Beste Mevrouw Homans

Door Gaea Schoeters, op Fri Sep 21 2018 08:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week vraagt Gaea Schoeters aan onze minister van Gelijke Kansen om de subsidies van Troubleyn te herverdelen onder vrouwelijke kunstenaars. ‘Deze discussie draait niet om Jan Fabre, maar enkel om macht. De macht die misbruik mogelijk maakt.’

Er is de afgelopen dagen enige deining ontstaan over een Belgisch kunstenaar: Jan Fabre. Dat weet u ongetwijfeld: er viel eenvoudigweg niet naast te kijken. Geen actualiteitsprogramma of opiniepagina die niet inzoomde op de pikante details. De betrokken vrouwen mochten voor het oog van heel Vlaanderen een tweede keer uit de kleren, altijd het trieste lot van wie misbruik aanklaagt.

Een welkome afleiding ook, neem ik aan, want de Fabre-controverse overschaduwde zelfs met gemak de Panorama-reportage over armoede. Hieruit bleek dat de kinderarmoede in Vlaanderen is toegenomen (14% van de kinderen tussen 0 en 3 groeien op in kansarmoede, dat is 2% meer dan vijf jaar geleden, en uw collega Zuhal Demir krijgt de laagste uitkeringen niet eens meer boven de Europese armoedegrens uitgetild).

Beloofde u niet de kinderarmoede in Vlaanderen te halveren?

Beloofde u niet de kinderarmoede in Vlaanderen te halveren? Voor het geval u het in alle drukte vergeten bent - dat kan natuurlijk met al die portefeuilles - dan herinner ik u er graag aan dat u in een interview op 18 juni 2016 die belofte nog eens herhaalde, gevolgd door de boude uitspraak: ‘Reken mij daar maar op af.’

Goed idee, want daarvoor bent u over de hele lijn bevoegd. U bent tenslotte niet alleen Minister van Armoedebestrijding, maar ook van Wonen, en, voor het geval u het op de nieuwkomers wil afschuiven, ook van Inburgering en Integratie. Daar moeten we het een andere keer eens over hebben, net voor de verkiezingen bijvoorbeeld.

Laat ons nu maar op Fabre focussen, dat is voor iedereen beter. (Behalve voor de betrokken armen natuurlijk, maar die lezen dit stuk toch niet, omdat zij geen toegang hebben tot cultuurmagazines. Wat jammer is, want uit een recent Brits onderzoek bleek dat met plezier lezen zowat de beste manier is om sociale mobiliteit te bevorderen, ja, zelfs bepalender dan de socio-economische achtergrond van de ouders. Misschien moet u de volgende keer toch ook Cultuur aan uw portefeuille toevoegen, zodat u een werkelijk geïntegreerd armoedebeleid kan voeren, en in één moeite door misschien ook Onderwijs, want daar knelt het schoentje. Wellicht - maar nu spreek ik voor mijn beurt, want tussen droom en daad staan collega’s en democratische structuren in de weg - is het zelfs het handigst als u Vlaanderen alleen en rechtstreeks leidt, zonder overleg.)

Maar goed, ik dwaal af. Fabre, dus.

Wellicht vindt u het vreemd dat ik net u hierover schrijf. En dat is het op het eerste gezicht ook, want met Cultuur hebt u – de zeven ministerposten in uw portefeuille ten spijt – niets te maken.

Dit gaat om de maatschappelijk-culturele positie van wat collega Francken recent nog ‘de echte man’ noemde.

Toch wend ik mij tot u, omdat collega Gatz - die het met deze hele zaak niet onder de markt heeft, want cultuur heeft al zo’n slechte naam (en nu blijken die subsidieslurpers nog perverten ook) - al duidelijk liet verstaan dat ‘de zwijgcultuur bij Troubleyn hem grote zorgen baart,’ maar dat het ‘onmogelijk’ is de 927.300 euro subsidies die Fabre’s gezelschap van de Vlaamse regering ontvangt met terugwerkende kracht in te trekken, want ‘dat laat de wet niet toe.’

Gelukkig leerde ik uit de benoeming van de nieuwe Voorzitter van de Raad van Bestuur van het Vlaams Fonds der Letteren dat de Vlaamse Regering in het algemeen – en de N-VA in het bijzonder – zich anders verhoudt tot de wet: dat is tenslotte niet meer dan een indicatieve procedure, die, als de omstandigheden dat vragen, probleemloos met de voeten kan worden getreden. Alleen beschroomde culturo’s en gutmenschen als Sven Gatz laten zich daardoor aan banden leggen.

Dus vraag ik het aan u: kan u dat slordige miljoen subsidies van Troubleyn terugvorderen, en het herverdelen onder uitsluitend vrouwelijke kunstenaars? Ik weet het, mijn voorstel klinkt op het eerste gezicht sloganesk, een gratuite uitspraak van een wraakzuchtige, doorgedraaide feminazi. Alsof je met zo’n uitspraak een complexe problematiek als #MeToo ‘in twee weken zou kunnen opkuisen.’ Meestal heeft dat soort brulboeipolitiek enkel tot doel stemmen te winnen, en niet om wezenlijke oplossingen aan te dragen.

En toch. Net omdat het aanpakken van #MeToo structurele oplossingen vraagt, zou deze symbolische herverdeling een mooi begin van een oplossing kunnen zijn. En net daarom valt ze ook onder uw bevoegdheden. Hear me out.

Het is onrustig in de wandelgangen van de cultuursector, want ‘als hij hangt, kan ik de volgende zijn.’

Want laat ons wel wezen, dit gaat niet om Jan Fabre. (Behalve dan voor de betrokken danseressen, voor wie dit heel erg wel om Fabre gaat. Laat ons hopen dat zij gehoord worden, want dat ze gesproken hebben, heeft immens veel moed gevergd. De sector is klein, en een carrière is in een knip voorbij.) Dit gaat om de maatschappelijk-culturele positie van wat collega Francken recent nog ‘de echte man’ noemde. Het draagvlak voor dergelijke excessen zit diep verankerd in onze hele cultuur.

Na de affaire De Pauw ging er een zucht van verlichting door de mediasector: er was een lam geslachtofferd, het volk was tevreden. De mannen met boter op het hoofd applaudisseerden het hardst, het publiekelijk stenigen van de ander pleitte hen vrij van elke verdenking. Je hoorde hen denken: ‘Nu hij hangt, ben ik veilig.’

Zo ook Fabre, die in de naweeën van #MeToo duidelijk te kennen gaf dat dergelijke praktijken in zijn bedrijf niet voorkwamen. Ironisch genoeg was dat de finale trigger voor de open brief. Nu blijkt dat één offer niet volstond, hoor ik veel mannen waarschuwen voor een heksenjacht. Want als goden van hun troon kunnen vallen, is niemand meer veilig. Het is onrustig in de wandelgangen van de cultuursector, want ‘als hij hangt, kan ik de volgende zijn.’

De schuld van Fabre is nog niet bewezen. Ik ben, als democraat, nogal gehecht aan correcte procedures, dus laat ons wachten met het slachten tot dat wel het geval is. Mijn voorstel om zijn subsidies te herverdelen is dan ook niet bedoeld als straf, maar enkel als een aanzet voor een geïntegreerde aanpak van het werkelijke probleem. Want het gaat niet om seks, het gaat niet om de excessen, het gaat ook niet – zoals velen de afgelopen weken schreven – om de grijze zones van de kunst.

Zonder macht geen machtsmisbruik.

Nee, het gaat om macht. En enkel om macht. De macht die misbruik mogelijk maakt. De taal spreekt voor zich: zonder macht geen machtsmisbruik. Daar ligt dan ook de sleutel van een oplossing. Bij de verdeling van de macht.

Zo lichtten Kunstenpunt en rekto:verso twee jaar geleden de directiestructuren door van de zeven Kunstinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap en 207 kunstenorganisaties met werkingssubsidies uit het Kunstendecreet. Uit dat onderzoek bleek dat de algemene en artistieke leiding van die instellingen voor 75% in mannelijke handen is. Alleen de zakelijke leiding is vaker in handen van vrouwen, maar wie de sector kent weet dat het de artistiek leider is die – pun not intended – de broek draagt. In 115 van de 214 organisaties staan enkel mannen aan het hoofd, slechts 38 enkel door vrouwen.

Nog genanter wordt het als we de hoogte van de subsidies mee in rekening brengen, want hoe hoger de subsidies, hoe minder vrouwen in leidende functies. In de hoogste subsidieschalen vinden we nauwelijks nog vrouwen terug: 2 op 14 in de klasse €1 000 000 – €1 999 999, en 1 op 10 in de klasse boven de €2 miljoen. In die laatste groep heeft 80% een exclusief mannelijke directie.

En de Kunstinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap, die nochtans een voorbeeldfunctie zouden moeten hebben, doen het niet beter: 6 op 7 hebben een exclusief mannelijke directie, met als enige uitzondering het Concertgebouw Brugge, waar de zakelijke leiding in vrouwelijke handen is.

Als extreme vorm van seksualiteitsbeleving is BDSM democratischer én veiliger dan het bedrijfsleven.

In BDSM spreken de betrokken partijen in gemeenschappelijk overleg af wie de meester is, en wie de slaaf. Dat maakt deze extreme vorm van seksualiteitsbeleving democratischer én veiliger dan het bedrijfsleven, waar de man vrijwel automatisch de machtspositie toegeschoven krijgt, en de vrouw, als ze aan de economie wil deelnemen, geen andere keuze heeft dan genoegen nemen met een ondergeschikte, dienende rol. Het enige stopwoord waarover ze beschikt, is in de meeste gevallen C4.

Natuurlijk maakt niet elke mannelijke directeur misbruik van zijn positie. Maar de mannelijke dominantie in de organisatiestructuren maakt het landschap wel kwetsbaar voor misbruik, zeker omdat het zo’n kleine wereld is, waarin carrières sowieso fragiel en vaak kort zijn.

Daarom vraag ik u de subsidies van Troubleyn te herverdelen onder vrouwelijke kunstenaars. Als een symbolische geste.

Bovendien kan Fabre, als hij Troubleyn graag wil redden, dat tekort voor één keer wel aanzuiveren met de winst van zijn bvba. Elke bevlogen kunstenaar zou dat doen, en het kunstendecreet vraagt toch altijd een gedeelte eigen inbreng van kunstenaars?

Natuurlijk gaan we er met dat schamele miljoen niet komen om de onevenwichten in het landschap weg te werken, zelfs niet om de loonkloof bij vrouwelijke kunstenaars te dichten, laat staan om hen structureel in het landschap in te bedden, maar misschien kunnen we dat budget wel halen uit de stukverkoop van dat anderhalf miljoen non-consensual Thai beatles die het koninklijke paleisplafond sieren. Daar moet op een veiling toch geld van te maken zijn, en ik vermoed dat het Koningshuis in de huidige omstandigheden toch wat verveeld zit met het werk. En zit er ook geen Fabre in de kunstcollectie van het Vlaams parlement?

Dit is geen probleem dat beperkt blijft tot de ‘perverse’ kunstsector, met zijn inherent vage grenzen.

Ik maak een grapje, Mevrouw Homans. Natuurlijk maak ik een grapje. Maar tegelijkertijd is het me heel erg ernst. Zonder macht is misbruik onmogelijk. En om #MeToo werkelijk aan te pakken, volstaat het niet met af en toe een lam te slachten. Zelfs niet als dat lam een wolf in schaapsvacht is. Wie het probleem werkelijk wil oplossen, moet de genderongelijkheid op de werkvloer aanpakken. En vrouwen werkelijk macht geven. In alle sectoren.

Want laat dat duidelijk zijn: dit is geen probleem dat beperkt blijft tot de ‘perverse’ kunstsector, met zijn inherent vage grenzen. Pols maar eens bij schoonmaaksters. Of in de zorgsector. In grote bedrijven, in de advocatuur, of in de politiek.

De toorn van een afgewezen man met macht is iets vreselijks, dat weet u net zo goed als ik. Te veel carrières (m/v) zijn daar al op gesneuveld. Is het niet de hoogste tijd voor een geïntegreerde aanpak?

En dat, Mevrouw Homans, legt #MeToo in uw kamp, bij Gelijke Kansen. Dat lijkt me nog een mooie doelstelling voor de volgende legislatuur: het aantal vrouwen in machtposities verdubbelen.

Succes ermee,
Gaea