Nobele woede op de planken

Door Mia Vaerman, op Thu Jan 11 2018 23:00:00 GMT+0000

Waar eindigt op het theaterpodium legitieme boosheid en begint agressie? De acteurs in Malcolm X en Beyond The Binary wisten hun woede op het toneel om te turnen tot een positieve kracht. Maar vele theaterproducties erkennen de grens niet, en miskennen daarmee het – welwillend – publiek. Kwaadheid ventileren is nog iets anders dan aanvallen, wrevel uiten nog iets anders dan afstraffen.

Ze zijn niet boos, ze zijn woest, de theatermakers en spelers die de afgelopen jaren hun onvrede in scène zetten. En moedig moet de toeschouwer daarbij zijn: vanaf het podium wordt hij regelmatig afgeblaft. Je ziet het in Vlaanderen, je ziet het in Nederland. Niet op de intussen voorzichtige manier van Peter Handke en zijn Publikumsbeschimpfung (1965) – waarin de toeschouwer meer dan een uur gewaarschuwd wordt voor de acht minuten durende beschimping die zal volgen – maar direct en concreet, in the flesh.

Voor 2018 is voorspeld dat het harder wordt om te discussiëren over controversiële meningen. En dit is er een van.

Je krijgt als mens (achter die toeschouwer) de modder helemaal over je heen. En wie zich probeert te verdedigen, maakt het alleen erger. Niet dat veel woede niet terecht is: racisme en seksisme – waarover het meestal gaat – zijn zelf ook meer dan onbehouwen. Vraag is wel of dat afsnauwen legitiem is bij een theaterpubliek? Of gewoon geen goed idee? Of juist wél, omdat er anders over het probleem heen gesurft blijft worden?

Dit wordt een moeilijk vertoog. Een met nuances – toch maar. In een artikel op LinkedIn staat voor 2018 voorspeld dat het harder wordt om te discussiëren over controversiële meningen. En dit is er een van.

Eenrichtingsverkeer

Bij Handke waren de beledigingen op het einde van het stuk wel ruw, maar abstract en niet persoonlijk. Bedoeling was het publiek uit zijn passieve rol te trekken en aan te zetten tot minder burgerlijke manieren. Om de vierde wand open te breken. Vandaag gaan de aantijgingen op het toneel over concrete, maatschappelijke ongelijkheden. De burger zelf moet het daarbij ontgelden, en voor de toekijker is er geen enkele mogelijkheid meer om vanuit de zaal op veilige afstand te aanschouwen en te reflecteren. De wand wordt vooral van de kant van de spelers afgebouwd; de toeschouwer zelf ondergaat nog altijd. Het is eenrichtingsverkeer.

Stel dat je naar een film kijkt waarin je wordt beschimpt. Zou je dan blijven kijken?

Stel dat je naar een film kijkt waarin je wordt beschimpt. Niet in vraag gesteld of kritisch aangepakt, maar uitgekafferd. Zo stevig dat het je echt raakt: je wordt er niet alleen ongemakkelijk van, je beseft ook dat er geen verweer mogelijk is. Geen recht op antwoord, geen recht op tegendenken. Je wordt letterlijk niet eens gehoord.

Zou je dan blijven luisteren? Of zou je de knop uitzetten, ongegeneerd de zaal uitgaan? De kans is reëel. En wezenlijk voor je zelfbeeld. Dat dat in het theater niet gebeurt, of tenminste geen deel uitmaakt van de conventie, maakt een fundamenteel verschil uit: opstappen betekent dat je de acteurs beledigt, dus blijf je gedwee zitten.

We Are Your Friends (De Warme Winkel)

Roma op ramkoers

Op de avant-première van We are your friends (2013) pakte theatergezelschap De Warme Winkel de toeschouwers zelfs heel even fysiek aan. Een publiek van vooral jonge studenten tussen 15 en 18 werd tot in de zaal bestookt door zogenaamde ‘Roma’ (gespeeld door de acteurs van De Warme Winkel), die om geld vroegen en aandrongen, porden.

Een vader werd lomp aangepakt waar zijn dochter bij zat, een student kreeg een (kleine) mep verkocht toen hij niks afstond. De jongen bleek er zwaar door aangedaan en stapte de zaal uit. De leraar – een begenadigd verdediger van theater bij jongeren: hij reserveert jaarlijks zo’n vijfhonderd tickets voor scholieren – gaat sindsdien nooit meer naar een voorstelling van De Warme Winkel kijken.

Theater experimenteert met acties en reacties tussen mensen.

Theater experimenteert met acties en reacties tussen mensen. Tussen spelers onderling, tussen acteur en publiek. Interactie is nu eenmaal de motor van deze levende kunst. In de podiumkunsten worden grenzen afgetast. Het maakt ze tot de experimentele kunst bij uitstek: je weet nooit hoe het loopt.

Maar zo kan het dus ook zwaar fout lopen. Na kritiek corrigeerde De Warme Winkel zijn optreden nog, maar er zijn andere voorbeelden van voorstellingen waarin helemaal niets wordt teruggeschroefd. De makers ervan zien die keuze juist als een uitgelezen middel om een aanklacht op de spits te drijven.

De bonne guerre

Met De Waarheidscommissie (2013) hield Action Zoo Humain zitting in (onder andere) de raadzaal van het Stadhuis in Mechelen. Antieke eikenhouten tribunes stonden aan weerskanten van het officiële gestoelte vooraan, waarachter gefingeerde rechters, openbaar aanklagers en verdedigers plaatsvatten. Zij zouden samen recht spreken over de gebeurtenissen op de Wereldtentoonstelling van 1913, toen in Gent een Afrikaans dorp werd nagebootst en Senegalezen in strooien rokjes te kijk werden gezet.

De gevolgen van die ‘zoo humain’ waren desastreus: de overgevlogen Afrikanen (er waren ook Filipino’s) werden doodziek van de kou – op het kerkhof van Tervuren liggen nog altijd de graven van twee zwarte kinderen. Toch zijn deze misdaden tegen de mensheid uit de tijd van Leopold II nooit berecht. Je zou voor minder woest worden. In een vermenging van realiteit en fictie (met acteurs, echte politici, een oud-gouverneur, overgevlogen Senegalese nazaten van de slachtoffers uit 1913) werden verschillende perspectieven uitgespeeld en de vele vormen van misdaad en schuld opgerakeld. Knap.

'De Waarheidscommissie' (Action Zoo Humain)

Toen kwam vanuit het publiek Mourade Zeguendi tussenbeide. Hij trok de kwestie door naar vandaag en legde het hedendaagse racisme bloot. Als zogenaamde verbolgen toeschouwer ging hij niet alleen hevig in discussie met de berechters, maar ook met de rest van het publiek. Met één toeschouwer kreeg de acteur het zelfs echt aan de stok: dat hij allochtonen en vluchtelingen wél hielp, verdedigde die onbevangen. Maar Zeguendi lachte hem niet alleen uit, hij viel hem zwaar aan. Dat hij daarbij als acteur veel sterker stond, want zijn rol had kunnen voorbereiden met tegenargumenten, maakte de scène oneerlijk.

En natuurlijk had Zeguendi, als erg sterke performer, het laatste woord. Tersluiks wierp hij de onthutste man in de tribune nog een knipoog toe, maar de pineut kon er alleen maar het zwijgen toe doen, met de staart tussen de benen. Na afloop kwam Mourade hem de hand schudden. ‘C’était de bonne guerre’: neem het me niet kwalijk. Maar was dat wel zo? Mocht dat wel zo?

Acting Out

In elk geval heeft de toeschouwer nog steeds een ongeschreven afspraak met de spelers op het podium dat hij kijkt en luistert in stilte, tenzij hem gevraagd wordt om een reactie. De autoriteit ligt bij de lui op de planken. Zij hebben de touwtjes in handen, anders is er geen spel. Geef je in een voorstelling luidop commentaar – zoals filosoof en activist Lieven de Cauter dat ooit deed met The Great Warmachine (2015) van Joachim Robbrecht – dan wordt jou dat niet in dank afgenomen.

A Seat At The Table (2017) van het Nederlandse gezelschap Likeminds viseert niet één persoon, maar geeft iedereen ervan langs. In het stuk verdedigt de rol van de zwarte acteur, Werner Kolf, zich tegen zijn advocaat, maar op een gegeven moment slaan bij hem de stoppen door. Het lijkt wel een puur geval van ‘acting out’ – in de psychoanalyse staat de term voor een destructieve aanval die samenhangt met innerlijke, onverwerkte gevoelens of irrationele veronderstellingen, vaak zonder dat de agressor zelf de oorzaak van zijn gedrag snapt.

A Seat At The Tabel (Likeminds)

De teneur van de hele voorstelling is zwaar beschuldigend: het aanwezige publiek wordt indirect een onbewust racisme verweten (blanke mensen kleineren onbewust nog altijd, onthouden vreemde namen niet, kijken weg bij ongepast of vijandig gedrag). Na afloop volgde een discussie met publiek, spelers en maker Samin Amini, maar ook daar was geen open gesprek mogelijk: het publiek werd er telkens weer op gewezen racistisch te zijn zonder het zelf te beseffen. Hoe kan je redelijk mee nadenken en argumenteren als je een blinde vlek verweten wordt?

Opportunisme, lafheid en onverschilligheid zijn niemand vreemd. (Je moet er wel tegen vechten, ook bij jezelf).

Hoe het ook anders kan – met meer openheid voor toeschouwers om stil te staan bij precies dezelfde thematiek – toonde Race (2016) van de Amerikaanse schrijver David Mamet in regie van Eric de Vroedt bij het Nationale Theater. In de voorstelling zien we hoe de jonge medewerkster van een advocatenkantoor in de hoek wordt gedreven door beschuldigende en racistische uitspraken van een andere zwarte collega-advocaat. Het verwijt dat we te makkelijk prooi zijn van wantrouwen en vooroordelen als het om allochtonen gaat, werd hier niet zomaar de zaal ingeketst, maar hield ook een zelfbeschuldiging in: iederéén speelt het racistische motief uit als er eigen winst uit te halen valt. Opportunisme, lafheid en onverschilligheid zijn niemand vreemd. (Je moet er wel tegen vechten, ook bij jezelf).

Race is natuurlijk een wat ambigu voorbeeld. Al meteen na de oerpremière op Broadway in 2009 kreeg auteur Mamet het verwijt dat hij te soft was tegen racisme. Een jaar eerder had hij over zichzelf ook geschreven dat hij van een ‘brain-dead liberal’ geëvolueerd was naar een aanhanger van Fox News en van het vrijemarktdenken van Milton Freedman – geen stichtend voorbeeld, dus… Maar de vraag blijft: had meer woede op de bühne een groter impact gehad? Agressie roept meteen een defensieve houding op.

Woedeloosheid

Kan woede dan nooit verdedigd worden? Mogen theatermakers nooit woest worden? Moeten onderdrukten niet opkomen voor waardigheid en rechten? De Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum schreef een boek over precies die vraag: Woede en vergeving (2016). Nussbaum vraagt zich af wanneer woede zin heeft. Ze analyseert de kracht van woede (en vergeving) in zowel de privésfeer, in wat ze ‘het middendomein’ noemt, als ook op politiek vlak.

In persoonlijke relaties meent Nussbaum dat woede – voor anderen én voor jezelf – kan duidelijk maken dat er een grens is overschreden. Maar veel verder dan wraak nemen – oog om oog, tand om tand – kom je er volgens haar niet mee. Vergelding kan je daarom beter overlaten aan het gerecht, vindt ze (het is grappig om een filosofisch betoog te lezen dat bijwijlen meer wegheeft van een therapieboek). Het middendomein gaat over collega’s en buren, tot en met medereizigers op vliegtuigen (Nussbaum ergert zich dood aan mannen die haar tas in het bagagerek willen tillen). In deze sfeer is woede zondermeer zinloos. Elke medemens is een moeilijke mens, meent Nussbaum. Kort samengevat: verlies er je tijd niet mee, maak er het beste van.

Elke medemens is een moeilijke mens, meent Nussbaum.

Ook binnen het politieke veld vindt de Amerikaanse filosofe kwaadheid tegen onderdrukking en racisme zonder meer legitiem, maar het ware revolutionaire verzet weet die woede te overstijgen. Nussbaum geeft drie voorbeelden. Martin Luther King boorde de woede aan bij de zwarte bevolking van Amerika als motor tot opstand, maar boog die vervolgens om met een vooruitzicht op een betere toekomst (‘Een wereld waarin mannen en vrouwen samen kunnen leven’). Ghandi zou een constante woede tegen zichzelf hebben gekoesterd (omdat hij niet bij zijn vader was toen die stierf, maar in bed lag met zijn vrouw – het ziekbed van zijn vader duurde lang), maar Ghandi’s verzet zelf was doortrokken van een en al vreedzaamheid.

Het meest expliciet pleitte Mandela ten slotte tegen woede en voor vergeving – niet vanuit een christelijke vergevingsgezindheid zoals Tutu bepleitte, maar heel bewust vanuit redelijkheid en ruimhartigheid. Vandaar Mandela’s vraag om een Waarheids- en Verzoeningscommissie na de apartheid, in plaats van een bestraffingstribunaal.

Nussbaum heeft een woord voor deze methode, die ze strategisch superieur vindt: ‘woedeloosheid’. Net als bij persoonlijke verhoudingen berusten politieke relaties op vertrouwen en respect, stelt ze. Die zijn cruciaal bij elk conflict. ‘Waarom denken we dat de maatschappij zich politiek moet inzetten voor medisch en economisch onderzoek, en waarom denken we dat niet ten aanzien van de sociale ziekte van woede?’ Het is een verrassend simpele redenering van een moraalfilosoof.

Van retributie- naar transitiewoede

Kan Mandela’s woedeloosheid doorgetrokken worden naar het theater? Daar waar het podium als een politieke arena wordt bespeeld, kunnen we er alvast iets van leren. Misschien moeten in het theater ook daden gesteld worden die het samenleven vooruit helpen. Geen lief-zijn-voor-elkaar, geen pleasen meer, zoals ook flower-power vandaag geen optie meer is, maar ook geen vernedering of publieke wraakneming. Niet voor een toeschouwer die vrijwillig en onbevangen komt kijken.

Kan Mandela’s woedeloosheid doorgetrokken worden naar het theater?

Ik kan me voorstellen dat het je de strot uitkomt steeds weer bekeken en behandeld te worden als de ‘andere’, en al zeker als de vreemde of mindere. De laatste strijd tegen discriminatie is nog lang niet geleverd. Ik herinner me een scène in een Brussels zwembad waarbij de badmeester een zwarte vrouw vroeg om in haar handen te wrijven. Ze stond bovenop de wipplank, omringd door volk. Ik zag haar wrijven. ‘Zie je wel dat je proper kan zijn als je goed wrijft’, lachte hij. Het was van een walgelijke grofheid.

Je hebt geen antwoord op zo’n opmerking. Ook ik had geen antwoord op dat moment en tot vandaag vind ik dat erg. Zo’n racistische opmerking schreeuwt om een reactie. Maar evengoed ervoer ik het als een onrecht dat ik als toeschouwer in De waarheidscommissie en in A Seat at the Table geen weerwoord mocht bieden. Dat ik zelfs niet mocht getuigen van een eerlijke inzet. Geen stem had, kortom.

'Malcolm X' (KVS) ©Danny Willems

In Malcolm X (2016) vroeg acteur Junior Akwety het (overwegend blanke) publiek van de KVS om beide handen op de steken en dan te klappen op een niet bij te houden ritme. ‘Now it’s your time to make noise. Let’s see if you got it.’ Toen de toeschouwers dat probeerden te doen, lachte hij hen uit: Zombies! ‘Everybody in this room is a bunch of zombies.’ Het stak. Wat de acteur deed met het publiek in de voorstelling, was vergelding zoeken.

Je wil als toeschouwer geen geweten geschopt worden terwijl je zelf overtuigd bent dat je er een hebt.

Retributiewoede noemt Nussbaum dat verlangen van de mens om wraak te nemen. Het is begrijpelijk, maar is het ook een goed idee? De scène met de handen in Malcolm X was erg kort, erna werd er weer volop gezongen en gedanst. Dat maakte van het gebeuren enkel een laatdunkend intermezzo, meer een transitiewoede – nog een term van Nussbaum: een woede die al overhelt naar een positievere houding. Een flits van hoe hard het had kùnnen gespeeld worden. En in die zin perfect op zijn plaats. We waren behoed voor bitterder vermaak. (Malcolm X zelf riep eerder op tot keihard protest.)

Je wil als toeschouwer geen geweten geschopt worden terwijl je zelf overtuigd bent dat je er een hebt. Als je je vergist, kom je er wel achter. Als toeschouwer kan ik denken, daar moet je als maker op vertrouwen. Ook kan ik alleen maar concreet schuld voelen tegenover aangedaan leed, niet als een erfzonde.

Furie, een feest

Met Beyond the Binary (2017) van de Warrior Poets in de KVS – geen theater, wel een poetry slam – brachten vijf jonge, gekleurde en queer poëten, een danser en een presentator elk een eigen vorm van verzet tegen de westerse maatchappelijke mal. Ze verwoordden, dansten, tekenden en rapten hun grieven tegen wat ze de ‘normalieit’ binnen koloniale, patriarchale en homonormatieve doctrines noemden. Hun talent, hun schoonheid en energie spatten de zaal in.

Beyond The Binary

Zo presenteerde Jacob V Joyce zijn Alphabetical Anthology of White Liberal Proverbs terwijl hij tekeningen projecteerde. Voor hij begon, deelde hij mee dat hij het alfabet voor de laatste keer zou brengen. Omdat het nu wel goed geweest was – het alfabet was bijzonder agressief en slingerde alle vergoelijkingen en andere verbale verontschuldigingen terug in het gezicht van de blanke man. Woede was de leidraad van de avond, maar dan toch vooral, leek het, als een drijfveer waar eerder Martin Luther King op steunde: om samen naar buiten te durven komen, om moed te verzamelen om ‘anders’ te durven zijn. Het publiek werd in Beyond the Binary niet geviseerd – de boosdoeners waren buiten, abstract en ver weg. In de zaal werd gereageerd als vanuit één groep van vrienden en fans en mensen die achter hen stonden. Een uitbundig en warm onthaal van overwegend gekleurd en jong publiek. Het werd een feest waar wij mochten naar kijken.

Ik werd stil van de kracht die uit de performance van de Warrior Poets sprak. Besefte daar en toen duidelijk dat er een verschil is tussen agressie en legitieme kwaadheid op het toneel. De jonge slammers en transgenders met hun verbluffend talent deden me begrijpen dat wij, blank en goed beschermd, hun woede moesten aanhoren. Nobele woede was het. Het ging er niet om of ze gelijk hadden of niet. Het ging er in de eerste plaats om dat ze een stem moesten krijgen.