De aangeslagen toestand 6: niet alles is inktzwart

Door Ricus van der Kwast, op Fri Jan 25 2019 23:00:00 GMT+0000

Dit is het slotartikel van Ricus van der Kwasts nieuwjaarsessay. In vijf delen bracht hij de diepere oorzaken van de toegenomen ‘excitatie’ in onze gepolariseerde tijd in kaart. Zijn er ook oplossingen? Een pleidooi voor waarachtige individualiteit.

Lees hier ook alle vorige delen

In zijn spraakmakende interview in 2008 (zie deel 1) zei Wouter Bos nog meer. ‘Polarisatie is de enige manier om zaken verder te brengen. Je moet niet met consensus het debat in duiken, je moet er met consensus uitkomen.’

Bos is destijds nogal hard aangevallen op zijn uitspraken, deels ten onrechte. Hij moet bij polarisatie gedacht hebben aan constructieve discussies, aan een stevige polemiek, en niet aan de excitatie zoals we die sindsdien steeds meer gezien hebben.

Over consensus hoor je niets meer.

Hij zei het trouwens ook: ‘Polariseren om het polariseren maakt problemen alleen maar groter.’ In een eerder leven had Bos voor Shell gewerkt, een bedrijf waar besluitvorming geparalyseerd wordt door het streven naar consensus. Het kan zijn ambivalente houding tegenover consensus verklaren.

Hij kon niet vermoeden dat we anno 2019 nog middenin dat debat zouden zitten, het bloed bijkans aan de muren. Over consensus hoor je niets meer. Er lijkt bitter weinig reden tot optimisme. De mogelijke consequenties van al die opwinding doen het ergste vrezen – wie weet hoe ver we elkaar nog opjutten. Het is zaak dat we afremmen.

Nieuwe categorieën gezocht

Toch is niet alles inktzwart. Steeds vaker wordt excitatie al herkend. Ze wordt alleen als onontkoombaar gezien; er valt toch niets aan te doen. Vroeg of laat zullen we echter terugvallen uit die aangeslagen toestand – een fysisch gegeven. Er zal weer nieuwe energie vrijkomen, energie die we nu steken in de aandacht voor de korte termijn, in het najagen van futiliteiten, in conflicten.

De vraag is hoe we die energie dan zullen aanwenden. Stel je eens voor wat al die herwonnen rust in onze geest voor cultuur en wetenschap zou kunnen betekenen!

Intussen zien we dat hier en daar al goede initiatieven de kop op steken. De Correspondent is zo’n initiatief. Deze online nieuwssite probeert, in eigen woorden, verder te kijken dan de waan van de dag. Opgericht in 2013 doet ze dat zonder advertenties, maar met financiering van donateurs en lezers, die bij haar leden heten. Zo probeert ze een forum te zijn voor onafhankelijke onderzoeksjournalistiek.

Al blijft de site te vaak steken in goede voornemens en is haar keuze van onderwerpen nog steeds vrij modieus, ze slaagt behoorlijk goed in haar opzet. De Correspondent graaft inderdaad dieper dan andere media en ze komt wat tegemoet aan mijn roep om meer tegenfase, meer anticyclische rapportages.

Wordt het geen tijd om te decategoriseren, als we de excitatie te lijf willen gaan?

Rob Wijnberg, oprichter van De Correspondent, boog zich begin dit jaar over berichtgeving en polarisatie. Hij stelde dat de traditionele indeling van nieuws in categorieën als Binnenland, Buitenland, Politiek en Economie achterhaald is. Ze zou bovendien conflicterend, polariserend zijn – ‘wij-binnenlanders-tegenover-zij-buitenlanders’ bijvoorbeeld. Hij besloot met een oproep aan de lezers om met nieuwe indelingen, nieuwe categorieën te komen.

Die oproep bleek niet aan dovemansoren gericht. Toen ik gedachteloos het stuk, dat 11 pagina’s telde, afdrukte, kreeg ik 194 pagina’s terug. 183 bladzijden met voorstellen en reacties van lezers! De Correspondent zoekt oplossingen in de groep en in nieuwe categorieën.

Maar is dat nodig? Een idee, ontstaan en uitgewerkt in afzondering, een artikel waarop geen enkele of juist elke categorie van toepassing is, dat moet toch kunnen? Is niet een groep, elke groep, hoe nobel ook, een herkenbaar doelwit om je tegen af te zetten? Ungroup ken ik alleen als Powerpoint-commando, maar zouden we niet eens af en toe moeten ‘degroeperen’? En wordt het geen tijd om juist te decategoriseren, als we de excitatie te lijf willen gaan?

Laat de burger spreken

De dempende werking die De Correspondent heeft, zou je ook wensen voor het hele politieke bedrijf zoals het nu georganiseerd is. De electoraal-representatieve democratie is einde verhaal, stelt David Van Reybrouck in Tegen Verkiezingen. Wie om zich heen kijkt, ontkomt niet aan die conclusie. Verkiezingen zijn een onbetrouwbaar instrument geworden, gevoelig voor manipulatie van buitenaf, een toneel voor politici die blindvaren op opiniepeilingen en instantberichten.

Verkiezingen zijn een onbetrouwbaar instrument geworden, zorgen voor een agitatie van jewelste.

Kortom: verkiezingen zorgen voor een agitatie van jewelste. Daarvoor hoef je niet eens te kijken naar gebeurtenissen met mondiaal verstrekkende gevolgen als de Amerikaanse presidentsverkiezingen of het Brexit-referendum. We kunnen het dichterbij huis houden.

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen die in het Nederlandse parlement volgen op de regeringsplannen, traditioneel gepresenteerd op de derde dinsdag van september, leek de laatste keer meer dan ooit verkiezingskoorts te heersen. Het taalgebruik, de toon, was grof en hard. Het liep zo de spuigaten uit dat tv-kijkers zich beklaagden. Of de parlementariërs ook beseften dat de debatten op scholen werden uitgezonden, dat er kinderen meekeken?

In België gaf de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen medio oktober eenzelfde beeld. Le Soir heeft in een ludieke quiz een bloemlezing verpakt van wat er aan verwensingen heen en weer geslingerd werd. ‘Bedrieger’... ’om te kotsen’... ’fuck mensenrechten, Amnesty International, PTB en nog wat anderen’... ‘ongool’... ‘slet’... Let wel: hier zijn geen reaguurders aan het woord, maar mensen die in een democratisch kiesstelsel een plaats in een gemeenteraad hopen te veroveren.

Van Reybrouck stelt een bi-representatief model voor, waarbij de volksvertegenwoordiging zowel door stemmen als door loten wordt bepaald. Hij grijpt voor die aleatorische component terug op historische voorbeelden. Om te beginnen op de Atheense democratie van vijfentwintig eeuwen geleden, waar de samenstelling van diverse lichamen binnen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht door loting werd bepaald.

Maar ook in onze tijd zijn er geslaagde initiatieven om de burger directe inspraak te geven. Van Reybrouck laat voorbeelden zien uit Canada, IJsland, Ierland en Nederland, waar wetswijzigingen worden voorbereid door groepen van burgers die door het lot zijn aangewezen.

De Standaard zette onlangs nog voorbeelden op een rij van projecten in Belgische gemeenten die dankzij directe burgerinspraak tot stand zijn gekomen. Burgerparticipatie haalt de angel uit het debat, precies omdat dat debat niet langer een publieke vertoning is.

Laat de schrijver schrijven

Salman Rushdie ziet bij die Entschärfung van het debat een taak weggelegd voor schrijvers. In een essay van enkele maanden terug beschrijft hij hoe literatuur kan helpen om het vertrouwen van lezers in een objectieve waarheid te herstellen. In het verleden kon de westerse literatuur nog wel eens uitsluiten, de waarheid alleen door de ogen van een blanke elite weergeven. Juist tegenwoordig kan zij completer zijn door de inbreng van veel meer gevarieerde stemmen.

Schrijvers moeten het hier weer voor het zeggen krijgen.

Hoewel hij het niet met zoveel woorden zegt, vertrekt ook Rushdie van het uitgangspunt dat onze taal verontreinigd is door de eenzijdige invloed van straattaal op schrijftaal. Schrijvers moeten het hier weer voor het zeggen krijgen. Rushdie pleit voor een gerenoveerde taal, één die schrijvers steen voor steen opnieuw moeten opbouwen. Die taal kan helpen om ons, lezers, publiek, weer te verzoenen met de werkelijkheid.

Zo zien we ideeën en initiatieven in de media, in de politiek en – nog belangrijker, want fundamenteler – in de taal. Zelf heb ik in de vorige delen ook wat suggesties geopperd. En toch voelt het onbevredigend. Die remedies voelen als symptoombestrijding, als flik- en lapwerk.

De bronoorzaak van alle excitatie nemen ze niet weg. Vier hoofdverdachten heb ik opgevoerd (de onheilsprofeet, de belegen puber, de snelheidsduivel en de nivellering) én een paar handlangers (de media), maar de kwade genius loopt nog vrij rond. We komen hem dichter op de hielen als we die grote, meerkoppige paradox uit onze samenleving nog eens belichten.

De tirannie van de meerderheid

Iedereen kan vandaag overal over meepraten. Met iedereen aan het woord verwacht je dat de opinies breed uitwaaieren. Maar dat gebeurt niet. Ideeën convergeren juist tot enkele bundels. We kunnen steeds meer informatie kwijt op een mm2 chip, maar moeten ons behelpen met het aankruisen van digitale hokjes of met teksten van maximaal vijfentwintig woorden.

Meningen en mensen worden bij elkaar geveegd: Voor-Tegen, Ja-Nee, A-B-C-D. Of Deplorable, Populist, Gutmensch, Conservatief, Progressief. Wat niet in het format past, is een uitschieter en valt af.

Echte, originele polemiek is verstomd. Het groepsgeluid is oorverdovend geworden.

Met de mond vol van diversiteit onderdrukt onze samenleving tegendraadse meningen. Zeker, er wordt geschreeuwd, zelfs geprovoceerd, meestal echter binnen zorgvuldig begrensde kaders. Echte, originele polemiek is intussen verstomd. Het groepsgeluid is oorverdovend geworden, maar we horen steeds minder individuele stemmen.

The Tyranny of the Majority: dat ene zinnetje is zo treffend. John Stuart Mill heeft het gemunt in zijn On Liberty (1859), anderhalve eeuw geleden. De meerderheid waarop Mill doelt, gaat op voor een grotere tegenover een iets kleinere groep, zoals bij een referendum over Brexit of Catalaanse onafhankelijkheid. Maar in extremis gaat het vooral om de groep tegenover de eenling.

De groep heeft zo zijn eigen dynamiek. Wie toetreedt, stopt met zelf te denken en dient het groepsbelang. De wil van de massa regeert. Expertise wordt laag ingeschat; individuele creativiteit lijdt. De publieke opinie vermorzelt degene die de gemeenplaatsen uitdaagt.

Maar de meerderheid kan het mis hebben – de geschiedenis voor en na Mill grossiert in voorbeelden. En als ze wel gelijk heeft, kunnen de gedachtenspinsels van de eenling nog altijd helpen om heersende opinies bij te slijpen, te verfijnen. Het idee dat het individu, de vrijdenker de mond gesnoerd zou worden, was Mill een gruwel. Hij zag het echter als een groot gevaar in een te ver doorgeschoten democratie.

De roep van de groep

Het beeld dat Mill zo schetste, lijkt bij uitstek op onze tijd van toepassing. We hebben onze samenleving overzichtelijk geordend in groepen die elkaar bekampen. Plek voor iets anders is er niet: het ruis wordt gefilterd. Groupthink, kuddegedrag, groepsdwang zijn van alle tijden, maar wat vandaag bijzonder is, is de omvang van groepen en de snelheid waarmee groepen gevormd worden en groeien. Oftewel: de resonantie.

In de groep worden we opgezweept te doen wat we anders niet zouden doen. De groep wordt zo extremer dan haar leden: synergie, maar met een negatieve ondertoon. Het verklaart waarom tegenpolen als politicus Theo Francken en regisseur Milo Rau zo constructief kunnen praten in Villa Hellebosch – nog zo’n goed initiatief, nu van De Standaard – maar daarna weer snel hun bastions betrekken.

Wie zich wil onderscheiden in de groep, overschreeuwt de ander. Kruisig hem! Stenig ze! Verbrand de heks! Praktijken uit barbaarse tijden, maar in onze beschaving kennen we de cybervarianten.

De groepsgeest: achter de schermen is hij het steeds die aan de touwtjes trekt.

De groep kan zich geraffineerd vermommen. In de affaire (zie deel 1) rondom dat Boekenweekgeschenk vroeg Tjitske Jansen, een schrijfster die ik niet kende, Murat Isik om de opdracht terug te geven. Ze vervolgde: ‘Dat doe je niet omdat je dat niet durft. Weet wel dat als je het wel durfde, je de geschiedenis zou ingaan als iemand die dat dus wel durfde. En nu ga je de geschiedenis in als onderdeeltje van de massa. De laffe meerderheid.’

Afgezien van die hele lelijke tweede zin is dat best aardig gezegd. Alleen zet ze de werkelijkheid op haar kop. De groep, dat is zij met haar honderden sympathisanten en een petitie. Bij welke laffe meerderheid Isik precies hoort, is onduidelijk.

Kuddekwaad?

Daarmee lijken we hem te hebben: de aanstichter van de aangeslagen toestand, degene die dat proces van polarisatie - dat ik excitatie en resonantie noem - in gang heeft gezet. De groepsgeest: achter de schermen is hij het steeds die aan de touwtjes trekt.

  • Bij de valse profeet (zie deel 2) en zijn schare van volgelingen, die in koor eender wat voor luide boodschap verkondigen.

  • Bij de belegen puber (zie deel 3), die een fake rebel is en altijd een meeloper met de tijdgeest is geweest, toen en nu.

  • Bij de geest van de nivellering (zie deel 3), die je een illusie van inspraak geeft en je intussen van je eigen stemgeluid berooft.

  • Bij de snelheidsduivel (zie deel 4), die je opsluit in een dwangbuis en opjaagt, waarbij elke kans op reflectie of originaliteit verkeken is.

  • Bij de nieuwe media (zie deel 5), die je via armetierige middelen een binaire communicatie opdringen, waarbij alles zwart of wit is, niets ertussenin.

  • Bij de traditionele media (zie deel 5), die elke bestaande trend versterken en liever van elkaar afkijken dan zich aan iets nieuws branden.

De groep als kwade genius, zou je denken. Maar dat is te makkelijk gedacht. De groep blijft een samenklontering van individuen. Individuen die de weg van de minste energie gekozen hebben en daarvoor hun eigen, oorspronkelijke standpunten hebben verruild voor de groepsgedachte.

De echte boosdoener, dat ben Ik. Ik, het individu.

Ik, het individu

Als individu hebben we geen moed, dat zag die Tjitske Jansen tenminste goed. Krampachtig klampen we ons aan de groep vast. Bang uit de boot te vallen als we niet netwerken. Bang voor dom of oud versleten te worden als we niet meegaan met een trend, een gadget, een nieuwe app. Bang een baan, een klant of abonnee te verliezen als we afwijken van het stramien, of dat nou in de leverketen, bij een krant of elders is.

Daarom laten we ons opjutten, lachen we om grappen die niet leuk zijn, gaan we mee met meningen die ons eigenlijk te ver gaan, maar zo blijven we in elk geval aan boord.

We zouden meer ruimte moeten geven aan onze innerlijke tegenstrijdigheden.

Nou lijkt er ook verdomd veel moed voor nodig om de groep te trotseren. De massa kan meedogenloos zijn. Ian Buruma heeft dat pas nog ervaren in één van de uitwassen van de merkwaardige vergaarbak die #MeToo geworden is. De Nederlander raakte zijn baan kwijt als hoofdredacteur van de New York Review of Books. Niet omdat hij zelf iets misdaan zou hebben, maar omdat hij iemand aan het woord had gelaten met een verdacht seksueel verleden.

Moed kunnen we verzamelen door te beseffen dat groeperingen, bewegingen, modes en trends na verloop van tijd weer verdwijnen. Heus, we kunnen op eigen benen staan. Als individu zijn we prima in staat in grijstinten te denken, ons in te leven in de argumenten van de ander, de tekortkomingen van onze eigen ideeën te zien. Ons eigen, onafhankelijke, oorspronkelijke gedachtegoed is de moeite waard. Kanalen hebben we genoeg – nu het geluid nog.

Ambitieus misschien, maar we kunnen klein beginnen. Door zelf geen etiketten meer te aanvaarden, door zelf geen etiketten meer te plakken. Het individu heeft een stem nodig, geen label.

Niet alleen kun je je Gentenaar, Vlaming, Belg, Europeaan, wereldburger voelen, maar ook feminist en conservatief, Wutbürger en Gutmensch. En dat allemaal tegelijk of afwisselend, het bijt elkaar niet.

In werkelijkheid is er ook geen keuze. De keuzes die ons worden opgedrongen zijn gekunsteld. Van nature is elk van ons behept met zijn innerlijke tegenstrijdigheden. Daar zouden we meer ruimte aan moeten geven: het is het beste recept om die ballon vol excitatie door te prikken. Goed beschouwd moeten we gewoon wat schizofrener worden. Iets meer, o ironie, bipolair.

La Bruyère, januari 2019