Gezocht: dichters! Deel 1: Poetins literatuur- en cultuurbeleid voor de invasie in Oekraïne (2000-2022)

Door Pieter Boulogne, Elena Solonina, op Fri Dec 12 2025 09:23:00 GMT+0000

De oorlog van Rusland tegen Oekraïne heeft al veel bloed doen vloeien — en veel inkt. Oorlog is immers niet enkel een kwestie van tanks en drones, maar ook van cultuurbeleid. Sinds de Russische invasie in Oekraïne werd Russische schrijvers hun laatste restje artistieke vrijheid ontnomen, met gewelddadige arrestaties tot gevolg. Maar de criminalisering van Russische auteurs die zich niet aan het regime conformeren, begon al veel vroeger. Pieter Boulogne en Elena Solonina beschrijven haarscherp hoe Russische autoriteiten zich sinds de Sovjettijd bemoeiden met wat er wel en niet geschreven mocht worden. In dat licht lijkt Poetins repressieve cultuurbeleid de grootschalige oorlog tegen Oekraïne al voor te bereiden.

Wortel en stok

Een van de onderbelichte effecten van de Russisch-Oekraïense oorlog is dat de belangstelling van de Russische autoriteiten voor literatuur een kwantitatieve sprong heeft gemaakt. In 2014 kon een activistische dichter als Kirill Medvedev in Moskou nog probleemloos de dichtbundel Ten oorlog tegen het stadhuis (in Nederlandse vertaling uitgegeven onder de titel Biopolitiek) uitgeven, ook al fantaseerde hij daarin hardop over een moordpoging op de president. Hij ontving er zelfs de prestigieuze Belyj-prijs voor, zonder dat die van hogerhand werd opgedoekt. Een dergelijke tolerantie is tien jaar later verre fictie geworden.

In december 2023 kreeg de Russische dichter Artjom Kamardin, een dertiger, een gevangenisstraf van zeven jaar, omdat hij in september 2022 tijdens een publiekelijke poëzieavond rondom het standbeeld van de Sovjet-Russische dichter Vladimir Majakovski het anti-oorlogsgedicht ‘Dood me, militiemanʼ had voorgedragen. Dat had hij in 2015 geschreven tegen de achtergrond van de Russische militaire acties in de Donbas, waarvan hij zich in het gedicht op provocatieve wijze distantieerde. Na zijn arrestatie werd hij door politieagenten verkracht en gedwongen een video op te nemen waarin hij zich verontschuldigde voor zijn onpatriottische verzen. Ook andere participanten van de poëzieavond kregen lange gevangenisstraffen. Dat de woorden die Kamardin publiekelijk had geuit tegenover Russische milities deel uitmaakten van een gedicht, werd door de rechter eerder als een bezwarende dan als een verzachtende omstandigheid gezien. Voor Russische schrijvers was dit een niet mis te verstane boodschap: de laatste restjes artistieke vrijheid in Rusland waren in de context van de Russisch-Oekraïense oorlog weggenomen.

De Russische autoriteiten kijken in de context van de Russisch-Oekraïense oorlog niet alleen maar argwanend naar Russische dichters. Ze zitten er ook naar te loensen, en niet eens subtiel.

In april 2025 heeft ook de dichteres Darja Kozyrjeva, amper twintig jaar oud, dat ondervonden: zij werd, na bijna een jaar in voorarrest gezeten te hebben en psychiatrisch onderzocht te zijn, veroordeeld tot bijna drie jaar gevangenis. Haar zogenaamde misdaad was dat ze in Sint-Petersburg op een standbeeld van de negentiende-eeuwse Oekraïense dichter Taras Sjevtsjenko een papier had aangebracht met daarop – in het Oekraïens – de volgende versregels uit zijn gedicht ‘Testamentʼ: ‘Oh begraaf me, sta dan op / En verbreek je zware ketenen / En besproei met het bloed van de tirannen / De vrijheid die je hebt verworvenʼ. De Russische rechter las er een poging in om de Russische troepen in diskrediet te brengen – en zo was de actie uiteraard ook bedoeld.

Toch wil dat niet zeggen dat de Russische autoriteiten in de context van de Russisch-Oekraïense oorlog alleen maar argwanend naar Russische dichters kijken. Ze zitten er namelijk ook naar te loensen, en niet eens subtiel. Zo kwam je in de herfst van 2024 in het Moskouse straatbeeld – waar reclame stukken van mensen kost – gigantische oranje reclamepanelen tegen met daarop een ernstig uitziende, bebrilde vrouw van middelbare leeftijd, omgeven door de tekst ‘WIJ ZOEKEN DICHTERSʼ. De goede verstaander weet dat de oproep niet bedoeld is voor wie zich bezighoudt met vrije zelfexpressie. Het initiatief gaat uit van uitgeverij STiCHI (wat ‘gedichten’ betekent), die nauwe banden onderhoudt met het Kremlin. De bezielers van de uitgeverij, Alla Pospelova en Arseni Li – niet toevallig beiden lid van de Russische schrijversbond – kregen onlangs nog een publieke dankbrief van de in Oekraïne strijdende kozakkenbrigade Oskol ‘voor het aanwakkeren van de strijdlust en de geleverde morele steun’.

De politisering van de Russische literatuur in de Sovjettijd

Wie vertrouwd is met de Russische cultuurgeschiedenis, moet daarbij onwillekeurig denken aan het dubieuze respect waarmee Jozef Stalin bijna een eeuw geleden schrijvers bejegende. Tijdens een door alcohol overgoten avond bij de auteur Maksim Gorki thuis, in 1932, gaf hij de volgende lofzang te berde:

‘De volledige productie van het land hangt samen met de uwe. In de loop van zijn leven ondergaat de mens veranderingen. En jullie helpen om zijn ziel om te vormen. Dat is geen geringe productie: die van de menselijke zielen. Jullie zijn ingenieurs van de menselijke zielen.’

Twee jaar later dwong Stalin zijn geliefde Russische schrijvers om collectief lid te worden van de zich toen vormende Sovjetschrijversbond, die hen de literaire doctrine van het socialistisch realisme voorschreef. De facto wilde dit zeggen dat alle schrijvers die toegang wilden behouden tot de drukpersen propagandist van het communistisch regime moesten worden. Wie dat deed – aanvankelijk ongeveer 2.500 literatoren – verwierf allerlei privileges. Wie er met zijn pen tegenin ging, riskeerde zijn of haar vrijheid en fysieke integriteit.

In de Sovjettijd diende de Russische literatuur nooit alleen maar om de lezers te entertainen, en eventueel een ogenblik lang te doen lachen en huilen, maar ook om ze maatschappelijk te vormen.

Ook na de dood van Stalin liepen literatoren die van de partijlijn afweken risico op vervolging. Dit geldt evenwel in mindere mate voor het mildere bewind van Nikita Chroesjtsjov dan voor de stagnatie onder Leonid Brezjnev. In naam van de perestrojka maakte Michail Gorbatsjov werk van grootschalige rehabilitatie van de slachtoffers van de politieke repressie van de jaren 1930 tot 1950. In 1986 ondertekende hij een decreet dat de bemoeienis van de centrale censuurinstelling Glavlit aan banden legde. Uitgevers konden voortaan uitgeven wat ze zelf de moeite vonden, zonder zich te hoeven bekommeren om de partijlijn. Wel bleef het socialistisch realisme de officiële overheidsdoctrine (al was dat genre intussen behalve uitgehold ook opgerekt). In 1987 maakte het decreet ‘Over de liberalisering van de boekuitgave en boekhandel’ een einde aan het staatsmonopolie op het gebied van literatuur. De facto betekende dat het einde van de censuur in Rusland (en de rest van de Sovjet-Unie) – voor het eerst in de Russische geschiedenis. Russische lezers stortten zich op de verboden vruchten van weleer. Plots mochten ze zelfs Lolita van Vladimir Nabokov lezen!

In de naoorlogse Sovjettijd was niet enkel de bovengrondse, maar ook de ondergrondse literatuur per definitie een politieke kwestie. De literatoren die in de jaren 1960, 1970 en 1980 met illegale publicaties ingingen tegen de opgelegde literaire Sovjetnormen, waren willens nillens ook politiek activistisch. In de Sovjettijd diende de Russische literatuur nooit alleen maar om de lezers te entertainen, en eventueel een ogenblik lang te doen lachen en huilen, maar ook om ze maatschappelijk te vormen. Dit wordt duidelijk met een gevleugelde zin uit een gedicht van de Sovjet-Russische dichter Jevgeni Jevtoesjenko: ‘In Rusland is een dichter méér dan een dichter.’

De depolitisering van de Russische literatuur na de val van de Sovjetunie

Door de implosie van de Sovjet-Unie in 1991 is het huwelijk tussen de Russische literatuur en de politiek in sneltempo ontbonden. De Sovjetschrijversbond werd na een monopolie van een halve eeuw opgedoekt, met als gevolg dat de ambtelijke broodschrijvers plots werk moesten gaan zoeken. Maar ook de dissidenten verloren hun bestaansreden. Het socialistisch realisme en zijn propagandataak werden immers begraven. De nieuwe norm – voor zover er al een was – was postmodernisme. Volgens culturoloog Andrej Archangelski werd deze stroming, die eigenlijk vraagtekens wil plaatsen bij de eigen identiteit en overwegingen, in een post-Sovjet-Russische context opgevat als een cynische erkenning van het recht van de sterkste. Net als de Russische samenleving was de Russische literatuur een jungle geworden, die zich onttrok aan iedere overheidscontrole. De Russische boekenmarkt werd overspoeld door pulp – meestal in vertaling en zonder respect voor auteursrechten. Uitgeverijen schreeuwden om ter luidst om de aandacht van de consument. De Russische literatuur werd door menig buitenlandse slavist, opgevoed met Solzjenitsyn en Achmatova, dood verklaard. Plots leek het erop dat in Rusland dichters gewoon dichters konden zijn.

Ook toen Boris Jeltsin als president van de Russische Federatie de fakkel doorgaf aan de voormalige KGB-spion Vladimir Poetin, hield het gros van de Russische schrijvers zich ver van politieke stellingname of zelfs nog maar analyse.

Het recht om door de overheid met rust gelaten te worden (en om de overheid zelf met rust te laten), was precies waar Joseph Brodsky onverschrokken voor had gepleit tijdens het geruchtmakende proces in 1964 waarop hij als dichter in een Sovjetrechtbank terechtstond voor klaploperij. Ook tijdens zijn Nobelprijsredevoering in 1987 hamerde hij erop dat de dichter een privépersoon mag zijn. In overeenstemming daarmee werd depolitisering in de jaren 1990 het mantra van de Russische intelligentsia – met inbegrip van de schrijvers. Zelfs belezen intellectuelen haalden er hun neus voor op om zich naar het stemhokje te begeven. Per slot van rekening was politiek een vies spelletje, en lieten politici de literatuur ook totaal ongemoeid (in die mate dat je in boekhandels verhandelingen van nazi’s en handleidingen om explosieven of drugs te maken vond). De deal leek dus fair.

Poetins ‘zachte’ cultuurpolitiek in de jaren nul

Ook toen Boris Jeltsin als president van de Russische Federatie de fakkel doorgaf aan de voormalige KGB-spion Vladimir Poetin, hield het gros van de Russische schrijvers zich ver van politieke stellingname of zelfs nog maar analyse. Zelfs toen de televisiezender NTV in 2002 onder druk van het Kremlin het populaire satirische programma Koekly (‘Poppen’) van Viktor Sjenderovitsj – dat ook met Poetin de spot dreef – afvoerde, voelden Russische schrijvers zich niet geroepen om voor hun artistieke vrijheid op de barricaden te gaan staan. Ook zij waren blij dat de welvaart van de hoofdstedelijke middenklasse, onder meer dankzij de gunstige olieprijs, tijdens de eerste twee ambtstermijnen van Poetin de hoogte inschoot.

Als een van de weinige schrijvers zag Kirill Medvedev erg vroeg, al tijdens Poetins eerste ambtstermijn, welk risico er school in de desinteresse van Russische cultuurdragers jegens het beleid. Geïnspireerd door de marxistische toneelschrijver Bertolt Brecht – die waarschuwde dat kunstenaars die zich vrij wanen voor de kar van het regime eindigen – deed hij in 2004 heel sombere voorspellingen over hoe de Russische cultuur de toekomst van zijn land voorbereidde:

‘Het esthetische klimaat in ons land is afschuwelijk geworden. Het nationale cultuurbewustzijn is een stinkend moeras, half Sovjet en half bourgeois, waarin de lijken van Poesjkin, Dostojevski, Jozef Stalin, de popzangeres Alla Poegatsjova en Jezus Christus liggen te ontbinden. Rusland lijkt op een rottende bal, een misbaksel, van boven bedekt met bladgoud en van binnen propvol afval: pulpvoedsel, pulpideologie, pulpcultuur; de brokstukken van religie, de brokstukken van ons Sovjetwereldje, de brokstukken van ons dode imperium. Dat alles puilt aan alle kanten uit deze bolstaande bal, die aan het rollen is geslagen, steeds sneller en sneller. Klaar om in stukken uiteen te spatten of anders wie in zijn weg loopt plat te walsen.’

In een andere passage uit hetzelfde essay, dat provocerend ‘Mijn fascisme’ getiteld is, voorspelt Medvedev dat de Russische autoriteiten de cultuur niet eeuwig ongemoeid zouden laten:

‘De staat begint interesse te tonen in het cultuurbeleid. Nog even en ze besluit dat de schepping van een nationale gedachte zonder literatuur ondenkbaar is. Als de staat daar tenminste de tijd voor kan vinden. Maar ook nu al wordt erover nagedacht om de toekenning van literaire prijzen onder staatscontrole te plaatsen, om een schrijversbond op te richten naar het model van de Sovjetschrijversbond, en meer van dat soort dingen.’

Toen hij dit ruim twee decennia geleden schreef, vonden andere literatoren, waaronder de Russische poëziepaus Dmitri Koezmin, dat de jonge dichter zich aanstelde met zijn fulmineren tegen de op glimmer en glamour beluste Russische literaire scène. De censuur was in Rusland toch samen met de Sovjet-Unie afgeschaft? Waarom moesten kunstenaars zich dan bekommeren om de politieke wereld? In de praktijk was de censuur echter geprivatiseerd, in de zin dat uitgesproken Kremlin-kritische stemmen publicatieproblemen ondervonden. Toen de onderzoeksjournaliste Anna Politkovskaja in 2004 haar boek Poetins Rusland schreef, waarin ze van de Russische president en diens oorlog in Tsjetsjenië een genadeloos portret maakte, vond ze geen enkele Russische uitgever bereid het uit te geven – vanwege het risico op represailles. Twee jaar later werd ze, allicht niet toevallig op de verjaardag van Poetin, vermoord in de lift van haar appartementsblok.

Het begin van de derde ambtstermijn van Poetin als president van Rusland was het begin van het einde van de vrijheid die kunstenaars in Rusland genoten.

In de loop van de voorbije twee decennia is de Russische overheid, die tevoren nog de autonomie van de kunst predikte, zich wel degelijk in toenemende mate gaan interesseren voor literatuur en cultuur. Daarbij werden oude Sovjetrecepten bovengehaald. Toen Poetin in 2005 de oligarch Michail Chodorkovski, die zich aan het ontpoppen was tot een politieke rivaal, liet opsluiten, werden Russische cultuurdragers onder druk gezet om die vervolging te steunen aan de hand van een open brief. Tientallen bekende Russen, waaronder de gevierde theaterregisseur Aleksandr Kaljagin, zwichtten ervoor. In 2007 kwam er een federale wet op basis waarvan Russische rechters boeken, brochures, films, muziekstukken, websites, beeldende kunstwerken en leuzen kunnen bestempelen als ‘extremistisch’. In eerste instantie – gedurende de eerste vijftien jaar – werden geen boeken geviseerd waarop het grote publiek zat te wachten. De lijst verboden boeken leek dus eerder een curiosum dan een ideologisch controlemechanisme.

Reclame van het Fonds Russki Mir, met citaat van Anna Achmatova: ‘En wij zullen je behouden, Russische spraak / Groots Russisch woord. / We dragen je vrij en zuiver verder, / En schenken je aan onze kleinkinderen, en redden je van de gevangenschap / Voor altijd!’.

Een andere belangrijke stap in Poetins cultuurbeleid was de oprichting in 2007 van het door de Russische overheid gesubsidieerde fonds Russki Mir. Deze kapitaalkrachtige organisatie, gemodelleerd naar agentschappen als Goethe Institut en British Council, had als opdracht om in samenwerking met de Russisch-orthodoxe kerk de Russische taal en cultuur in de wereld te promoten. Tijdens de jaren die erop volgden, slaagde het fonds erin om heel wat buitenlandse universiteiten – waaronder in onze contreien de Université de Mons, de KU Leuven en de Rijksuniversiteit Groningen – te overtuigen om met Russisch geld een Russisch cultureel centrum op te richten. Ook binnen Rusland zelf heeft het fonds een intensieve werking. Zo bracht het in 2008 in Moskou plakkaten van zes meter op drie aan met citaten van klassieke Russische schrijvers over de Russische taal en cultuur. Het gaat bijvoorbeeld over selectief gekozen dichtregels van Anna Achmatova. Dat Poetin de klassieke Russische literatuur als een politiek instrument beschouwde, was een jaar eerder al gebleken bij het staatsbezoek van de Franse president Nicolas Sarkozy aan Rusland. Toen had hij de verzen ‘Rusland valt met het verstand niet te begrijpen, […] je kan er alleen maar in geloven’ van de dichter Fjodor Tjoettsjev geciteerd – al had hij er wel ‘je moet er alleen maar in geloven’ van gemaakt.

Na de Moskouse straatprotesten: het begin van het einde van de vrijheid

Het begin van de derde ambtstermijn van Poetin als president van Rusland (2012) was het begin van het einde van de vrijheid die kunstenaars in Rusland genoten. De parlementsverkiezingen van 2011 en de daaropvolgende presidentsverkiezingen van 2012 werden gekenmerkt door intimidatie en schaamteloze verkiezingsfraude. Tegen de achtergrond van de Arabische Lente (begonnen op 18 december 2010) beleefden de Russische activisten hun hoogdagen. Onder de leuzen ‘Voor eerlijke verkiezingen!’ en ‘Rusland zal vrij zijn’ kwamen in Moskou om en bij honderdduizend mensen op straat. De belangrijkste demonstratie vond plaats op het Bolotnaja-plein, waar de oproerpolitie hardhandig optrad en wel vierhonderd mensen arresteerde. Om een voorbeeld te stellen werd een dertigtal deelnemers in een geruchtmakend proces veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. Interessant genoeg was de verkiezingsfraude en de daarop volgende repressie voor veel Russische schrijvers, die zich voorheen niet met politiek hadden ingelaten, een wake-upcall. Met name Boris Akoenin, de populairste misdaadauteur van het land, ontpopte zich tot criticaster van Poetin. In 2012 sprak hij dreigende taal aan Poetins adres: ‘Nu kunt u niet meer op een ordentelijke manier weggaan, u zult bevel geven te schieten, er zal bloed vloeien, maar toch zult u worden afgezet’.

Voor Poetin werkte de openlijke sympathie van Russische schrijvers voor de demonstraties als een aanmoediging om de banden tussen de overheid en de culturele sfeer nauwer aan te halen. In 2011 was het Vertaalinstituut al opgericht, met als missie om, aan de hand van vertaalsubsidies, literatuur uit de Russische Federatie in het buitenland te promoten. Interessant genoeg legde de directeur van dit instituut, Jevgeni Reznitsjenko, uit dat deze missie verband hield met de spanningen tussen enerzijds Rusland en anderzijds de VS en de EU, die de vorm hadden aangenomen van ‘een gruwelijke propagandaoorlog’. In 2013 publiceerde het Ministerie van Onderwijs een ‘Lijst met 100 boeken op het gebied van geschiedenis, cultuur en literatuur van de volkeren van de Russische Federatie’ die vooral bedoeld was om leerlingen van het secundair onderwijs warm te maken voor vaderlandslievende werken. Symptomatisch was ook de officiële uitroeping van het jaar 2015 tot ‘het jaar van de literatuur’, wat gepaard ging met de invoering van de ‘Prijs van de President van de Russische Federatie op het gebied van Literatuur en Kunst voor Kinder- en Jeugdboeken’.

Individuele schrijvers bleven in eerste instantie buiten schot, maar het instrument was alvast geschapen.

Naast dergelijke ‘zachte’ initiatieven werd ook werk gemaakt van de ontwikkeling van repressie-instrumenten. De druk werd opgevoerd tegen zogenaamde buitenlandse invloeden in de Russische cultuur. In 2013 werd een wet aangenomen tegen de verspreiding van zogenaamde homoseksuele ‘propagandaʼ bij minderjarigen. Het onmiddellijke gevolg daarvan was dat boeken en andere cultuurproducten met toespelingen op homoseksuele geaardheid of handelingen automatisch een ‘18+’-label kregen. In 2017 werd de filmregisseur en theatermaker Kirill Serebrennikov gearresteerd. Nochtans stond zijn maatschappelijk prestige als laureaat van de nationale toneelprijs Zolotaja Maska (‘Het Gouden Masker’, 2012) buiten kijf. Volgens de onderzoeksrechter had hij subsidies die toegekend waren aan zijn Zevende Studio in eigen zak gestoken. Mensenrechtenactivisten zagen er echter een politieke gemotiveerde vervolging in. Serebrennikov is namelijk openlijk homoseksueel, en kwam ook op voor de belangen van de Russische LGBT-gemeenschap. In juni 2020 kreeg hij, na bijna twee jaar huisarrest, een voorwaardelijke celstraf van drie jaar (die evenwel in 2022 werd opgeheven).

Een kenterpunt was ook de zogenaamde ‘buitenlandse agentenwet’, die Poetin in de zomer van 2012, amper twee maanden na zijn inauguratie, ondertekende. Die gaf Russische rechters de macht om eender wie zich als ngo, nieuwsmedium of individu met ‘politieke activiteiten’ bezighoudt en uit het buitenland financiële middelen ontvangt te labelen als ‘buitenlandse agent’. De eerste geviseerde organisaties waren Golos, die een grote rol had gespeeld in het aantonen van de verkiezingsfraude, Public Verdict Foundation, die juridische bijstand had geboden aan de arrestanten van de rellen op het Bolotnaja-plein, en Memorial, die de Stalinmisdaden onderzocht en die steun bood aan journalisten en activisten die het slachtoffer waren van geweld. In 2014 werd de buitenlandse agentenwet aangepast zodat het Ministerie van Justitie op eigen houtje, zonder tussenkomst van een rechter, kon beslissen welke organisaties zich moesten registreren als buitenlandse agent. Vanaf 2017 konden ook internationale media actief in Rusland geregistreerd worden als buitenlandse agent. Slachtoffers waren onder meer Voice of America, Radio Liberty, Meduza en het Nederlandse Bellingcat. Daarnaast waren er ook enkele Russische organisaties die zich moesten registreren, zoals de tv-zender TV Rain. Individuele schrijvers bleven in eerste instantie buiten schot, maar het instrument was alvast geschapen. Achteraf beschouwd lijkt dit te kaderen binnen de voorbereidingen op de grootschalige oorlog tegen Oekraïne.

Dit stuk is het eerste deel van een tweeluik dat op rekto:verso verschijnt als voorpublicatie bij de essaybundel Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog), in redactie van Pieter Boulogne en Annemarie Gielen, met historische en culturele perspectieven op de Russisch-Oekraïense oorlog. De boekvoorstelling vindt plaats op 18 december 2025 om 19:00 uur aan de Faculteit Letteren van de KU Leuven.

Lees het tweede deel, over Poetins literatuur- en cultuurbeleid sinds de invasie in Oekraïne, volgende week op rekto:verso!

Pieter Boulogne & Annemarie Gielen (red). Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog). Leuven: Acco, 2025. 300 p. ISBN: 9789464677096