David
Door Jelle Dehaes, op Fri May 10 2024 12:49:00 GMT+0000Jelle Dehaes kreeg de vraag zich te richten tot een foute kunstenaar. Past de Amerikaanse auteur David Foster Wallace in die categorie? Tijd om die naam doorstrepen.
David
Een boek signeren heeft iets bizar obligatoirs. De lezer komt heel even dicht bij de schrijver en draagt daarna een bewijs van die ontmoeting met zich mee. Een handtekening, een datum, misschien een persoonlijke boodschap waarin de schrijver verkrampt origineel probeerde te zijn, of, in jouw geval, een lange, dikke streep door je naam op de titelpagina. Op het internet staan foto's van je signeertechniek. De doorgestreepte gedrukte letters van je driedelige naam, en daarboven opnieuw je naam in de inkt van je signeerpen:
David Foster Wallace
David Foster Wallace
Het doorstrepen van je naam doet me denken aan de Franse filosoof Jacques Derrida en zijn techniek van sous rature. Eenvoudig gezegd wou Derrida ons bewust maken van de voortdurende meerduidigheid van wat we willen zeggen. Wanneer een woord sous rature staat, of doorgestreept wordt, wil de schrijver aangeven dat het woord afwijkt van de betekenis die er traditioneel aan gegeven wordt. Tegelijkertijd is het een verzet tegen het zoeken naar een afgeronde definitie. Liefde, bijvoorbeeld, toont dat de schrijver iets over liefde wil zeggen, maar ook dat ze niet te reduceren valt tot wat de auteur (of iemand anders) erover zal zeggen. Ik lees Derrida’s sous rature als een vorm van bescheidenheid. Het doet me beseffen dat ik niet te snel conclusies mag trekken, dat ik iets of iemand niet mag herleiden tot wat ik denk, lees of schrijf. Het leert me hoe ik naar mensen kan kijken, hoe ik ze kan begrijpen – en ook niet. Hoe ik jou kan begrijpen, vanuit het besef dat ik daarbij tekort zal schieten.
Ik lees Derrida’s sous rature als een vorm van bescheidenheid. Het doet me beseffen dat ik niet te snel conclusies mag trekken, dat ik iets of iemand niet mag herleiden tot wat ik denk, lees of schrijf.
Je was geen vlekkeloos man. De schrijfster Mary Karr verklaarde na je dood dat je haar herhaaldelijk had lastiggevallen. Blijkbaar heb je haar ooit uit een rijdende auto geduwd en ben je haar vijfjarige zoon van school naar huis gevolgd. Je zou gedreigd hebben haar man om te brengen. De feiten speelden zich af in een van je periodes van depressie en verslaving. In interviews polsten journalisten vaak naar je drugsverleden. Die vragen probeerde je dan te omzeilen. Soms verwees je naar de problematiek van het medium: op de televisie moet je in enkele zinnen tot de essentie kunnen komen. Het angstzweet brak je uit bij de gedachte dat je bij de kijkers fout zou kunnen overkomen.
Je voelde je meer thuis bij de romanvorm. Infinite Jest (1996) is een deurstop van een boek van meer dan duizend pagina’s in een akelig klein lettertype, dat je als lezer toch leert appreciëren omdat de 388 eindnoten in een nog kleiner lettertype zijn gedrukt. Voor veel mensen is Infinite Jest zo hermetisch dat het verhaal onleesbaar wordt. Sommigen zien in de roman het bewijs van je gekwelde geest en genialiteit.
Maar ik lees er vooral voorzichtigheid in. Je wou de thema’s depressie, entertainment en verslaving vervlechten tot een complex, meerduidig geheel dat niet te herleiden valt tot enkele oneliners. Misschien signeerde je daarom zo je boeken. Een doorgestreepte naam als laatste reminder dat je niet gereduceerd wou worden. Alsof je wou zeggen: ‘Zelfs al heb je Infinite Jest helemaal gelezen, denk maar niet dat je mij begrijpt. Die schrijver op het titelblad is niet wie je denkt dat hij is.’
In paragraaf 9 van het postuum uitgegeven The Pale King (2011) schrijf je: ‘Hier ben ik dus zelf aan het woord, David Wallace, veertig jaar oud’, en je authenticeert dat door je belastingnummer en je adres mee te geven. Maar wanneer ik notities voor die paragraaf op het internet vind, zie ik in dikke letters staan: ‘De ultieme fictie: een fake autobiografie van een fiscaal adviseur, geschreven door iemand met een valse naam.’ 'David Wallace' als valse naam: je speelde bewust met die paradox van feit en fictie. Aan je geboortenaam voegde je 'Foster' toe. En het is die drieledige auteursnaam die je doorstreept. In alles wat je schreef was elk detail gelaagd. Dus ook die boeksignering. Dat zou ik graag geloven.
Je bent een toolkit, David. Ik ga met je aan de slag. Ik verdraai je tot je op losse schroeven staat.
Wij maken als lezers fictie van de schrijver. Waarschijnlijk is dat bij elke kunstenaar zo, en bij mensen die een zeker aanzien genieten tout court. We adoreren en aanbidden jullie. We zien jullie als helden voor wie we in de rij gaan staan om een boek te laten signeren. Maar alleen een held kan van zijn voetstuk vallen. En als jij een gevallen kunstenaar zou zijn, is dat alleen omdat we je voordien vergoddelijkt hebben. Dus ik hoef je handtekening niet. Wanneer ik de getuigenis van Mary Karr lees, tja – eerlijk? – dan doet mij dat niet zo veel. Ze krijgt gewoon een kleine rol in het verhaal dat ik van je maak.
Michel Foucault schreef ooit dat zijn werk een gereedschapskist is waaruit je kan putten om iets nieuws te bouwen. Je bent een toolkit, David. Ik ga met je aan de slag. Ik neem wat ik kan gebruiken. Ik verdraai je tot je op losse schroeven staat. En ik blijf je lezen.
Groeten,
Jelle
In maart verscheen het essay Foute kunst (Letterwerk) van auteur en filosofe Leen Verheyen. Daarin onderzoekt ze de complexe verbanden tussen ethiek en kunst. Tijdens de boekvoorstelling op 18 maart in boekhandel De Groene Waterman lazen Jelle Dehaes en Marlies De Munck elk een brief voor gericht aan een foute kunstenaar. Lees hier de brief van Marlies De Munck.
Fragment uit Foute kunst (2024) van Leen Verheyen, pp. 7-8:
‘In maart 1977 werd filmmaker Roman Polanski in de Verenigde Staten veroordeeld voor seksueel misbruik van een 13-jarig meisje. Hij ontkwam grotendeels aan zijn straf door het land te ontvluchten en zich in Frankrijk te vestigen. Nadien kwamen nog andere vrouwen met gelijkaardige klachten. Zijn leven als voortvluchtige weerhield Polanski er echter niet van om films te blijven maken. En het weerhield anderen er niet van hem als filmmaker te eren of zijn films te bekronen. Bij de uitreiking van de Césars in 2020 leek er een en ander veranderd te zijn. De Pools-Franse regisseur werd gelauwerd voor zijn film J’accuse en de avond verliep behoorlijk tumultueus. Voor het gebouw waar de prijsuitreiking plaatsvond werd de hele avond gedemonstreerd. Verschillende genodigden lieten hun ongenoegen over de aan Polanski betuigde eer merken door op te stappen. De ophef rond Polanski heeft alles te maken met de vraag hoe je met het werk van een moreel problematische kunstenaar dient om te gaan. Mag je dat werk nog bewonderen? Of is het beter zowel de kunstenaar als het werk af te wijzen en geen eer meer te betuigen? En wanneer je een kunstwerk wil beoordelen, moet je dit werk dan radicaal scheiden van zijn maker? Of is zo'n scheiding niet houdbaar?’