Kontro-Verso: polariseren, voor of tegen?

Door Petra Van Brabandt, Chokri Ben Chikha, op Thu Oct 04 2018 22:00:00 GMT+0000

Ook over polarisering kan je polariseren. Chokri Ben Chikha vraagt zich af of polariserende hetzes uiteindelijk ook zoden aan de dijk brengen, en of we niet moeten nadenken over andere strategieën. Humor bijvoorbeeld? Petra Van Brabandt ontmaskert polarisering dan weer als strategie om gerechtvaardigde aanklachten van onrecht kalt te stellen, en pleit ervoor om als killjoy het feestje van eensgezindheid te blijven verpesten. ‘Want woede is een staat van inzicht.’

We zijn kwaad, goed, maar wat daarna?

(Chokri Ben Chikha)

Dat allerlei evidenties vandaag scherper dan ooit in vraag worden gesteld, kan je op zich alleen maar toejuichen. Rond seksisme en racisme zie je een generatie aantreden die het niet langer pikt. Zij kijkt naar Theater Aan Zee als ‘een zee van witte mensen’ of valt Raven Ruëll frontaal aan op Het leven en de werken van Leopold II. Soms kan zo’n stevige uithaal een heel interessante strategie zijn: je stelt de dingen zo scherp en zo kort door de bocht dat schouderophalen niet meer kan.

Een structurele discussie op de agenda krijgen door één geval uit te vergroten is heel moeilijk.

De hamvraag is echter: bereik je met zo’n polariserende strategie ook je uiteindelijke doel? Anders gezegd: leidt #metoo finaal tot minder seksisme? Dat is niet gezegd. Kaart je een structureel probleem aan door er een paar concrete casussen uit te pikken, dan dreig je het voor de publieke opinie ook daartoe te herleiden: Bart De Pauw is het probleem, Theater Aan Zee is het probleem, Raven Ruëll is het probleem.

Dat zorgt niet alleen voor heel wat individuele collateral damage, het dreigt ook het dieper liggende probleem buiten beeld te houden. Een structurele discussie op de agenda krijgen door één geval uit te vergroten is nu eenmaal heel moeilijk.

De status quo is er om te doorbreken. En natuurlijk, iemand betichten van polariseren is altijd al een tactiek geweest om de status quo in stand te houden. Maar als er dan toch een discussie van komt, moet het echt wel een discussie zijn. Die is er nu vaak niet, laat staan een fundamentele discussie. Integendeel: je wordt bang om er nog iets over te zeggen. Als zelfs aanhangers van een sociaal-rechtvaardige maatschappij tot het punt komen dat ze niet langer bereid zijn om naar de ander te luisteren, of die monddood maken, dan verstomt het gesprek.

Dan dreigt een puritanisme dat alleen nog maar meer taboes het debat binnenloodst. Tot op het punt dat bepaalde thema’s niet meer aan bod kunnen komen. Zeker als maker is dat mijn diepste angst: dat je vijf keer moet gaan nadenken voor je op scène nog iets doet of zegt. We zijn al met te veel kunstenaars en cultuurmensen die zich publiek te voorzichtig opstellen. We werken allemaal met de rem op.

Vlaanderen is zélf nog steeds niet klaar is met zijn emancipatiestrijd, laat staan voor de emancipatiestrijd van anderen.

De zenuwen staan momenteel zo gespannen dat er op alles wordt gereageerd. Maar als zelfs iemand als Raven Ruëll beschuldigd wordt van racisme, zijn we ver van huis. Of neem de Franse kampioenenviering van dit jaar: dat een paar gasten daarbij spontaan wat kussen uitdeelden aan onbekende vrouwen, werd meteen ‘verkrachting’ genoemd. Wat moeten vrouwen dan denken die het slachtoffer zijn van verkrachting? Dreigen de overdrijvingen het echte debat niet te verduisteren?

Ik zag het ooit gebeuren bij onze eigen voorstelling We People van (toen nog) Union Suspecte. Die zette rond een uitgebrand autowrak zo hard in op confrontatie dat ze, als zo’n strategie verkeerd begrepen wordt, mensen eigenlijk een vrijgeleide geeft om de complexiteit te negeren. En dan gaat de spiraal van daders en slachtoffers gewoon door.

Dus nogmaals: in hoeverre brengt polariseren je dichter bij je beoogde doel? Twee sentimenten mogen activisten niet onderschatten. Mensen zijn bang, het onbehagen is groot, de wereld is complexer dan ooit. We wonen in een huis zonder dak, schreef David Van Reybrouck ooit treffend. Wie heeft het voor het zeggen? De politiek? De multinationals? Google? Mensen vatten het grotere plaatje niet meer.

En ja, dat ligt natuurlijk voor een groot deel aan de bijzonder lage graad van politiek, economisch en historisch bewustzijn, wellicht de voedingsbodem bij uitstek voor popularisering en polarisering. Maar een geschiedenislesje volstaat niet om iemand zonder historisch bewustzijn in één handomdraai tot inzicht te brengen. Op dat onbehagen reageren met ‘jullie zijn stomme racisten’ zal evenmin helpen. Het is niet omdat je hard slaat dat je gelijk krijgt.

Met humor kan je het systeem in die mate ontmaskeren, dat je het in zijn voegen kan doen barsten.

Want Vlaanderen is zélf nog steeds niet klaar is met zijn eigen emancipatiestrijd. Laat staan dat het klaar zou zijn voor de emancipatiestrijd van anderen. Vlaanderen is nog altijd vooral met zichzelf bezig. Het Calimero-gevoel blijft groot. Zelfs onder kunstenaars leeft het: ‘Ook voor mij is het keihard, hoor.’ Dat velen ook écht in een precaire situatie zitten, maakt het des te moeilijker om solidariteit te ontwikkelen, en zeker collectief activisme. En dat leidt tot moedeloosheid.

Hoe er dan wel iets te veranderen valt? Zeker niet door mensen te bashen, wel door te blijven dialogeren met zij die bereid zijn om te dialogeren. Structurele verandering gaat traag en heeft tijd nodig. Zo hebben de Gentse kunstorganisaties nu samen beslist om actie te ondernemen om hun structuren meer divers te maken, of is MuZEE echt gaan nadenken over het statuut van Congolese kunstwerken in hun museum. Een aantal jaar geleden was dat ondenkbaar.

Wat is dus onze langetermijnstrategie? Wat na de snelle spontane acties? Daar is te weinig reflectie over. Welke aanvullende tactieken gaan we inzetten? Want met één strategie kom je er niet. Ook humor is zo’n strategie. Kijk naar de Franse komiek Coluche. Hij speelde de guignol, de clown die met zijn provocaties niemand spaarde, de gewone Fransen niet, maar evenmin de politiek. Zijn populariteit was enorm.

Toen hij zich in 1980 voor de grap kandidaat stelde voor de presidentsverkiezingen tegenover Mitterand, kreeg hij zelfs zoveel aanhang dat de Franse Staatsveiligheid hem moest gaan intimideren voor hij zich terugtrok. Dat zegt veel: met humor kan je het systeem in die mate ontmaskeren, dat je het in zijn voegen kan doen barsten. Maar echt interessant wordt het pas als je na zo’n groteske performance ook de dialoog probeert te creëren.

Zelf vind ik mensen zonder humor eerder verdacht. Verraadt dat niet dat ze opgesloten zitten in een eigen dogmatische waarheid?

Dat is wat Dieudonné als komiek en politicus nooit heeft gedaan: hij ging alleen maar verder in de polarisering. Cineast Spike Lee pakt het anders aan. Met het groteske Do the right thing raakte hij een gevoelige zenuw bij zowel blanken als zwarten in Amerika. Met humor kan je nu eenmaal meer mensen omarmen. Dat is de grote kracht ervan: ze werkt zelfrelativerend, ontzenuwt het grote gelijk.

Alleen wordt humor in bepaalde kringen nog altijd gezien als iets bourgeois, als een aanfluiting van de ernst van de zaak. Het tegendeel is waar. Zelf vind ik mensen zonder humor eerder verdacht. Verraadt dat niet dat ze zichzelf té serieus nemen? Dat ze opgesloten zitten in een eigen dogmatische waarheid?

De geschiedenis biedt genoeg voorbeelden: bewegingen die fris en levendig beginnen, maar dan vastlopen in een doctrine. Spike Lee brengt dat schitterend in beeld in Malcolm X: hoe die op zeker moment blind en doof wordt voor elk redelijk tegenargument. Dat is precies waar polarisering bijna automatisch op aanstuurt: een dwingende kracht naar de uitersten toe, waarbij het ene dogma vervangen wordt door het andere.

Willen we mensen echt overtuigen van een structurele verandering, dan zullen we andere strategieën moeten aanwenden dan de boel uiteen te spelen. Het spectrum moet breder dan woede alleen. We hebben ook ironie, verbeelding en twijfel nodig. Of in de woorden van de anarchistische en feministische schrijfster Emma Goldman: ‘If I can’t dance, it is not my revolution.’

Polarisatie? Lang leve de killjoy!

(Petra Van Brabandt)

Sommige termen zijn door de media ontworpen om een simplistische en dus commercieel aantrekkelijke manier van categoriseren, denken, en spreken ingang te doen vinden. Als we de term polarisering horen passeren, moeten we razendsnel enkele analyses maken: wie is aan het polariseren, over wie, vanuit welke ervaringen, ondersteund door wiens kennis, en met welk doel?

Argwaan is geboden als men polariseert vanuit een machtspositie, over een groep of individu die geen (vergelijkbare) machtspositie inneemt. En zeker als men dan ook nog eens vertrekt vanuit stereotyperingen, generaliseringen of (wetenschappelijke) populariseringen.

De term ‘polarisering’ is vaak een moralistische uitspraak die ingezet wordt wanneer we verder willen leven in de illusie van onze eigen morele goedheid of onschuld.

Als daarbij het doel is de ander als gesprekspartner te delegitimeren om zo de eigen machtspositie veilig te stellen, dan is het ronduit gevaarlijk. Maar in deze gevallen spreken we dan ook beter niet van polarisering, maar hebben we specifieke woorden tot onze beschikking: racisme, seksisme en hate speech, het creëren van een vijandbeeld, het demoniseren of dehumaniseren van een minderheid, het tegen elkaar opzetten van bevolkingsgroepen, of het uitlokken van geweld, terrorisme, oorlog, genocide.

Het verwijt van ‘polarisering’ is in deze gevallen te weinig specifiek; het minimaliseert of neutraliseert de morele en zelfs juridische dimensie van deze taalhandelingen en hun gevolgen.

Vandaag wordt in culturele middens ‘polarisering’ te pas en te onpas gebruikt wanneer het over iets helemaal anders gaat. Het verwijt van ‘polarisering’ wordt gebruikt tegen individuen of groepen die niet meer of minder doen dan speaking truth to power, of wat Michel Foucault parrhesia of fearless speech noemt. Speaking truth to power is een niet-gewelddadige politieke strategie waarbij je consequent machtsmisbruik, overheersing en onderdrukking in vraag stelt.

Speaking truth to power is niet gericht op het uitlokken van geweld, maar kan dus wel geweld produceren. Want wanneer je (structurele) onderdrukking en overheersing – of medeplichtigheid hieraan – in vraag stelt, wordt je dat meestal niet in dank afgenomen. Het is dus niet vrijblijvend. Je zet zoals Foucault aangeeft je ‘vriendschappen’ en allianties, in extreme gevallen zelfs je vrijheid en leven op het spel.

Sara Ahmed spreekt over de feministische figuur van de killjoy. Zij die het feestje ongevraagd komt verstoren, wordt veelal in diskrediet gebracht of verwijderd. Eén zo’n manier om de killjoy opzij te zetten, is verkondigen dat ze ‘polariseert’. Waarmee men wil zeggen dat iemand tegengestelde belangen onnodig – altijd toevoegen: onnodig voor wie? – uitvergroot en op die manier partijen tegen elkaar opzet.

Mensen hebben het recht om hun onderdrukking aan te klagen op een manier die recht evenredig is met die onderdrukking.

Het verwijt van polarisering functioneert als een negatieve evaluatie van fearless speech en een vermijdingsstrategie om de aanklacht zelf niet in rekening te brengen. Denk bijvoorbeeld aan wit links dat aangesproken wordt op zijn witte of klasse-privileges, of mannen die aangesproken worden op hun structureel seksisme, en dan de kaart van ‘polarisering’ trekken om de discussie uit de weg te gaan.

‘Polarisering’ is in deze gevallen een moralistische (en geen morele) uitspraak die ingezet wordt wanneer we dingen te horen krijgen die we liever niet horen of waarvan we de consequenties voor onze eigen structurele positie liever niet in rekening brengen. Kortweg, wanneer we vooral verder willen leven in de illusie van onze eigen morele goedheid of onschuld.

Neem de Israëlische vredesretoriek: men praat graag over vrede, maar doet elke eis op rechtvaardigheid af als polariserend. De vraag in deze is: wie heeft de macht of het comfort om deze ‘polarisering’ niet opportuun te vinden?

Vaak gaat het verwijt te polariseren gepaard met het verwijt van woede. Want wie spreekt uit woede, is verblind door emoties, is dus niet rationeel, kortom, is iemand met wie je geen ‘beschaafde’ dialoog kan aangaan, luidt dan de argumentatie. De emotionaliteit van de ‘polariserende’ spreker diskwalificeert wat zij zegt.

De Britse filosofe Amia Srinivasan stelt nochtans dat woede een heel redelijke positie is in een onredelijke wereld. Ze voegt eraan toe dat we altijd wantrouwig moeten zijn wanneer zij die macht bezetten ons aanmanen niet zo woedend te zijn. Woede is heel nuttig, volgens Srinivasan: ze kan schrik aanjagen, mensen samenbrengen en mobiliseren.

Woede is niet alleen een recht, maar ook een staat van inzicht. Het maakt het geweld dat stil en verborgen is, zichtbaar en hoorbaar.

Ze stelt de oncomfortabele vraag: zou progressief wit Amerika ooit Martin Luther King’s droom omarmd hebben als het alternatief niet Malcolm X’s woede was?

Voor Srinivasan is woede een recht: mensen hebben het recht om hun onderdrukking aan te klagen op een manier die recht evenredig is met deze onderdrukking, ja, zelfs wanneer dit strategisch misschien niet opportuun is. Bovendien heeft niemand het recht hen deze ‘polariserende’ woede te ontzeggen; het zou onrechtvaardigheid op onrechtvaardigheid zijn dat zij die onderdrukt worden ook nog eens hun emoties moeten aanpassen aan andermans verwachtingen over adequate emotionele reacties en redelijke taal.

De opmerking dat feminisme beter zou passeren wanneer vrouwen wat minder kwaad zouden zijn, is dus op zich moreel problematisch. Hetzelfde geldt, aldus Srinivasan, voor het verwijt van ‘polarisering’ met betrekking tot de stem van de zwarte man, de vrouw, de zwarte vrouw, de arbeider, en vandaag ook de moslim.

Woede is niet alleen een recht, maar ook een staat van inzicht. Het maakt het geweld dat stil en verborgen is, zichtbaar en hoorbaar. Het geeft aan de onderdrukte (h)erkenning in haar ervaring van onrecht en strijd. Woede maakt dingen inzichtelijk die op geen enkele andere manier inzichtelijk kunnen worden gemaakt.

Audre Lorde schrijft dat woede een bevrijdend moment van verheldering is. Woede is ook een uitnodiging. Ondanks de enorme meningsverschillen of pijnlijke teleurstellingen waaruit ze ontstaat, richt woede zich uiteindelijk naar mogelijke medestanders.

Sara Ahmed roept ons op om nooit meer braafjes de toegewezen plaats aan de tafel in te nemen.

Wanneer ENGAGEMENT ‘polariseert’ rond seksisme en misbruik in de Vlaamse danssector, of Tunde Adefioye (KVS) rond het witte Theater aan Zee, of Rachida Aziz rond niet-witte culturele organisaties, dan zijn dit even goed ook ferme uitgestoken handen. Het is net omdat het een woedende hand is, dat inzichtelijk wordt wat er op het spel staat.

Een adequaat antwoord op die uitgestoken hand kan dan ook niet eenvoudig of pijnloos zijn. Het eist radicaal-kritische zelfbevraging en zet niet meer of minder dan onszelf op het spel. De Amerikaanse filosoof George Yancy zegt het poëtisch: ‘Mijn woede aan de witte mens is een gift van liefde die verlies schenkt.’

In een volwassen dialoog tussen gelijken is er plaats voor die woede en haar inzichten. Een volwassen persoon die de ander als haar gelijke beschouwt, kan best een woedende interpellatie aan. Wie deze woede onoverkomelijk vindt, houdt vast aan een misplaatste positie van kinderlijke onschuld en overgevoeligheid. Gloria Wekker spreekt in deze van displacement: ik weiger de kritische zelfbevraging over mijn betrokkenheid in het aangekaarte onrecht en ik herbezet het centrum van de discussie met gejammer over de agressieve interpellatie, mijn gekwetste gevoelens en mijn goede bedoelingen.

Het is veelzeggend wanneer iemand meer aandacht geeft aan de woede van de aanklacht dan aan wat aangeklaagd wordt en haar eigen medeplichtigheid daarin, zoals bijvoorbeeld Mia Vaerman in ‘Nobele woede op de planken’ of Jan Lauwers in zijn open brief aan Barbara van Lindt.

Sara Ahmed roept ons op om nooit meer braafjes de toegewezen plaats aan de tafel in te nemen. We moeten ons de figuur van de killjoy eindeloos politiek toe-eigenen. Ze verwijst naar Adrienne Rich’s oproep om radicaal trouweloos te zijn aan de witte, patriarchale en kapitalistische overheersing. We moeten blijven het plezier bederven; op en naast het podium, aan de eet- en vergadertafel, in de witte meisjes- en jongensclubs… We are not over it, if it has not gone. We are not loyal, if it is wrong.