Cute alien / Alien cute

Door Dominique De Groen, op Thu Aug 21 2025 18:26:00 GMT+0000

Groot hoofd, grote ogen, korte, dikke ledematen en onhandige bewegingen. Auteur Dominique De Groen merkt op dat de typische alien dezelfde eigenschappen bezit die ons laten smelten voor baby’s en kittens. Waartoe bewegen die knuffelbare eigenschappen? Met cute theory als kader analyseert ze schattigheid als een veld met verschillende machtsverhoudingen. Een tekst als een opwaartse spiraal richting een toekomst van ‘furry planetoids, megaflumps, blobjects, and kitteh swarms’.

Niet alle aliens zijn cute, maar onder de aliens zijn het de cuties die onze collectieve verbeelding het succesvolst hebben geïnvadeerd. Minstens zo iconisch als de Xenomorph, het bloedstollende ruimtewezen uit Ridley Scotts Alien (1979), is de zachtaardige, kinderlijk nieuwsgierige, kwetsbare E.T., met zijn grote, onschuldige kijkers. Het wezentje veroverde zoveel harten dat Steven Spielbergs E.T. the Extra-Terrestrial (1982) twintig jaar lang recordhouder bleef van de lucratiefste film aller tijden. Ook andere bekende aliens zijn om ter snoezigst: van de weke, squishy Squid Baby uit Men in Black (1997) tot de ondeugende Stitch uit Lilo & Stitch (2002), of de groeiende stoet knuffelbare wezens uit de Star Wars-franchise (de Ewoks met hun wollige snoetjes, de pluizige Porgs met hun gigantische ogen, en natuurlijk, cuties tot de tweede macht, Baby Yoda en Baby Ewoks).

Niet alleen aliens van het buitenaardse type zijn vaak schattig, maar ook ‘vreemde wezens’ in de breedste zin van het woord, van monsters en fantasiedieren zoals Toothless uit How to Train Your Dragon (2010) of de uiterst aaibare Pokémon (pocketmonstertjes), tot bestaande dieren wier schattige kwaliteiten in onze beeldcultuur worden benadrukt en uitvergroot: de Bambi’s, de Lassies, de woestijnvosjes en de axolotls (een Mexicaanse salamander die louter omwille van zijn schattigheid vele malen bekender is dan, pakweg, de Italiaanse kamsalamander). En dan zijn er natuurlijk de katten. In een online Q&A met Tim Berners-Lee, uitvinder van het World Wide Web, vroeg iemand hem welk gebruik van het internet hem het meest had verrast. Berners-Lee’s antwoord? ‘Kittens’.

Brengt al die schattigheid ons nader bij de ander, of is het net een strategie om die ander te domineren, te assimileren, en uiteindelijk van zijn werkelijke vreemdheid te ontdoen? Als de alien zo vaak cute is, is het schattige dan ook alien?

Kindchenschema

Het fundament van cute theory is het Kindchenschema van Konrad Lorenz, een van de grondleggers van de gedragsbiologie, die in de jaren 1940 zijn theorie ontwikkelde over de evolutionaire wortels van snoezigheid. Het Kindchenschema, dat naast een kindje ook een puppy, een kuiken en een konijnenjong afbeeldt, lijst een verzameling kenmerken op die (veel) mensen als schattig ervaren, en die over de soorten heen gekoppeld zijn aan jeugdigheid: een groot hoofd, een zacht, rond lichaam, een elastische of kneedbare textuur, korte, dikke ledematen, grote ogen onder een hoog voorhoofd, een kleine neus, mond en kin. Volgens Lorenz, die het organisme zag als een cybernetisch geheel van mechanismen, lokten schattige prikkels een automatische, puur instinctieve zorgrespons uit; de juiste stimulus triggerde het correcte gedrag, als een sleutel in een slot.

Brengt al die schattigheid ons nader bij de ander, of is het net een strategie om die ander te domineren, te assimileren, en uiteindelijk van zijn werkelijke vreemdheid te ontdoen?

In The Aesthetics and Affects of Cuteness (2016) schrijft Joshua Paul Dale dat onderzoek sindsdien heeft aangetoond dat de hersenen van de meeste mensen inderdaad reageren op schattige prikkels, maar dat de theorie van een automatische, biologisch gedetermineerde zorgrespons grotendeels ontkracht werd. Ten eerste zou de dynamiek van schattigheid niet uitsluitend draaien rond zorg voor een passief, hulpeloos wezen. Schattigheid zou een uitnodiging zijn tot sociale interactie, communicatie en empathie, en dus een breder spectrum aan reacties uitlokken zoals spel, samenwerking of kameraadschap. De relatie is er dan geen van totale afhankelijkheid, maar van wederkerigheid. Bovendien hoeven we geen hersengolven te meten om te weten dat niet iedereen dezelfde zaken schattig vindt, en dat niet iedereen op dezelfde manier reageert op wat hij wel schattig vindt. Onze oordelen over en reacties op schattigheid zijn voorwaardelijk en relationeel, eerder een potentiële dan een universele, vooraf vastgelegde respons. Genetisch determinisme toepassen op gedrag leidt niet alleen tot onfrisse politieke theorieën (het is misschien niet toevallig dat Lorenz tijdens de Tweede Wereldoorlog het nazisme omarmde), maar is ook al te simplistisch; evolutie creëert een veld van mogelijkheden, geen vastgebeitelde paden, en genetische code wordt altijd gemedieerd door culturele, sociale, politieke en geografische factoren.

Axolotl (Ambystoma mexicanum), via Pexels Stock Photo

Misvormd katje

Anders dan Lorenz’ biodeterminisme suggereert, is onze verhouding tot cuteness niet eenduidig, maar ambivalent: schattigheid is een tweesnijdend zwaard. In Cute, Quaint, Hungry and Romantic: The Aesthetics of Consumerism (2001), beschrijft Daniel Harris het inherente geweld en narcisme van cuteness, een esthetiek die de ander antropomorfiseert en die zo ontdoet van zijn eigenheid, menselijke kenmerken toedicht (of opdringt) aan niet-menselijke wezens en objecten. ‘De schattige voorstelling van de natuurlijke wereld’, schrijft hij, ‘is een wereld zonder natuur, een die otherness vernietigt, het niet-menselijke genadeloos onderdrukt, en niets toestaat […] om apart en verschillend te zijn van onszelf.’ Ook literatuurwetenschapper Lori Merish, een van de eerste auteurs die schattigheid bestudeerde in relatie tot consumentisme, beschrijft cutification als een operatie waarmee we de ander absorberen en neutraliseren, opnemen in een verstikkende intimiteit die paradoxaal genoeg een werkelijke relatie onmogelijk maakt. Cuteness, schrijft zij, is bovenal een strategie om de ander te domesticeren, ‘annexing the Other to the Self’ en ‘absorbing that Otherness into the logic of the Same’.

Volgens Daniel Harris is onze macht over de cutified other totaal: schattigheid impliceert een sadistische verminking, iets wat we de ander aandoen om haar te kunnen domineren.

Maar terwijl the cute het vreemde onschadelijk en onbedreigend maakt, vervormt het tegelijkertijd het bekende tot iets vreemds. Volgens Harris is het schattige innig verwant met het groteske en misvormde, en ook Lorenz wist al dat cuteness altijd op de rand ligt van het monsterlijke, dat zich manifesteert wanneer de kenmerken die we associëren met schattigheid worden uitvergroot voorbij een bepaald punt. De licht gedrochtelijke E.T. bevindt zich op of zelfs voorbij die grens, al wordt hij daardoor niet minder schattig: het schattige kan die vervorming verdragen, sterker nog, de vervorming lijkt er inherent aan. Kijk maar naar het archetype van schattigheid: Hello Kitty, objectief een gruwelijk misvormd katje (Kitty’s gezicht is een brede, textuurloze vlakte, bleek en rond als de maan, de twee zwarte bolletjes die haar ogen voorstellen liggen mijlenver uiteen, en — het ultieme affront — ze heeft niet eens een mond), maar in de harten en geesten van talloze mensen the cutest cutie to ever cute.

Beide operaties (domesticeren en vervormen) vervullen uiteindelijk een vergelijkbare functie: onderwerping. De esthetiek van schattigheid, schrijft Harris, ‘creëert een klasse van verstotelingen en mutanten, een readymade ras van lieflijke, inferieure wezens’. In haar invloedrijke studie over the cute als een van de kenmerkende esthetische categorieën van het laatkapitalisme, schrijft Sianne Ngai dat de schattigste objecten zacht, rond, amorf en ‘bloblike’ zijn, eerder dan realistisch of tot in detail uitgewerkt; ‘het ultieme voorbeeld van the cute’, schrijft ze, ‘is een ongedefinieerde blubber van een zacht, deegachtig materiaal.’ Het schattige is schattig omdat het zich aan ons onderwerpt, en daarom is het bij voorkeur plooibaar en kneedbaar, week genoeg om zich totaal aan ons over te geven. In een pluchen knuffeldier knijpen zodat het vervormd raakt, maakt het volgens Ngai alleen nog schattiger. Het plastische, onherkenbaar vervormde wezen kan zich niet tegen onze wil verzetten, is in feite nauwelijks nog een op zichzelf staand wezen.

Cuteness overdrijft verschillen en wist ze uit, maakt de afstand tot de ander tegelijkertijd onbestaand (door die ander te absorberen) en onoverbrugbaar (door een werkelijke relatie onmogelijk te maken). Die dubbele dynamiek is volgens Ngai de reden waarom niet alleen Hello Kitty, maar ook vele andere schattige wezens wel grote ogen hebben, maar geen of een uiterst minimale mond. Het schattige wezen moet net genoeg op ons lijken om onze blik te beantwoorden, maar niet zoveel dat het onze gelijke zou kunnen worden, bijvoorbeeld door te spreken.

Schattigheid snijdt

Volgens Harris is onze macht over de cutified other totaal: schattigheid impliceert voor hem altijd een sadistische verminking, iets wat we de ander aandoen om haar te kunnen domineren. De ander is vooral schattig als hij hulpeloos is, overgeleverd aan onze genade (zoals E.T., die onze wereld niet begrijpt en mensen nodig heeft om te overleven.) Ook Ngai noemt schattigheid een esthetisering van machteloosheid, en schrijft dat we iets niet als schattig kunnen ervaren zonder ons bewust te zijn van de macht die we erover hebben. Daarbij lijken we het schattige soms zelfs nog verder te willen kleineren: kindjes die we in de wangen knijpen, katjes die we oppakken tegen hun wil, kleine hondjes die we in handtassen proppen en die we überhaupt zodanig hebben miskweekt dat ze niet alleen permanent babyachtig zijn, maar ook zwak en ongezond.

Het schattige mag dan fysiek weerloos zijn, maar net daardoor kan het intense emotionele eisen stellen, waardoor het macht uitoefent over ons.

Toch is de dynamiek volgens Ngai complexer. Het schattige mag dan fysiek weerloos zijn, maar net daardoor kan het intense emotionele eisen stellen, waardoor het macht uitoefent over ons. Cuteness is dus ‘niet enkel het gebied waar een statisch machtsverschil zich toont, maar ook het terrein van een verrassend complexe machtsstrijd’. We kunnen het akelige vermoeden moeilijk van ons afschudden dat het schattige wezen of object ons manipuleert, dat wij het zijn die worden gecontroleerd. Iedereen die katten of honden in haar leven heeft, kent dit gevoel, net als iedereen die ooit een waardeloze prul heeft gekocht omdat het popje/knuffeltje/prentje op de verpakking hem zo smekend en mistroostig aankeek. Dat ons verlangen om het schattige te knuffelen makkelijk omslaat in de fantasie het plat te knijpen, erin te bijten of het zelfs te verorberen (‘je bent om op te eten,’ zeggen we tegen iets wat allersnoezigst is), is volgens Ngai ten dele het gevolg van dat gevoel gemanipuleerd te worden. Reacties op schattigheid kunnen dus variëren van tederheid en zorgzaamheid tot agressie en sadisme, en bevatten vaak elementen van allemaal.

Al die vermeende agressiviteit ten spijt, werpt Joshua Paul Dale tegen, waden we niet door de dode puppies en kittens. Het gewelddadige potentieel van cuteness, stelt hij, is een gevolg van de emotionele intensiteit die het teweegbrengt, waarbij het subject door snoezigheid overweldigd wordt en geen blijf weet met zijn gevoelens. Die agressie keert zich volgens hem echter niet tegen de schattige ander, maar tegen het zelf. ‘[C]ute cuts the subject, not the other way round’: het is het subject dat onder druk van the cute wordt getransformeerd, vervormd, en uiteindelijk: cutified. Ook Ngai noemt het schattige infectueus, een besmettelijkheid die zich uit in de babyachtige manier waarop we vaak zelfs onbewust tegen een baby, kitten of puppy beginnen te praten. In die interactie muteert de taal zelf, wordt squishy en cute, net zo zacht als het schattige wezen zelf: bijna compulsief vervallen we in hoge kreetjes en kinderlijke stemmetjes, gebruiken we verzonnen woordjes en licht gênante troetelnaampjes. Het exces aan emotie keert zich tegen ons, doet ons smelten tot we zelf beginnen te lijken op het wezen dat we eerst infantiliseerden. De intensiteit van de ontmoeting met the cute tast onze autonomie aan, waarbij de grenzen tussen zelf en ander wazig worden.

Hello Kitty, foto: Elina Volkova, via Pexels Stock Photo

Naar die versmelting lijken we ook te verlangen. Zoals Merish al schreef, gaat onze appreciatie van het schattige samen met een soort identificatiedrang, ‘wanting to be like the cute’, waardoor het verlangen iets te bezitten door elkaar begint te lopen met het verlangen iets te zijn. Onze fascinatie met het vormeloze, plastische, vloeibare cute, dat zelfs de macht heeft om de taal waarmee we onszelf als subject construeren aan te vreten, bevredigt misschien een diepere wens om de grenzen van het zelf te overstijgen, langzaam te laten oplossen. Het snoezige wordt iets demonisch, iets wat bezit neemt van ons, ons infecteert en ten slotte in de ander transformeert. Door ons over te geven aan the cute worden we alien.

Cute/acc

‘Nothing uncute makes it out of the near future, and the cute will very soon no longer be even remotely human’, schrijven Amy Ireland en Maya B. Kronic in Cute Accelerationism (2023). Cute/acc is een spin-off van het accelerationisme, een verzameling verwante theorieën met talloze varianten, verbasteringen, afsplinteringen en alternatieve interpretaties die het hele politieke spectrum bestrijken, van radicaal links tot alt-right: links accelerationisme, effectief accelerationisme (de technofascistische variant die wordt omarmd in Silicon Valley), Blacceleration (geënt op het Afrofuturisme), queer accelerationisme enz.

Het snoezige wordt iets demonisch, iets wat bezit neemt van ons, ons infecteert en ten slotte in de ander transformeert.

Al die varianten hebben met elkaar gemeen dat ze het wenselijk achten om bepaalde processen binnen het kapitalisme te versnellen en intensifiëren, al lopen hun achterliggende redeneringen en doelstellingen sterk uiteen. Links accelerationisme valt terug te voeren tot de ideeën van filosofen als Gilles Deleuze, Félix Guattari en François Lyotard, en later het werk van Mark Fisher. Volgens die laatste is het kapitalisme een mislukte ontsnapping uit het feodalisme, waarbij de verstikkende hiërarchieën van dat vroegere systeem niet volledig werden ontmanteld, maar vervangen door een nieuwe vorm van sociale stratificatie en onderdrukking: de klassenstructuur. Hoewel het kapitalisme bevrijdende tendensen heeft, werkt het die zelf tegen in het belang van winstconcentratie en het in stand houden van bestaande machtsstructuren. Het onderdrukt de energieën en potentialiteiten die het zelf ontketent, en hoewel het zich voordoet als een vernieuwende, creatieve kracht, produceert het vooral eindeloos veel varianten van hetzelfde. Het zijn precies de verlangens die het kapitalisme creëert maar niet in staat is te vervullen, die volgens (linkse) accelerationisten de weg kunnen wijzen naar een wereld voorbij het kapitalisme. ‘The only way out’, stellen zij, ‘is through’: we moeten de bevrijdende tendensen van het kapitalisme versterken, ‘the processes of destratification that capitalism cannot but obstruct’ (Fisher), en ze gebruiken als portalen naar een weelderige toekomst.

Ireland en Kronic zien cute als zo’n acceleratie, een kracht die ons kan bevrijden uit vastgelegde, repressieve structuren en identiteiten. Volgens hen is cute geen eigenschap maar een proces; het is een denkfout het te reduceren tot schattige wezens, beelden of producten, die in feite slechts geleiders, manifestaties of residu zijn van cute-als-proces (‘Cute is not a cute thing’). Cute laat zich niet begrijpen aan de hand van bestaande objecten en subjecten, maar is ‘een transformatieve kracht die door subjecten en objecten stroomt’, een proces dat ons uit elkaar haalt, ons steeds meer ontrafelt naarmate we er dieper in worden meegezogen. Het opent portalen naar een alien toekomst — trekt aan ons, als een onweerstaanbaar krachtveld, vanuit die toekomst: ‘only the future will make sense of what Cute will have been doing to us.’

Eieren van bladpootwantsen (Acanthocephala terminalis)

In Ireland en Kronics theory-fiction wordt cute een alien, virale kracht, die zich als een Trojaans paard heeft geïnstalleerd in onze evolutionaire ontwikkeling. In veel hertellingen van de biologische geschiedenis van schattigheid ontwaren zij een kip-en-eiprobleem: wat was er eerst, de kenmerken die we later pas als schattig zouden beginnen te ervaren, of een (aanvankelijk onbevredigde) ontvankelijkheid voor schattige kenmerken, die vervolgens leidde tot de evolutionaire selectie van zulke trekken? Wellicht moeten beide elkaar hebben gevoed en versterkt, elkaar gaandeweg aangescherpt. Cuteness opereert dan als een circuit, waarin signaal (schattigheid) en respons (de voorkeur voor schattigheid) gezamenlijk evolueren. In dat proces ontstaat er geleidelijk een soort tekensysteem dat weliswaar beantwoordt aan een evolutionaire noodzaak, maar tegelijk ook contingent is, een toevallig zo gegroeide, conventionele code (er is immers geen reden waarom we net grote ogen schattig vinden, en niet een dubbele kin). Omdat in de acutification cycle zowel de stimulus als de receptor worden geselecteerd, doorgegeven en versterkt, is het een proces dat kan accelereren, als een almaar intensifiërende positieve feedbacklus, die nog aan kracht wint wanneer we schattige kenmerken ook als aantrekkelijk gaan ervaren in potentiële partners. Op die manier wordt cuteness een runaway phenomenon, een beetje zoals het bekende voorbeeld van de totaal uit de hand gelopen pauwenstaart: door een evolutionaire feedbacklus worden kenmerken uitvergroot die niets meer met overlevingscriteria te maken hebben.

Supernormaal

Het zijn precies de verlangens die het kapitalisme creëert maar niet in staat is te vervullen, die volgens linkse accelerationisten de weg kunnen wijzen naar een wereld voorbij het kapitalisme. ‘The only way out is through.’

Volgens Ireland en Kronic hebben we hier te maken met een geval van wat de gedragsbioloog Nikolaas Tinbergen ‘supernormaliteit’ noemt. In de jaren 1950 ontdekte Tinbergen dat wanneer stimuli, die bij een bepaalde soort een bepaald gedrag teweegbrengen, worden geabstraheerd en uitvergroot, ze vaak een hyperbolische respons uitlokken. Uit gips vervaardigde hij enorme vogeleieren, geschilderd in felle kleuren en met overdreven versies van hun kenmerkende stippenpatronen; de vogels waarmee hij experimenteerde lieten hun eigen eieren links liggen en verkozen de valse, die ze tevergeefs probeerden uit te broeden. Vlinders probeerden te paren met grote, felgekleurde kartonnen nepvlinders, waarop ze heviger reageerden dan op hun echte soortgenoten, en meeuwenkuikens, die naar de rode stip op hun moeders snavel pikken om haar om eten te vragen, bleken nog sterker aangetrokken tot een geel stokje met daarop drie rode strepen, en negeerden de bek van hun moeder tot ze bijna verhongerden. De artificiële, uitvergrote stimuli activeerden en intensifieerden bepaalde gedragspatronen omdat de dieren nooit het volledige object (ei, love interest, mama) tot in detail inspecteerden, maar abstracte signalen gebruikten als shortcuts.

Cute is supernormaal: uitvergrote, geabstraheerde kenmerken, losgekoppeld van wat misschien ooit een evolutionaire noodzaak was. We vinden niet alleen kindjes schattig, maar ook niet-menselijke wezens en zelfs objecten. Die spillover, schrijven Ireland en Kronic, de niet-menselijke surplus value van cute, is het resultaat van een supernormale feedback loop, waarin de grenzen tussen mens en niet-mens vervagen. Cute verandert in een spiraal, een steeds krachtigere opwaartse draaikolk, aangedreven door een transcendente kracht die ons allemaal alien maakt, een ‘onmenselijke dynamiek […] die menselijk gedrag herbestemt, gebruikt op manieren die niet overeenkomen met vooraf bestaande of traditionele menselijke doelen.’ In die spiraal is het onmogelijk om het schattige te consumeren zonder jezelf tot een cute object te maken, je eraan over te geven en zacht te worden: ‘if you cute properly, you won’t stay who you think you are.’ Volgens cute/acc wijst cute ons de weg naar een meer-dan-menselijke toekomst, een meltdown zonder apocalyps, geen eindeloze doomscroll maar een toekomst van ‘furry planetoids, megaflumps, blobjects, and kitteh swarms’ — een toekomst waarin je al lang geleden bent veranderd in de ander, opgelost in de alien.