieke organisatie jarenlang had opgebouwd met nieuwkomers, vluchtelingen en mensen zonder papieren, en confronteerde de cultuurwereld met zijn status als politiek onderdaan.

Met zijn open bouwproject beoogde Wouters een tegenbeweging. In contrast met die plaats delict wilde hij een schuiloord bouwen – een ‘tegenruimte’, zoals hij het zelf stelt. Zijn pand in de Liverpoolstraat is zo’n geborgen plek, een oase van vrijheid waar zowel toeschouwer als nieuwkomer in alle rust aan reflectie en/of creatie kan doen.
Spontane sterrenkunde
‘Onvolledigheid’ is in Underneath zowel een doel als een devies. Enkele karaktertrekken van de klassieke theatervoorstelling overleven er: de toeschouwer wandelt de hangar binnen en passeert via een kassa. Daarna volgt een korte introductie in de foyer. Al snel volgen tekenen van spontaneïteit. In die foyer heeft Wouters een gat in de muur geslagen.
Dat geeft uit op een brede hangar, waarin een kringloop van stoelen en tribunes te zien is die glooien in het donker. Zij vormen het landschap van objecten dat Wouters met zijn ploeg bij elkaar bouwde, gaande van een reusachtige koffiepot of labyrintisch slakkenhuis tot houten hemellichamen. Wij zien ze in eerste instantie enkel vanop een kleine publiekstribune, duister verlicht door een spot als een maan in de hoogte. Je waant je prompt al in het geplande publieke park waarvoor deze hangar in de nabije toekomst afgebroken zal worden.
Op de achtergrond zindert ook een soundtrack, die volgens het programmaboekje van componist Hans Zimmer (Interstellar, Gravity) is. Een veelzeggende keuze. Zimmers muziek is minimalistisch, met een repetitief-hypnotisch effect. Maar ze is niet zonder groot gebaar: ze wil een bepaald ‘episch’ gevoel opwekken. Ze is sterk narratief. Deze muziek illustreert een duidelijke keuze om een theatrale sfeer te verzekeren.
Wouters gaf een groep nieuwkomers de kans om hun eigen scheppingskracht uit te oefenen, zonder de paternalistische autoriteit van een regisseur.
Al snel beginnen de performers – de nieuwkomers van Globe Aroma en Jozef Wouters – zelf aan een kosmisch theaterstuk. ‘Ik wil het vandaag met u hebben over het heelal,’ zegt bijvoorbeeld een jong meisje in een microfoon tijdens één van de openingsscènes. Ze draagt zelfgeschreven passages voor, uit iets wat lijkt op een sterrenkundige gids. We komen zaken te weten over de oerknal, de opbouw van het universum en de structuur van sterrenbeelden.
Dat is ook de term voor de verschillende gebeurtenissen die Wouters hier op touw heeft gezet: ‘constellaties’, geen scènes, constructies of afbeeldingen. ‘Iedereen mocht maken wat hij of zij wilde’, stelde Wouters in een gesprek. ‘Ook al vond ik dat misschien niet goed of mooi.’ De inbreng van de nieuwkomers zelf werd zorgvuldig gewaarborgd.
Tegen het dictaat van de staat
De politieke boodschap daarvan lijkt ook duidelijk. Wouters gaf een groep nieuwkomers de kans om hun eigen scheppingskracht uit te oefenen, zonder begeleiding of didactiek, zonder de paternalistische autoriteit van een regisseur.
Underneath gaat daarmee voorbij aan het staatsmonopolie op activiteit dat in de asielkwestie altijd dreigt, waarbij de staat beslist of een ‘nieuwkomer’ binnen mag of niet, wat en wanneer zij iets doet, hoe en waar hij of zij zich beweegt. De inval in Globe Aroma was daar het exces van. Het ging het om een statelijke misdaad, een poging om van bovenaf een orde op te leggen die nieuwkomers als mensen schoffeerde.

Wouters’ project verzet zich tegen die overmeestering. Dat doet hij door in deze tijdelijke vrijzone in Molenbeek een staatloze ruimte te creëren, zonder goden of meesters (dramaturgisch noch politiek), waarin nieuwkomers hun eigen wereld kunnen inrichten. Hier wil Underneath de spontaneïteit ‘organiseren’, wars van elk staatsdictaat.
In die zin volgt de onvolledigheid uit een afkeer voor het planmatige. Wanneer het publiek gevraagd wordt om zich van de hoge tribune te verplaatsen naar een zitkring rond een fel verlicht waterfonteintje, weerklinken door de luidspreker anekdotes van de deelnemers uit het maakproces. Ze noemen de objecten en omgevingen die ze hadden willen bouwen (een brug, voertuig), maar die jammer genoeg onvoltooid bleven. Deels uit eigen onvermogen, deels door gebrekkige coördinatie of gebrek aan middelen.
Wouters zet zich af tegen een wereld waarin Francken staatssecretaris is en het Vlaams Belang verkiezingen wint.
Wouters lijkt er geen aanstoot aan te nemen. Het onvolledige moest net gekoesterd worden, aangezien daar een belofte van vrijheid in schuilt – bovenal voor de participanten.
Bouwende dichters
‘Participant’ lijkt hier ook het meest geschikte woord. De tiental Brusselse nieuwkomers die in Underneath optreden, doen dat niet echt als acteurs, spelers of figuranten. Wouters koos in het programmaboekje zelf voor ‘bouwende dichters’. Die term zet hun eigen vrijheid nog sterker in de verf. Kennelijk mochten zij zelf bepalen hoe het stuk eruitzag en gestructureerd zou worden, waarop Wouters vervolgens een geraamte voorzag.
Die openheid uitte zich ook organisatorisch: het was kennelijk aan de deelnemers zelf om te bepalen welke maandagen ze wel of niet kwamen om aan het bouwen te gaan. Contractueel leek er weinig vastgelegd.

‘Ik bleef maar terugkomen’, getuigt Hassan Hardi, een voormalig wiskundeleraar uit Djibouti, op de website. Hij deed het ‘vooral omdat (hij) altijd graag in groep gewerkt (heeft)’. Er was ook ‘veel materiaal beschikbaar en (hij) kon veel leren’. Intussen is hij geregulariseerd en heeft hij wel een verblijfsvergunning.
Wouters’ project kreeg voor Hardi een diepe waarde. Als nieuwkomer moest hij zichzelf ‘immers constant bewijzen’ en werd hij van staatswege voortdurend aan controles onderworpen. Wat hem in het pand van Wouters aanstond, was een bepaalde ‘vrijheid’, waar hij met ‘zijn eigen ideeën zijn eigen materiaal mocht bouwen’.
Wouters’ project past in een tijdperk waarin ‘kunstpolitiek’ steeds belangrijker lijkt te worden.
Vanzelf geeft het nieuwkomersstatuut van de meeste participanten Wouters’ stuk een zwaardere politieke lading mee. Daarmee zet de maker zich duidelijk af tegen een wereld waarin Francken staatssecretaris is en het Vlaams Belang verkiezingen wint. Die politieke lading geldt dan ook voor alle sociaal-artistieke werk van Globe Aroma, maar Wouters’ bewuste terughoudendheid tegenover de nieuwkomers lijkt dat statement nog te versterken: hij is een echte anti-Francken, hij weigert bevelen te geven. In de plaats biedt hij een vrije politieke ruimte om in te bewegen.
Herverdelende kunstpolitiek
Wouters’ project staat niet op zichzelf. Het past in een tijdperk waarin dergelijke ‘kunstpolitiek’ steeds belangrijker lijkt te worden. De Franse criticus Olivier Neveux sprak onlangs zelfs van een ‘politieke imperatief’, een ‘oneindige drang tot ontregeling’ die heftig ‘op de hedendaagse performancekunst weegt’. Die kunst ‘moet zichzelf impliceren in de werkelijkheid’, haar ‘documenteren en bekritiseren’.
In Amerika is er zelfs sprake van een ware rage. Sinds enkele jaren besluiten kunstenaars er om private fondsen van universiteiten en donoren niet te gebruiken voor hun eigen kunst, maar om ze direct te herverdelen. Zo startte de Rebuild Foundation in 2015 een project waarbij de zwarte kunstenaar Theaster Gates zijn prijzengeld uitbesteedde aan kunstateliers voor inwoners van Chicago’s arme buitenbuurten.

Net als Wouters hanteerde Gates een radicale ‘anti-regie’. Op kosten van sponsors liet hij inwoners bouwen en koken en mochten ze hun eigen ruimtes inrichten. Regie en representatie werden uitdrukkelijk vermeden. In de plaats daarvan wordt liefdadigheid heruitgevonden als esthetische praktijk.
Ook Wouters gaat ver in zijn poging om regie af te zweren. ‘Dit project’, zo stelt hij op de website, ‘gaat over het loslaten van controle’ – over ‘zaken hun gang laten gaan’. Hij wilde de nieuwkomers zelf aan bod laten komen, beperkte zijn rol eerder tot die van organisator. Er moesten tickets verkocht worden, posters geprint en uitnodigingen verstuurd, maar verder lijkt Wouters zich weerhouden te hebben van de minste schijn van sturing. Het vormt de kern van zijn politieke gebaar.
Regisseur gezocht
Maar waar loopt de grens tussen vrijheid bieden en te weinig verantwoordelijkheid nemen? Minstens dramaturgisch laat Wouters de nieuwkomers uiteindelijk aan hun lot over. Zij moeten nu eigenhandig theater gaan creëren.
De sprookjesachtige sfeer van het begin verslijt al snel, de objecten zelf boeien slechts tijdelijk.
En dat doen ze ook: we zien mensen rondrijden op rolschaatsen of cirkels draaien met een volledig houten fiets, we zien ze monologen voordragen, kleine scènes spelen, hun zelfgemaakte objecten uitstallen en duiden. Zo worden ze onderhands blootgesteld aan de criteria van een klassieke performance. Die verplicht ertoe voorbij hun persoonlijke bedoelingen te kijken en objectief de waarde van hun stuk te beoordelen.
Dat zorgt voor een penibele situatie. Hoewel er in het Decoratelier enkele prachtige objecten vervaardigd zijn en sommige voordrachten betoverend zijn, blijft het geheel erg precair voelen. De sprookjesachtige sfeer van het begin verslijt al snel. De monologen missen een duidelijke lijn, de objecten zelf boeien slechts tijdelijk.
Het resultaat lijdt – wellicht niet geheel verbazingwekkend – aan een gebrek aan organisatie. Een regisseur had misschien kunnen helpen. Maar dat wilde Wouters natuurlijk niet.
Tegelijk lijkt Underneath Which Rivers Flow voor Wouters ook niet in de eerste plaats een esthetisch werkstuk. Samen met Globe Aroma wilde hij vooral een politiek statement maken, door zijn ‘bouwende dichters’ – waarvan de legale status intrinsiek onduidelijk is, stateloos en vogelvrij, en dus vanzelf meer politiek dan bij modale burgers – een eigen publiek te gunnen.

Zo kan Wouters zijn eigen emancipatorische houding tegenover nieuwkomers manifesteren, die hij als anti-Francken onbaatzuchtig met rust laat. Maar hoewel de nieuwkomers zelf theater lijken te maken, is het niet duidelijk wat voor politieke betekenis zij zelf aan hun spel toeschrijven. Ze genieten van de vrijheid, zoals Hassans stelde, maar verder komen we weinig te weten. Wie dient hier wie?
Tussen twee stoelen
Wouters, daarentegen, wilde in zijn loods een ‘andere stad inbeelden, waar projecten nooit echt moeten zijn’. Alles moest daarvoor a-concreet en experimenteel blijven. ‘De last van het echte’, zoals hij het noemt, ‘resulteert altijd in omheinde parken, transparantie, en politie.’ Net zoals de staat afstand moet nemen van planprojecten, moest de podiumkunstenaar in Underneath een stapje terug nemen.
Wouters schippert tussen twee posities. Underneath Which Rivers Flow zoekt het aura op van een kunstwerk door nieuwkomers (het is bijvoorbeeld geen louter sociaal project in een vluchtelingencentrum), maar doet dat wel zonder een uitgesproken auteursclaim van Wouters.
Het is moeilijk uit te maken op welke criteria Underneath Which Rivers Flow wel of niet beoordeeld dient.
Wie is eigenaar van wat er gebeurt? Wouters neemt eigenlijk geen verantwoordelijkheid voor het esthetische resultaat, terwijl de participanten met al hun spontaneïteit uiteindelijk toch eerder lijken te figureren in een constructie die door iemand anders is bedacht.
Dat heeft ook consequenties voor de ‘representatie’. Deze performance verbeeldt geen werkplaats met acteurs die zich kunnen indekken achter een gespeelde rol. Deze nieuwkomers zijn en blijven zichzelf. Dat verhoogt hun authenticiteit, maar ook hun kwetsbaarheid.
Underneath geeft zich wel uit voor een andere werkelijkheid, maar staat zijn participanten uiteindelijk geen scheiding met de Brusselse realiteit toe. Het atelier dat Wouters voor hen voorbereidde, is eerder een verlenging van hun Brusselse leefwereld dan een verdubbeling ervan.

Het is dan ook moeilijk uit te maken op welke criteria Underneath Which Rivers Flow wel of niet beoordeeld dient. De criticus mag het werk van de nieuwkomers niet afrekenen op de artistieke criteria van performancekunst, want dat zou het dierbare van hun persoonlijke prestatie tenietdoen: je rekent de lage artistieke kwaliteit van dit werk dan af op hun eigen individuele menszijn. Tegelijk horen hier ook geen politieke maatstaven (is dit een waarlijk emancipatorische belevenis voor de nieuwkomers?), want wat de precaire groep laat zien, is ook 'maar theater'.
Apolitieke emoties
Bepaalde critici zien daar de charme van in en noemen het een ‘radicaal utopische vorm van kunst’ (Charlotte De Somviele). Anderen kunnen dan weer van een organisatorische slimmigheid spreken. Door handig met twee registers te spelen, verschaft Wouters zich op allebei een vrijstelling: politieke kwesties worden met esthetica gecompenseerd, terwijl broze esthetica door politieke grootspraak wordt kwijtgescholden.
Wouters is duidelijk politiek ambitieus: tegen Francken, tegen het hedendaagse asielbeleid. Maar zijn positie blijft dubieus: hij maakt ook deel uit van een generatie die niet eens de naweeën van de twintigste-eeuwse utopische politiek heeft meegemaakt. Dat was een tijd van revoluties en sociale omwenteling, waarin vluchtelingen en nieuwkomers massaal in politieke bewegingen actief waren.
Waarom weigerde Wouters deze nieuwkomers intensiever te regisseren en te begeleiden?
Wouters behoort ook tot een generatie die op kunstscholen geschoold is in een slag theorie met een erg hoge politieke lading. Makers als hij willen de depolitisering van de politiek tegengaan met een hyperpolitisering van de kunst. Maar de politisering van de kunst blijft altijd een fatale tegenhanger van haar tijdgenoot – de depolitisering van de politiek. Wouters’ politieke discours dient veeleer als een emballage rond een gebrek aan overtuigende esthetiek en komt daarmee eerder over als een alibi. Underneath blijft een vorm van ersatz-engagement, dat een gebrek aan echte politieke durf moet camoufleren.
Waarom ontzegt Wouters zijn nieuwkomers het recht iemand en iets anders dan zichzelf te spelen? Waarom moeten ze per se als ‘nieuwkomers’ optreden? Om zo de politieke waarde van dit werk te verhogen? Waarom weigerde Wouters hen intensiever te regisseren en te begeleiden? Waarom werden zij overgeleverd aan de blik van een toeschouwer die hen alleen maar medelijden en deernis kan bieden – de twee meest apolitieke emoties?
Uiteindelijk dreigt in Underneath Which Rivers Flow het gevaar van sociaal werk zonder emancipatie, theaterwerk zonder dramaturgie en een politiek zonder politiek. Ook dat is een onvolledigheid. Maar dan wel één van het meer spijtige soort.