Beste mijnheer Van Laeken,

Door Anissa Boujdaini, op Thu May 10 2018 22:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week kijkt Anissa Boujdaini de directeur van kunstencentrum Monty in de ogen. ‘Het verbaast me dat u (en anderen) zonder schaamte de dingen zegt die u zegt, dat u ze kán zeggen en dat blijkbaar niemand rond u vertelt hoe ongelofelijk fout u klinkt.’

Ik hoop dat u het niet al te persoonlijk neemt dat ik net u een brief schrijf. Op basis van wat ik te vertellen heb en van het simpele feit dat ik nu eenmaal mijn brief aan u richt, vrees ik van wel. Maar jammer genoeg bent u slechts het perfecte voorbeeld van waarover ik het hier wil hebben.

Natuurlijk weet ik wel, mijnheer Van Laeken, dat u niet de enige bent en dat er vele mannen zijn zoals u. Maar we hebben nu eenmaal een speciale band, volgens mij dan toch (onze band is dus minstens op eenzijdige manier speciaal), en u heeft als artistiek directeur van één van de grotere huizen, een speciale verantwoordelijkheid.

Wie vertelt ons wat kunst is en wie zegt ons wanneer een kunstenaar het waard is om te verdedigen? U blijkbaar. En mannen zoals u.

Waarom wij een speciale band hebben? Wel, geen idee of u het nog weet eigenlijk, maar ik ben eens bij u thuis geweest in de Montignystraat - geen paniek, u was er ook (haha, Marokkanengrapje). U had me uitgenodigd om mee aan te schuiven in Salon Afuk, uw Turks-Arabisch literatuursalon waarin Belgen ‘in de Arabische of Turkse taal geboren’ hun lievelingsboek komen voorstellen - late sidenote: ik ben in het Tamazight geboren, maar bon soit, wij zijn allemaal één pot nat (haha, Marokkanengrapje).

Uit mijn favoriete boek mocht ik dan drie fragmenten kiezen om het publiek mee te nemen in mijn liefde ervoor. Ik koos Vrouwland van Rachida Lamrabet, weet u nog? Geheel toevallig (toeval bestaat niet) had ik haar roman gekozen in ongeveer dezelfde periode als haar ontslag bij gelijkekansencentrum Unia, waarvan een kunstproject de aanleiding vormde. Een ontslag waarop uit de kunstensector weinig reactie was gekomen.

Ik herinner me hoe ik, toen ik op een krukje voor de mensen zat, mijn laatste fragment uit Vrouwland linkte aan die stilte in de kunstensector. Ik vertelde over wat het eigenlijk wil zeggen als een schrijfster en theatermaakster van kleur, één van de eersten, niet op dezelfde manier als haar witte collega’s verdedigd wordt door een sector die de artistieke vrijheid inroept bij de minste censuur van een artiest. Over wat daarmee gezegd wordt tegen de volgende generatie artiesten van kleur.

Het gaat niet – alleen – over u. Het gaat om waarvoor u staat.

Achteraf in het foyer kwam u langs. U richtte uw wijsvinger naar me en zei: ‘Wij moeten praten over Rachida’. Ik vond dat dik oké, al was ik lichtjes verbaasd over wat u zei en over hoe dwingend u het zei. Maar misschien praat u gewoon zo, dat kan natuurlijk, daarvoor heb ik nog niet vaak gesprekken met u gehad.

Ik was ook verbaasd dat het me toen pas opviel dat u, hoewel ik ook best lang ben, nog twee koppen groter bent dan ik, alsof ik naar boven moest kijken. Ik voelde me gelukkig niet geïntimideerd genoeg om geen gesprek met u te hebben - anders had ik mijn broers erbij gehaald (haha, Marokkanengrapje). Het hielp dat ik eigenlijk helemaal niet wist wie u was.

We gingen drie stappen verder staan, alsof we daarmee naar een aparte kamer gewandeld waren. Alsof er niemand meer rond ons stond en we absoluut onze stem niet moesten dempen. Het eerste wat u zei, met uw vinger opnieuw richting mij: ‘Rachida is geen kunstenares. Rachida is een amateurkunstenares.’

Vervolgens hadden we nog een lang en intens gesprek, dat eenvoudigweg neerkwam op uw onenigheid met de visie van Lamrabets personage in haar kunstproject, de kortfilm Deburkanisation. Maar met uw eerste woorden had u alles al gezegd. Ik kwam tot het besef dat u helemaal niet naar me geluisterd had, toen we een half uur eerder nog in de zaal zaten.

Ik heb nadien nog lang nagedacht over wat u zei. Over wat kunstenaarschap is en over wie daarover mag oordelen. Wie vertelt ons wat kunst is en wie zegt ons wanneer een kunstenaar het waard is om te verdedigen? Wie vertelt ons welke kunstenaar te verdedigen valt? U blijkbaar. En mannen zoals u.

Exotisme. Voorwaardelijke diversiteit. Een valse zin voor inclusiviteit. Noem het hoe u wil.

Op die avond leerde ik dat ik als artieste blijkbaar uit de bocht kan gaan wanneer ik mensen aan het denken wil zetten of onze bestaande systemen in vraag wil stellen. Wanneer ik te kritisch ben. Ongemakkelijk kritisch. Mijn hele kunst zou dan in vraag gesteld worden. En volgens maatstaven als de uwe zou ik ook nooit een volwaardige kunstenaar kunnen zijn, want ik ben een vrouw van kleur die niet langs de voordeur is gekomen, maar uw huis is binnengedrongen. Net zoals Rachida vóór mij - en andere Marokkanen vóór haar (haha, Marokkanengrapje).

Best wel ironisch. U had Salon Afuk ingeleid met de mededeling dat we al te gefocust zijn op de westerse canon en dat zulke avonden daarom zo belangrijk zijn. Tegelijkertijd zijn visies die ver afliggen van de uwe, toch ook niet helemaal welkom. Exotisme. Voorwaardelijke diversiteit. Een valse zin voor inclusiviteit. Noem het hoe u wil.

Ik was welkom, maar wat ik zei over het gebrek aan steun binnen de kunstensector voor een kunstenares als Lamrabet en over hoe slechts zeldzame enkelingen het nodig vonden een sterk standpunt in te nemen, was er lichtjes te veel aan.

Ik kan me inbeelden dat u haar naam al beu bent gehoord. Maar dat is niet zo erg. ‘No justice, no peace’, heet dat. Als mensenrechtenjuriste én als artieste is Lamrabet een voorbeeld voor mij. Het geheugen van een jonge artieste die getuige was van hoe haar voorgangster behandeld werd, is pijnlijk sterk.

Mijnheer Van Laeken, klink ik eenzijdig? Ik vind het altijd fijn te zien als u uw positie dan toch gebruikt om ruimte te maken voor makers van kleur. Zelfs al vind ik dat die beslissingsmacht niet bij u zou mogen liggen, u geeft die ruimte natuurlijk wel, dat moet gezegd.

Zo speelde een aantal maanden geleden ook Kuzikiliza van Pitcho Womba Konga bij u thuis, hé? Ik heb gehoord dat u het goed vond. Ik heb gehoord dat u het zó goed vond dat u zonder schroom tegen iemand uit de entourage van de makers zei dat de voorstelling oké was, maar dat u ze slecht had gevonden als ze was gemaakt door De Roovers, een van uw huisgezelschappen.

Zelfs als u makers van kleur uitnodigt, lijkt het alsof zij enkel welkom zijn onder voorwaarden.

Hetzelfde zei u jaren geleden tegen een Belgisch-Marokkaanse producer van een andere theatervoorstelling: ‘Als De Roovers dees adde gemoakt, dan had ik da kweenie oe slecht gevonne.’ U zei het alsof makers van kleur uw waardeoordeel nodig hebben over hun kunst. U zei het alsof u dan maar, als de goede man die u bent, uw standaarden verlaagt om het toch oké te kunnen vinden. Alsof enkel en alleen De Roovers het ware theater maken waarop al de rest beoordeeld moet worden. Bekentenis: ik verwar De Roovers steeds met de Rooftoptigers.

Misschien vraagt u zich af hoe ik kan weten welke foute, eurocentrische parameters mannen zoals u allemaal hanteren om kunst te beoordelen? Geheimpje: omdat steeds meer mensen van kleur zich laten horen, elkaar inlichten en elkaar waarschuwen - wij komen daarvoor allemaal samen in een vzw’tje ergens op de Turnhoutsebaan (haha, Marokkanengrapje).

Steeds komen we terug op wie de vraag ‘wat is kunst?’ mag invullen. Telkens blijkt u dat te zijn. Zelfs als u makers van kleur uitnodigt, lijkt het alsof zij enkel welkom zijn onder voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dat ze stiekem ook aan publiekswerking moeten doen en voor een ‘divers publiek’ moeten zorgen.

Of ze zijn alleen welkom als ze voldoende ‘veilig’ zijn, als u weet dat niemand van hen een glas zal laten vallen in uw woonkamer. Ze zijn veilig wanneer ze zichzelf reduceren tot ‘gedurfde’ invullingen van oude stereotypen. Ze worden goedgekeurd wanneer ze met zichzelf kunnen lachen en misschien zelfs af en toe een simpele Marokkanengrap vertellen om te tonen hoe ze zichzelf en hun kunst niet al te serieus nemen.

Stel u voor dat ze hun kunst serieus zouden nemen. Ze zouden er nog voor gaan vechten, voor hun kunst. Ze zouden er nog voor gaan staan, voor hun kunst. Ze zouden nog zelf gaan bepalen wat kunst is. Het moet niet gekker worden.

Kunst op zich verandert, constant. De kunst zoals u die kent, is te klein. Te wit. Irrelevant.

Wat ik mooi vind aan kunst, is dat kunst volgens mij altijd één van de eerste elementen is die voor verandering zorgt, ons wakker schudt en wakker houdt. Kunst op zich verandert, constant. De kunst zoals u die kent, is te klein. Te wit. Irrelevant. Zolang krampachtig wordt vastgehouden aan de kunst zoals u die kent, en zolang kunst wordt opgesloten in het kleinste doosje dat u heeft, gaat ware kunst die zich ondertussen daarbuiten afspeelt, aan u voorbij.

Ik heb het al vaak gezegd tegen mannen zoals u. Ik beloof dat dit de laatste keer zal zijn. Nieuwe makers staan op en vinden nieuwe podia. Op een gegeven moment zal uw huis leeg zijn, op enkel nog dat kleinste doosje na.

Mijnheer Van Laeken, wie heeft uw huis eigenlijk tot het uwe gemaakt? Is uw huis niet een beetje van iedereen? Ik dacht dat dat de bedoeling was, maar ik merk er niets van.

Zoals ik helemaal aan het begin al schreef, besef ik dat dit allemaal heel persoonlijk zou kunnen klinken. Maar het gaat niet – alleen – over u. Het gaat om waarvoor u staat. Het gaat om het profiel dat u uitdraagt, waarbij heel wat zeggenschap komt kijken die u eigenlijk helemaal niet toekomt, maar waarvan iedereen rond u vindt dat u ze mag hebben en houden.

Gelukkig heb ik helemaal niets te verliezen, dus kom ik voor alles.

Het verbaast me dat u (en anderen) zonder schaamte de dingen zegt die u zegt, dat u ze kán zeggen en dat blijkbaar niemand rond u vertelt hoe ongelofelijk fout u klinkt. Het lijkt wel alsof alles wordt bedekt met de mantel der medeplichtigheid. Misschien is iedereen waarmee u samenwerkt het gewoon eens met u, wat ongelofelijk triest zou zijn. Of misschien durven ze niks te zeggen omdat ze iets te verliezen hebben, wat nog triester is.

Gelukkig heb ik helemaal niets te verliezen, dus kom ik voor alles. Want ik ben eens bij u thuis geweest en ik heb gezien dat u het interieur rijkelijk gedecoreerd hebt met mijn spullen. En dat u eigenlijk ook wat bakstenen en cement van mij gebruikt hebt voor uw buitenmuren.

Ik wil mijn deel terug.
Haha.
Geen grap.

Anissa