Beste mevrouw Boujdaini,

Door Denis Van Laeken, op Wed May 23 2018 09:00:00 GMT+0000

Uw open brief van 11 mei in rekto:verso is gericht aan de sector en aan mij. Door de aard van het medium is uw schrijven pamflettair en neemt het omwille van de vorm een loopje met de werkelijkheid. Het raakt eigenlijk kant noch wal, en dat is nog beleefd uitgedrukt. Ik ga niet in op alles wat u stelt , ik reageer alleen op dingen die me hoog zitten. Er is meer aan de hand…

Wat kan gelezen worden als een schop onder de kont aan de kunstensector - ‘die ongelofelijk foute dingen zegt’ - is voor mij persoonlijk en voor het hele Monty-team een slag in het gezicht. Het hoort wellicht bij het genre dat u beoefent, de slam poetry, dat in het gezicht slaan. ‘Aha, koekje van eigen deeg: die mijnheer Van Laeken doet met zijn uitspraken en zijn zogezegd ruimdenkend programma mij ook geweld aan.’

Maar het verschil zit in het opzet. Kwetsen is niet mijn opzet.

Wat de rest van de sector-die-het-maar-niet-wil-begrijpen erover denkt, laat ik aan hen over. Ik generaliseer niet graag. En er zijn anderen die de gave van het woord en van de pen beter beheersen dan ik. Ik ben een doener. Mijn expertise is die van podiumkunsten ontwikkelen, produceren en presenteren. Sinds 1985 zet ik daar samen met enkele compagnons niet alleen mijn schouders onder, maar zo goed als heel mijn hebben, houwen en leven.

Tegenspraak, onrust, onenigheid, samen nadenken: daarvan worden we beter.

Ik kom uit een generatie van geëngageerden, van mensen die de wereld willen verbeteren, die in deze wereld meer rechtvaardigheid en gelijkheid wensen, die onrecht bekampen. Een generatie die kwam na de Theatermakers met een Boodschap, die engagement herontdekte in authenticiteit en eerlijkheid op het podium. Dat is de drijfveer van oude knarren als ik.

Een kunstenaar maakt keuzes, staat ergens voor. Dat doet ook de programmasamensteller. Een kunstenaar kan foute keuzes maken. Een theaterdirecteur kan dat ook. En zij kunnen er beiden op aangesproken worden. Hoe hard dat dan ook kan aankomen, goed dat het gebeurt. Tegenspraak, onrust, onenigheid, samen nadenken: daarvan worden we beter.

U lijkt niet alleen mijn expertise in vraag te stellen, maar ook de legitimiteit om persoonlijke programmakeuzes te maken. Met het eerste kan ik dus leven. Ik ben het gewoon dingen in twijfel te trekken. Met het tweede heb ik het veel moeilijker.

Dat geld dat we van de staat ontvangen is - het spijt me - niet van u. Het is van ons allemaal.

Ik heb zelf niet de middelen kunnen vergaren om mijn artistieke keuzes te financieren. Ik heb dat ook bewust niet willen doen. Ik leg, samen met een team en middels de structuur van een privaatrechtelijke vzw, elke vier-vijf jaar een plan voor aan de Vlaamse overheid, waarvoor ik verzoek om subsidies. Dat kan zo omdat de politici die door ons verkozen zijn, dat bij meerderheid in decreten hebben vastgelegd.

Aanvraag na aanvraag worden onze plannen gehonoreerd, maar ik kan u verzekeren dat dat niet op voorhand gewonnen is. Selectieorganen veranderen, ministers wisselen, maatschappelijke voorkeuren wijzigen. Gelukkig maar, want we houden zelf ook niet van verkalking.

Dat geld dat we van de staat ontvangen is - het spijt me - niet van u. Het is van ons allemaal, de gemeenschap van mensen die samenwonen in Antwerpen, Vlaanderen en Europa (want dat zijn de overheden die ons, lang niet zoveel als een echt groot kunstencentrum, subsidiëren of gesubsidieerd hebben). Net als iedereen die hier woont en op één of andere manier geld verdient, hebt u wellicht belastingen betaald. Maar ga toch niet naïef mee in de neoliberale logica die van bijdragen aan de 'gemeenschap' nu ook al handelstransacties maakt.

Er zit in uw brief een ondertoon van ‘wij tegen zij’ die me erg triest maakt.

Neen, er zijn geen bakstenen of muren van Monty van u, net zomin als ons ‘rijkelijke interieur’ gedecoreerd zou zijn met uw spullen. U bedoelt dat natuurlijk niet letterlijk, wel figuurlijk. Maar Monty zou dus zaken van ‘uw’ cultuur gepikt hebben? Er zit in uw brief een ondertoon van ‘wij tegen zij’ die me erg triest maakt. Precies omdat ik me net daar al jaren tegen probeer te verzetten.

En zo komen we tot wat u mij eigenlijk verwijt: ik ben de oude grote witte man van wie de keuzes en pogingen om - bijvoorbeeld met initiatieven als Salon Afuk - van dat ‘wij-zij’ te evolueren naar een wederzijdse verrijking en uitwisseling, naar één grote ‘wij’, slechts één grote schijn zijn.

Meer nog, u lijkt in die inclusie en omarming geen boodschap meer te zien. Ik schijn nog louter te getuigen van ‘witheid’, zoals dat in het huidige narratief heet. En ja, ik geloof ook dat structureel racisme bestaat en dat zich dat vaak onttrekt aan mijn oog, dat weet ik wel. Maar daar gaat deze kleine strijd precies over…

Monty heeft al vele jaren geleden besloten om actief op zoek te gaan naar kunstenaars die geen reproducties maken van de oude witte cultuur.

Het is net omdat wij bij Monty niet willen geloven dat de grote literatuur enkel bestaat uit Claus en Elsschot en Mulisch en Van Ostaijen, dat we iets als Salon Afuk hebben opgezet. En dat we ook u hebben gevraagd om daaraan mee te doen. Ik vind het jammer nu pas te horen dat Monty u en anderen daarvoor op één of andere manier onder druk zou hebben gezet.

In tegenstelling tot wat u zegt, zijn we geen groot centrum. We krijgen werkingsmiddelen van de overheid en gaan daar zuinig mee om. Te zuinig misschien. Dat is dan vooral omdat we ook anderen de kans willen geven om datzelfde podium te gebruiken.

Monty heeft al vele jaren geleden besloten om de hand uit te steken, meer nog, actief op zoek te gaan naar makers die niemand wil of kan zien, naar andere kunstenaars die geen reproducties maken van de oude witte cultuur, die andere verhalen vertellen… Dat streven is snel geverifieerd: check de website eens. Het afschilderen als exotisme is vals, goedkoop en getuigt van slechte wil.

Dat streven afschilderen als exotisme is vals, goedkoop en getuigt van slechte wil.

Zoeken naar een waardebepaling of kwaliteitsoordeel is delicaat, zoals in dat gesprek met een Belgisch-Marokkaans producent waarin een vergelijking werd gemaakt met de Roovers of de Rooftoptigers of wie dan ook: het doet er niet toe. Dat gesprek is uit zijn context gerukt en u was er zelf niet eens bij! Dus wat u schrijft, is eigenlijk lasterlijk, maar soit.

Toch zegt het iets wat je ook anders kan zien: ik, Denis Van Laeken, die zoekt naar hoe ik met mijn kijkervaring, vingergevoel en grote neus een plaats moet geven aan nieuwe en andere voorstellingen van een belangrijke groep medeburgers of andere verhalen, om ze erna ook even oprecht te kunnen verdedigen aan het Monty-publiek, het bestaande en het nieuwe. En, dat is niet evident , ik verzeker het je.

Ja, dat is een innerlijke strijd. Als u die nooit heeft, prijs ik u gelukkig. En wanneer u die strijd wel zou hebben, hoop ik dat hij nooit tegen u gebruikt zal worden.

Misschien moet je eerst zelf een huis uit de grond stampen dat het helemaal anders zal aanpakken, zonder mensen te ontgoochelen.

Dan hebben we het nog niet over Rachida Lamrabet gehad. Maar we hadden het daarover al in een kort persoonlijk gesprek in het Monty café. Misschien moeten we daar het gesprek verder zetten. Niet na een voorstelling in de stress van de opgekropte emoties, maar bij een koffie op een ochtend. En zonder andere oren die alleen maar registreren om later publiek te maken wat louter persoonlijk bedoeld is: twijfel misschien, arrogantie soms, en een enkele keer misspraak.

Of misschien moeten we dat niet doen - en ga je eerst zelf en met jouw kompanen een huis uit de grond stampen dat het helemaal anders zal aanpakken, zonder iemand die keuzes maakt over wiens kunst er getoond zal worden, zonder mensen te ontgoochelen, zonder pretenties, met heel andere ambities en argumenten, en met een publiek en met financiers die dertig jaar later nog steeds komen en zeggen: ‘Hier gebeurt het.’ En met een dichter die je dan een slag in het gezicht komt geven.

Ik zal niet die dichter zijn. Ik zal je supporter zijn.

Denis