Komt het nog goed met de BelgianArtPrize?

Door Wouter Hillaert, op Sun May 24 2020 22:00:00 GMT+0000

Na twee geannuleerde edities in 2019 en 2020 lanceerde de BelgianArtPrize nu een nieuwe oproep om beeldend kunstenaars te nomineren voor de prijs in 2021. Maar ook deze gewijzigde formule stuit op veel vragen en verzet binnen het veld zelf. ‘De BelgianArtPrize blijft in zijn structuren paternalistisch en niet bereid tot enige vorm van dialoog of uitwisseling, laat staan structurele of inhoudelijke verandering.’

‘Nomineer nu uw kunstenaars!’ Onder die dringende titel liep op 1 mei bij zo’n honderd Belgische curatoren, critici, kunsthistorici en verzamelaars een uitnodiging binnen om vóór 22 mei maximaal vijf Belgische kunstenaars voor te dragen voor de BelgianArtPrize 2021. Intussen volgde ook al een reminder met als deadline 29 mei.

Zo gaat de belangrijkste Belgische prijs voor beeldend kunstenaars opnieuw op zoek naar een opvolger voor Otobong Nkanga. Zij won de eerste BelgianArtPrize al in 2017, maar de twee daaropvolgende edities eindigden uiteindelijk zonder laureaat.

De BelgianArtPrize kiest niet langer voor zijn gebruikelijke piste met eerst vier-vijf finalisten.

De missie van de prijs bleef intussen wel intact. In nauwe samenwerking met het Paleis voor Schone Kunsten (BOZAR) wil de organiserende vzw De Jonge Belgische Schilderkunst ‘Belgische of in België residerende kunstenaars een beduidende steun bieden, hun nationale en internationale erkenning versterken en de zichtbaarheid en bekendheid van de laureaten verhogen bij een niet-exclusief publiek van kunstprofessionals en -liefhebbers.’

De selectieprocedure is wel (licht) aangepast. Uit een shortlist van 30 à 40 genomineerde kunstenaars met de meeste voorkeurstemmen zal een onafhankelijke jury van vijf ervaren kunstprofessionals en -verzamelaars in juni meteen één laureaat kiezen. Die mag zich verheugen op de ‘Crowet Prijs’ van 20.000 euro en een productiebudget van 10.000 euro, om dan in de lente van 2021 een solotentoonstelling in BOZAR op te zetten met nieuw werk en al bestaande werken die nog niet in België te zien waren.

De BelgianArtPrize kiest dus niet langer voor zijn gebruikelijke piste met eerst vier-vijf finalisten die dan samen de erkenning en de expozalen in BOZAR kunnen delen. Wel krijgt de onmiddellijke winnaar nu het dubbele productiebudget van de 5.000 euro die elke genomineerde kunstenaar vroeger ontving. Op zich een verbetering, maar de Crowet Prijs is tegelijk ook met 5.000 euro gekrompen. Vorig jaar ging het nog om 25.000 euro.

De BelgianArtPrize schreef de grotere instellingen aan om elk één kunstenaar direct op de shortlist te zetten. Twee maten, twee gewichten?

Carole Schuermans, directeur van de BelgianArtPrize, mailde ons over deze wijzigingen de volgende verklaring van het vzw-bestuur: ‘Verschillende opmerkingen die voortvloeiden uit onze maandenlange gesprekken met de kunstenaars van de vorige editie, werden ook met andere actoren besproken en dienden mee als basis voor de uitwerking van de BelgianArtPrize 2021. Gezien de beperkte middelen waarover de vzw mede via sponsoring beschikt, en rekening houdend met de uitgesproken wens van de kunstenaars om een hoger productiebudget te krijgen en niet meer in competitie te willen gaan met andere kunstenaars, werd gekozen voor dit nieuwe formaat: een volwaardige solotentoonstelling van één laureaat in de antichambres van het PSK/BOZAR.’

De meest opmerkelijke verandering is echter dat de BelgianArtPrize dit jaar (al een week eerder) ook de negen ‘belangrijkste instellingen voor hedendaagse kunst in België’ – BPS22, MAC’s, Wiels, Kanal, S.M.A.K, M Leuven, M HKA, MDD en Mu.ZEE – aanschreef om tegen 11 mei elk één kunstenaar voor te dragen, die zo rechtstreeks op de shortlist komt. Twee maten, twee gewichten?

Een kat in het nauw

Twee uur na haar mail aan die negen instellingen kreeg Carole Schuermans al een antwoord terug vanuit Wiels: directeur Dirk Snauwaert wenste helemaal géén kunstenaar te nomineren. ‘Ik was verontwaardigd’, stelt hij nu. ‘Ik heb teruggemaild dat ik het volkomen inadequaat vond om te midden van deze historische COVID-crisis aan slechts één kunstenaar 30.000 euro te geven.’

’Dient deze prijs wie hem krijgt of wie hem geeft?’

Snauwaert schreef Schuermans ook dat vzw De Jonge Belgische Schilderkunst beter terug te rade zou gaan bij zijn eigen wortels na de Tweede Wereldoorlog. ‘Toen mecenas Pierre Crowet in 1950 zo ruimhartig was om de eerste tweejaarlijkse Prijs voor Jonge Belgische Schilderkunst te financieren, was dat een weloverwogen geste om na de crisis van het fascisme terug aan te knopen met het modernisme. Wat zou nu in deze crisis een gelijkaardig antwoord zijn van zijn schoon-kleinzoon prins Amaury de Merode, die nu de vzw achter de BelgianArtPrize voorzit? Alles hangt af van de vraag of zijn ego groot of klein is. Dient deze prijs wie hem krijgt of wie hem geeft?’

Mu.ZEE en S.M.A.K hebben evenmin willen meedoen, en ook Eva Wittocx van M Leuven liet de organisatoren weten ‘zich niet geroepen te voelen om op jullie vraag in te gaan om één kunstenaar te nomineren’. Net als Wiels stelt M zich vragen over de positie van zo’n prestigieuze prijs in een tijd waarin kunstenaars zich vooral afvragen hoe te overleven. ‘Een groot bedrag toekennen aan één kunstenaar lijkt dan vreemd of ongepast’, aldus Wittocx. ‘Volgens ons zijn andere manieren van ondersteuning veel actueler en noodzakelijker. Waarom niet meerdere kleine prijzen of beurzen geven aan tal van kunstenaars die dat nu nodig hebben?’

Dat laatste idee is alvast de keuze die de Britse Turner Prize net gemaakt heeft: in 2021 de prijs van 25.000 Britse pond en de bijhorende expo in Tate Britain een jaartje overslaan, en in plaats daarvan 10 beurzen van 10.000 pond uitreiken aan ‘ten deserving artists’. Tate Britain wil zo ‘in deze tijd van ingrijpende disruptie en onzekerheid een bredere selectie van kunstenaars ondersteunen'. De jury maakt haar keuze eind juni bekend.

Bij monde van Carole Schuermans benadrukt het vzw-bestuur achter de BelgianArtPrize: ‘De uitdagingen voor de culturele sector om uit de huidige crisis te geraken zijn talrijk, maar er bestaat geen eenduidige oplossing, niet één antwoord. De BelgianArtPrize is één van die voorstellen die positief wenst bij te dragen. Temidden van annuleringen, uitstel en financiële onzekerheden in de Belgische culturele en artistieke programmering, opteren de organisatoren van de BelgianArtPrize ervoor om een toekomstperspectief te bieden aan kunstenaars voor het realiseren van ideeën en toekomstige plannen en projecten. Reeds bestaande en toekomstige initiatieven uitgaande van velerlei actoren die verschillende posities innemen in de kunstwereld, mogen elkaar in geen geval opheffen, noch leiden tot een versnippering van de middelen die elkeen kan/wil inzetten. Ze moeten elkaar net versterken en zo de kunstenaars de nodige kansen bieden om te werken.’

Otobong Nkanga, in 2017 de eerste en voorloppig laatste winnaar van de Belgian Art Prize.

Wel vindt Wittocx het bizar dat de mail van de BelgianArtPrize amper toelichting gaf bij het traject en de keuze voor de nieuwe aanpak. De negen instellingen waaraan De Jonge Belgische Schilderkunst nu een vooruitgeschoven positie geeft, zijn dan ook niet vooraf geconsulteerd over dat nieuwe spoor, laat staan over hun eigen betrokkenheid. Ze kregen het zomaar op hun bord.

‘Het kernprobleem van de BelgianArtPrize is een gebrek aan dialoog en transparantie’, besluit curator Danielle van Zuijlen van Kunsthal Gent, een van de honderd individuele actoren die ook de mail kreeg om kunstenaars te nomineren. ‘Ze zoeken nu via die instellingen extra legitimering voor hun prijs, maar weigeren tegelijk het gesprek aan te gaan over wat vandaag een relevante prijs kan zijn. Van een gemiste kans gesproken.’

’Zonder boe of ba wordt er voorbijgegaan aan alle kritiek op de vorige edities.’

Van Zuijlen vergelijkt die dubbelzinnige aanpak van De Jonge Belgische Schilderkunst met de reactie van een kat in het nauw. ‘Zonder boe of ba wordt er voorbijgegaan aan alle kritiek op de vorige edities en kiest men met wat snelle aanpassingen toch weer gewoon voor business as usual. Zonder feeling met wat er leeft in het veld, wordt dit er gewoon van bovenaf doorgeduwd. Zelfs van een van de aangesloten leden bij de vzw hoorde ik dat die van niets wist.’

Ook Dries Douibi, co-directeur van Kunstenfestivaldesarts en jurylid bij de vorige editie, heeft sinds de annulering van de BelgianArtPrize 2020 niets meer vernomen van de vzw. ‘Samen met de vijf genomineerde kunstenaars zijn we toen ook als jury simpelweg geschrapt, zonder enige evaluatie of overleg over de toekomst. Dat kwam wel en niet als een verrassing. Dat lijkt nu eenmaal hoe het daar functioneert.’

Koketteren met kunstenaars

Het bredere draagvlak waar De Jonge Belgische Schilderkunst nu duidelijk naar op zoek is, sinds het zijn vroegere Prijs Jonge Schilderkunst in 2016 verruimde tot een meer prestigieuze internationale onderscheiding naast grote voorbeelden als de Turner Prize of de Prix Marcel Duchamp, blijkt in de praktijk dus eerder te krimpen.

‘Samen hebben we deze prijs proberen te veranderen, maar we zijn op een muur gebotst.’

Veel heeft te maken met het brokkenparcours van de BelgianArtPrize bij zijn twee jongste edities. In 2018 trokken de vier genomineerde kunstenaars zich zelf terug nadat hun samenstelling vanuit het veld openlijk gecontesteerd was als te wit en te mannelijk. En in december 2019 trok de vzw er plots zelf de stekker uit nadat de vijf finalisten fundamentele vragen waren blijven stellen over de naam en de voorwaarden van de Crowet-prijs, de lage verloning van kunstenaars en het ethische beleid van hoofdsponsor ING.

‘Samen hebben we deze prijs proberen te veranderen, maar we zijn op een muur gebotst’, zeggen Joëlle Tuerlinckx, Agentschap, Saddie Choua en Sammy Baloji daarover. Vandaag komen ze voor het eerst naar buiten met hun hele verhaal. ‘Uiteindelijk hebben ze ons gewoon aan de deur gezet: hun manier om het echte debat te ontvluchten. Die eenzijdige beslissing moesten we ineens in de pers lezen. Het toppunt van intransparantie, maar ook het logische gevolg van hun paternalisme. We werden gestraft. Onze namen werden van de website gehaald en sinds dat droge mailtje van 18 december hebben ze niets meer van zich laten horen. Respectloos.’

Ook buitenstaanders vinden het bizar dat de nieuwe oproep van de BelgianArtPrize daar nu in alle talen over zwijgt. ‘Op geen enkele manier komen de organisatoren daar nog op terug of communiceren ze welke inzichten en lering ze daaruit getrokken hebben’, observeert Van Zuijlen. ‘Ze passen hun procedure een beetje aan en gaan verder alsof er niets gebeurd is. Over wie gaat deze prijs dan? Waarom wordt er niet meer geluisterd naar de kunstenaars zelf?’

‘In Parijs of Londen is het wellicht nog bon ton om te koketteren met kunstenaars bij een glas prosecco, maar niet in Brussel.’

Ook Snauwaert kan er moeilijk bij. 'Als je prijs al twee keer op rij in je gezicht ontploft is en je trekt daar geen stevige conclusies uit, kan je toch niet verwachten dat iedereen ineens zal staan juichen?’ Zijn eigen slotsom is dat het mondaine opzet van de gegoede verzamelaarsfamilie Crowet-Gillion die de BelgianArtPrize mee financiert, niet meer in overeenstemming is met de Belgische kunstrealiteit. ‘In Parijs of Londen is het wellicht nog bon ton om te koketteren met kunstenaars bij een glas prosecco, maar niet in Brussel, waar bredere ondersteuning voor kunstenaars onbestaande is.’

Petra Van Brabandt, ook gevraagd om te nomineren, noemt het een klassenkwestie. ‘Het oude industriële kapitaal koopt zich cultureel en symbolisch kapitaal door vanuit zijn hogere positie waarde toe te kennen aan een veel minder gefortuneerde klasse van kunstenaars. En niet met een echte kapitaalinjectie, maar met een peulenschil. Deze prijs stoelt op een achterhaald negentiende-eeuws mechanisme. Het leidt tot een onderdanigheidscultuur die gewoon paternalistisch en zelfs ondemocratisch is.’

Van Brabandt erkent wel de blijvende nood in de beeldende kunst aan impulsen voor meer visibiliteit en erkenning van artistieke verdienste. ‘Maar hoe, wie, wat: dat moet met het veld en de kunstenaars zelf uitgewerkt worden. En het hele probleem is dat de mensen achter deze prijs dat niet lijken te willen.’

Dovemansoren?

Kan de BelgianArtPrize veranderen? Dat lijkt de hamvraag. Na de desastreuze editie van 2018 deden Argos-directeur Niels Van Tomme en curator-onderzoeker Els Silvrants-Barclay een poging om een rechtstreekse dialoog aan te gaan met de organisatoren. ‘Dat gesprek begon toen meteen met een beschuldiging: dat wij hun kleine organisatie kapot hadden gemaakt’, herinnert Van Tomme zich. ‘We begrepen niet goed wie die "wij" waren, aangezien Els en ik in de eerste plaats een open dialoog kwamen voeren als collega's. We hebben hen toen bijzonder veel inzichten en voorstellen gesuggereerd die hadden kunnen leiden tot fundamentele veranderingen. Helaas werd ons toen ook duidelijk dat men eigenlijk niet begreep waar we het over hadden.’

De editie 2020: tweede annulering op rij.

De jury voor de editie 2020 werd wel diverser samengesteld, en er kwam een breder panel van nominatoren. Dat resulteerde vorig jaar ook in een meer diverse selectie. Maar andere grote pijnpunten bleven intact: precaire productie- en verloningscondities en een intransparante communicatiecultuur.

Ook vandaag vindt Van Tomme het nieuwe beleid van de BelgianArtPrize niet nieuw. ‘Fundamenteel is de prijs niet veranderd ten opzichte van de twee vorige (non-)edities, daar kan geen enkele vluchtige cosmetische oplapbeurt iets aan veranderen. De Jonge Belgische Schilderkunst wil gewoon dat het probleem van de vorige edities verdwijnt, zonder daarover een diepgaande dialoog aan te gaan. Maar het idee van individuen die prijzen krijgen voor een publiek en dan door dat publiek bewierookt worden, voegt niets wezenlijks toe aan hoe de kunstscene zich nu ontwikkelt.’

’Uit de diverse hedendaagse kunstpraktijk één parel, één ster willen puren, dat heeft iets heel ouderwets.’

Daar sluit Dirk De Wit van Kunstenpunt zich bij aan. ‘Op zich zit de nominatieprocedure van de BelgianArtPrize sinds 2020 wel goed, al dreigt de rechtstreekse nominatie door grote instellingen de stem van nominerende kunstenaars weer te verzwakken. Maar daaruit dan nu één parel, één ster willen puren, dat heeft iets heel ouderwets. Als je een representatief beeld wil geven van de hedendaagse kunst in België, dan moet je net een diversiteit van praktijken in beeld brengen, niet louter “de beste”. Die waaier van vier tot vijf genomineerden van vorige edities: dat is wat je onthoudt, niet wie er uiteindelijk gewonnen heeft.’

In zijn artikel Over de betekenis van prijzen in de beeldende kunsten wees De Wit er al op dat al deze problematieken momenteel ook internationaal sterk leven. Moeten respectabele instituten als de Turner Prize, de Prix de Rome en de Prix Marcel Duchamp zich helemaal omdenken naar eenentwintigste-eeuwse maatstaven en het veranderende ethische bewustzijn binnen de hedendaagse kunstpraktijk?

Voor een echte verandering bij de BelgianArtPrize zal zal eerst het bestuur erachter moeten veranderen, daar lijkt iedereen het over eens. Of dat ook echt mogelijk is, daar is minder eensgezindheid over. Dirk Snauwaert gelooft er wel in. ‘Er is de “sturing” van de familie Gillion-Crowet, maar er zijn ook de meningen van alle anderen. Ik ben niet zo negatief over die kans op hervorming.’

Gehalveerde steun

Een en ander zal wellicht ook afhangen van de financiële constructie achter de BelgianArtPrize en de bijhorende tentoonstelling in BOZAR. Die blijft voor de buitenwereld weinig doorzichtig. Wie betaalt wat? Een vaak gehoorde opmerking is dat er via de prijs uiteindelijk veel meer middelen naar BOZAR vloeien dan naar de laureaten zelf.

Zo blijft zelfs 10.000 euro productiebudget voor een hele tentoonstelling een ‘lachwekkend’ bedrag voor de uiteindelijke winnaar, vindt Niels Van Tomme. ‘Daar kan je hoogstens de toiletten van BOZAR mee behangen.’

In totaal blijft er in 2021 nog 30.000 euro voor kunstenaars over, terwijl dat bij de vorige editie nog het dubbele was.

Wie even terugtelt in de tijd, merkt in elk geval dat er vandaag minder prijzengeld uitgereikt wordt dan ooit. Voor de vroegere Prijs Jonge Belgische Schilderkunst was er 25.000 euro en drie keer 12.500 euro voor de bijkomende prijzen van Langui, BOZAR en ING. In 2017 restten er bij de nieuwe BelgianArtPrize enkel nog de Prijs Crowet (25.000 euro) en de ING Publieksprijs (10.000 euro).

Voor de geannuleerde editie 2020 was er naast die beide prijzen ook vijf keer 5.000 euro productiebudget voor de vijf genomineerden, terwijl daar voor 2021 slechts 10.000 euro van overblijft. Bovendien is de Crowet Prijs verlaagd van 25.000 naar 20.000 euro en de ING Publieksprijs van 10.000 euro geschrapt. In totaal blijft er nu dus 30.000 euro voor kunstenaars over, terwijl dat vorige keer nog het dubbele was.

Wat is er dan gebeurd met het voorziene prijzen- en productiegeld dat twee jaar op rij niet uitgegeven is moeten worden, en dus in 2021 juist voor een aardige injectie had kunnen zorgen? Zit de vzw in lastige financiële papieren?

Wie alvast niet meer vermeld wordt in de nieuwe oproep, is hoofdsponsor ING. In 2019 hebben de vorige genomineerde kunstenaars intern dan ook serieuze vraagtekens geplaatst bij de PR-strategie en het weinig ethische investeringsbeleid van de bank. ‘Zodra wij over het lage productiebudget en de ethische code van ING begonnen, benadrukten de organisatoren van de BelgianArtPrize dat er geen alternatieven waren voor ING. En als we toch meer geld wilden, moesten we dat zelf maar gaan zoeken. Altijd gebruikten ze die sponsoring als stok achter de deur: jullie kunnen ons geld beter aannemen, want anders is er geen prijs.’ (zie hun uitgebreide interview)

Heeft ING zich teruggetrokken, terwijl de bank volgens de vorige finalisten het gros van de kosten op zich nam?

Heeft ING zich nu teruggetrokken, terwijl de bank volgens deze finalisten het gros van de kosten op zich nam – van de communicatie en de productiebudgetten tot Schuermans’ loon en 50.000 euro voor het gebruik van de zalen in BOZAR? ‘Die steun is voor altijd gedaan’, meent Snauwaert. ‘Elke sponsor die zich wil terugtrekken, zoekt uiteindelijk een conflict. En dat hebben de genomineerde kunstenaars van de jongste editie hen gegeven.’

Zelf gaan Schuermans en het vzw-bestuur niet rechtstreeks in op onze vraag rond verdere steun van ING. ‘De organisatoren hebben bestaande en toekomstige sponsors gecontacteerd en hebben positieve signalen gekregen. Er is goede hoop dat hun steun in de loop van de volgende weken worden bevestigd.’ Het lijkt er dus op dat er met ING nog onderhandeld wordt. Hangt van dat gesprek de toekomst van de BelgianArtPrize af?

Emmanuelle Quertain, Hana Miletic, Emmanuel vd Auwera & Floris Vanhoof: winnaars van de YOUNG BELGIAN ART PRIZE 2015 (c) BOZAR

Microkredieten of een Staatsprijs?

In de sector zelf gaan intussen meer en meer stemmen op voor een heel andere prijs voor beeldende kunst, binnen of buiten de huidige constructie van de BelgianArtPrize. De coronacrisis maakt die nood alleen maar prangender.

Van Tomme pleit voor een ‘alternatieve holistische geldprijs voor kunstenaars’ en ziet die vooral als een verantwoordelijkheid van het veld zelf. ‘Het zou een geldprijs moeten zijn die niet gebaseerd is op een competitiemodel, en zonder dat er enige voorwaarden aan gekoppeld zijn. Denk aan een collectieve prijs die alle genomineerden gelijkwaardig ondersteunt en erkent. Maar nog belangrijker is dat die prijs gedragen wordt door een organisatie die ook daadwerkelijk de diversiteit en de pluraliteit voorstaat van de scène die ze wil steunen. Dat lijkt me een haalbaar en uiterst constructief project waar we collectief onze schouders onder kunnen zetten.’

’Als alle grote fortuinen hun belastingen correct zouden betalen, dan hadden we helemaal geen prijzen meer nodig.’

Ook Snauwaert rekent voor dat 30.000 euro vooral ook 3 maal 10.000 euro of zelfs 20 maal 1.500 euro kan zijn. ‘Ik denk aan een initiatief van CERA van weleer om microkredieten toe te kennen aan kunstenaars: kleine omslagen zonder logo. Daar zijn toen vele mensen mee geholpen.’

Van Brabandt is zelf geen grote voorstander van prijzen tout court, maar gelooft nog eerder in een Staatsprijs dan in een privaat initiatief. ‘Ook zo’n constructie zal haar problematische kanten hebben, maar dan is zo’n prijs tenminste door ons allen mee gefinancieerd. Tegelijk denk ik: als alle grote fortuinen hun belastingen correct zouden betalen, dan hadden we helemaal geen prijzen meer nodig. Dan is er overheidsgeld genoeg om de artistieke praktijk van kunstenaars te ondersteunen.’

Benieuwd hoeveel nominaties de BelgianArtPrize eind deze week binnengekregen zal hebben, en wat dan het vervolg wordt. Business as usual of toch een wake-up call?