Beste fotografie

Door Wilco Versteeg, op Wed Oct 25 2023 22:00:00 GMT+0000

Fotografie worstelt met haar ongemakkelijke relatie tot de werkelijkheid, schrijft Wilco Versteeg. Misschien kan net het gebruik van AI de hardnekkige mythes rond fotografie helpen ontmantelen. 'Omdat AI niet pretendeert een werkelijkheid te tonen, kan ze ons beelden weer laten waarderen voor wat ze zijn: verbeeldingen.'

Generatieve AI is de reddingsboei waar de hedendaagse fotografie zo’n nood aan heeft. Zeker in tijden van oorlog wordt duidelijk dat het medium tekortschiet in een visuele cultuur waarin klassieke journalistieke en documentaire fotografie de strijd om aandacht definitief verloren lijken te hebben. Kijkend naar de beelden uit Israël en Gaza die via de media tot ons komen, geloof ik niet dat ze me wijzer maken over de oorlog, dat ze me tonen wat ongehoord of ongeweten blijft. Ze bieden geen handvaten om grip te krijgen op een verwoestende strijd, maar wakkeren bestaande woede verder aan en versterken al ingenomen posities. Een foto kan als illustratie bij eender welk verhaal dienen, en staat niet in de eerste plaats ten dienste van waarheidsvinding. We zien wat we geloven te zien, en niet andersom. Dezelfde verschrikkelijke beelden tonen volgens de een de gevolgen van een Israëlische aanval op een ziekenhuis; volgens de ander tonen ze de consequentie van een falende Palestijnse raket. Anders dan het cliché wil, zegt een foto niet meer dan duizend woorden. Ze is geneigd iedereen naar de mond te praten, en haar beperkte blik op de werkelijkheid als dé werkelijkheid te poneren, als een niet te ontkennen feit. In oorlog valt onze kritische relatie tot fotografische beelden weg. AI kan die crisis van het documentaire beeld doorbreken, juist door de kunstmatigheid van alle foto’s te tonen. Natuurlijk, AI-foto’s kunnen misleidend en ook schadelijk zijn, maar dan toch vooral voor onze ijdele hoop dat een echte foto de echte werkelijkheid toont.

De documentaire en journalistieke fotografie zijn gebonden aan een even prachtig als ouderwets ideaal van waarheidsvinding waar steeds minder ruimte voor is.

Fotografie worstelt met haar complexe, ongemakkelijke relatie tot de werkelijkheid. Of, scherper gesteld: wij overvragen en belasten haar in onze waan dat een foto de wereld niet alleen toont maar ook kan veranderen. Grootse daden worden aan de fotografie toegedicht, als zou ze met enkele indringende beelden de wapens het zwijgen opleggen en de mens tot pacifist maken. Eigenhandig zou ze de Vietnamoorlog hebben verkort, en de foto van het dode Syrische jongetje op een Turks strand zou nu toch echt het demasqué van het Europese immigratiebeleid zijn geweest. De documentaire en journalistieke fotografie zijn gebonden aan een even prachtig als ouderwets ideaal van waarheidsvinding waar steeds minder ruimte en aandacht voor is; de kunstfotografie, van haar kant, zet het fotografische in voor te beperkte doelen om de impact te genereren waarvoor de fotografie zo geschikt lijkt. Hoeveel liefde ik ook heb voor de documentaire- en de kunstfotografie, ze zijn niet de plaatsen waar de fotografie in al haar radicaliteit levend wordt gehouden: dat gebeurt in AI en in de amateurfotografie.

Eerst dient de fotografie nog wat verder belasterd te worden, juist omdat het zo’n krachtig en radicaal medium is dat van alle kanten wordt misbruikt: door de commercie, door staten, door media en door kunstenaars. In deze bomvolle fotomaanden toont het probleem van de fotografie zich weer in alle glorie op beurzen als Unseen in Amsterdam en het aankomende ParisPhoto. Met goede moed trek ik er jaarlijks heen, en met een onbehagelijk gevoel loop ik er rond. Een wereld die zichzelf viert heeft altijd iets afstotends, zeker als dat gebeurt rond werk dat niet altijd even pertinent en bij de tijd is. Het is niet eens dat het getoonde werk slecht is, verre van. Het is niet eens dat kritische reflectie op het medium zelf en op de instituties ontbreekt, ook dat is schering en inslag in de steeds hoogdravendere zaalteksten en artist statements die als een vlag op een modderschuit de inherente leegte van het fotografische beeld dienen te verbloemen. Wat er ontbreekt, is een kritische relatie tot het statuut van het beeld.

Zelfs als zijn crisis erkend wordt, krijgt het fotografische beeld in Scherpstellen haast mythische krachten toegekend.

De vraag naar dat statuut is misschien wat academisch, maar het is een vraag waarop we terug moeten blijven komen omdat het medium blijft evolueren. AI maakt het simpelweg onmogelijk om nog over fotografie te spreken zoals we dat aan het begin van het decennium deden. Exemplarisch voor de wat schuchtere omgang met fotografie is het enkele maanden geleden onder auspiciën van het Mondriaan Fonds uitgebrachte boekje Scherpstellen, ‘over de ontwikkeling van de fotografie binnen de beeldende kunst’. Helaas schiet het werk (op enkele bijdrages na) tekort in verrassende positiebepalingen en theoretische of praktische provocaties die de fotowereld had kunnen opschudden over representatie, ethiek en techniek, en dekolonisering van collecties, praktijken en instituten. AI, de grootste uitdaging voor alle vormen van menselijke creatie, wordt nauwelijks aangestipt. Zelfs als zijn crisis erkend wordt, krijgt het fotografische beeld haast mythische krachten toegekend.

Een prikkelende bijdrage uit Scherpstellen is die van kunstcriticus Hans den Hartog Jager, die ook in 2003 de Nederlandse fotowereld oppookte door te stellen dat fotografen ‘luie schilders’ zijn. Waar hij destijds het register van Charles Baudelaire en zijn woedende aanval op de fotografie inzette, doet zijn oproep tot fotografisch modernisme denken aan de teksten van onder andere Jeff Wall. De fotografie moet, net als eerder de schilderkunst, een radicaal zelfonderzoek aangaan en zich afvragen wat haar uniek maakt: ‘Terug naar de werkelijkheid. Terug naar de basis.’

Als de fotografie relevant wil blijven in de huidige beeldcultuur, mag ze in het geheel geen kunst willen zijn, en moet ze haar band met de werkelijkheid herzien.

Om verschillende redenen gaat die oproep me niet ver genoeg. Een voor de hand liggende reden is dat dit zelfonderzoek juist plaatsvindt in de kunstfotografie, in zeer uitmuntende vorm door de eerder genoemde Jeff Wall. Maar als de fotografie relevant wil blijven in de huidige beeldcultuur, mag ze in het geheel geen kunst willen zijn, en moet ze haar band met de werkelijkheid herzien. De pretentie kunst te zijn staat op gespannen voet met het enige dat, wat mij betreft, de fotografie werkelijk uniek en radicaal maakt: net doordat iedereen foto’s kan maken, is ze onmisbaar. Omdat eenieder haar blik kan vastleggen, is fotografie de beleving van een blik, een mogelijkheid de innerlijkheid van een blik te vangen door haar te veruitwendigen. De blik van de kunstfotografie is in vele opzichten te doordacht om een groter publiek te bereiken.

De amateurfotografie is het kloppende hart van het medium. Ongeacht scholing en budget kan iedereen fotograferen en beelden maken waarvoor de professionele documentaire fotograaf altijd te laat is. De amateurfotografie is de plaats waar de democratisering van creatie serieus genomen wordt. Buiten de instituten vindt de fotografie zichzelf voortdurend opnieuw uit. De indrukwekkendste beelden uit Israël en Gaza zijn door schuldige en onschuldige bijstanders gemaakt. Ondoordacht, intimiderend, dicht op de verschroeide huid buiten ze lijden en dood uit, kiezen ze ongenuanceerd een kant, en tonen de wereld van de mens in nood. Ze doen alles wat in de professionele fotografie niet langer toelaatbaar wordt geacht. Deze fotografie is anti-iconisch: ze wil het lijden niet universaliseren, maar wil zelf een wapen in de strijd zijn. Een oorlog op de grond gaat altijd gepaard met een beeldenoorlog in kranten en in de digitale ruimte. Daar werkt het beeld op de emoties, wakkert het haat en geweld aan. Het zijn ongemakkelijke beelden waarvan je wilt wegkijken en waarin het abjecte hoogtij viert. De veilige afstand die we van de fotojournalistiek gewend zijn, ontbreekt.

De fotografie heeft haar eigen kunstmatigheid altijd weten te verhullen door zo’n opmerkelijke gelijkenis te vertonen met de werkelijkheid.

Een andere reden om de oproep van Hans den Hartog Jager tot fotografisch modernisme verder te willen doordenken, is dat de werkelijkheid die de basis zou zijn van fotografie, allang geen fundament meer is voor het medium. De werkelijkheid is eerder een last die een klare kijk op het medium vertroebelt. De fotografie heeft haar eigen kunstmatigheid altijd weten te verhullen door zo’n opmerkelijke gelijkenis te vertonen met de werkelijkheid. Het vereist een voortdurende kritische houding om een fotografisch beeld niet aan te nemen als werkelijkheid. Maar kijken we naar de praktijk, dan hoor je in de commerciële en modefotografie niemand spreken over de werkelijkheidspretenties van het medium. Kunst- en documentaire fotografen hebben net decennialang hun best gedaan om het fotografische beeld zo ver te deconstrueren dat ze alleen nog in de white cube gedijt bij een publiek dat een gedegen cultuurtheoretische bagage meebrengt. De fotojournalistiek heeft de sterkste papieren voor te leggen in haar relatie met de werkelijkheid, maar ook hier overheerst het frame en haar inbedding in de conventies van beeldtaal en journalistiek. Met andere woorden: de fotografie is, per definitie, kunstmatig.

Ze staat nu voor de taak haar kunstmatigheid te omarmen en niet weg te kijken voor de uitdagingen van AI. AI confronteert ons met de hardnekkige mythes rond fotografie. In een beeldtaal die door en door fotografisch is, biedt AI beelden die radicaal zijn losgesneden van een verifieerbare werkelijkheid. Deze beelden komen tot stand via een vertaling van een idee, een wens, een hoop, zoals ook een ‘normale’ foto. AI stelt ons vragen over auteurschap en behoudt een spannende relatie met genie en uniciteit. Eenzelfde prompt kan leiden tot een veelheid aan resultaten, die een wereld kunnen verbeelden waartoe de camera geen toegang krijgt, nu steeds sterker wordt gereguleerd wie wat mag zien. Zo vervult ze een rol die de klassieke documentaire fotografie eerder vervulde. Organisaties als Amnesty International, Bellingcat, Forensic Architecture, nieuwsmedia, maar ook geheime diensten: ze hebben geavanceerde artificiële methodes ontwikkeld om onvoorstelbare hoeveelheden beelden op een zinnige manier onderdeel te laten zijn van grotere narratieve bewijsconstructies. Het beeld krijgt een plaats in een analyse en een betoog, en alleen zo kan een oorlog begrepen worden.

De intentie doet ertoe. Is een AI-foto gemaakt om te verdoezelen, om emoties te verhitten, of om aan waarheids-vinding te doen?

Natuurlijk: AI reproduceert kwalijke biases, ze neemt een loopje met de waarheid en wordt evengoed ingezet voor oneigenlijke doeleinden, maar omdat ze niet pretendeert een werkelijkheid te tonen, is het mijn allicht ijdele hoop dat we de beelden waarderen voor wat ze zijn: verbeeldingen. Ook ik houd mijn hart vast als de nu nog tamelijk onbeholpen kwaliteit van AI met sprongen zal verbeteren. De intentie doet ertoe. Is een AI-foto gemaakt om te verdoezelen, om emoties te verhitten, of om aan waarheidsvinding te doen? Een AI-beeld van de arrestatie van Trump, waarvan er veel zijn, toonde een gewilde werkelijkheid voordat ze plaatsvond, en leidde op voorhand tot een sociale catharsis. Een AI-beeld van een gedood kind in de huidige oorlog in Israël of Gaza toont een werkelijkheid, zelfs als dat beeld uit de duim van een computer is gezogen. Ze toont geen index van de werkelijkheid, maar een affectieve werkelijkheid. Dat ze gemaakt is, toont aan dat er nood aan is.

Blijft er nog iets over van de fotografie nu we haar belasterd hebben en AI zo hoog op het zadel helpen? AI stelt ons in staat weer met een frisse blik naar oude praktijken te kijken en te beoordelen wat een zinnige omgang met de ouderwetse fotografie is. Dankzij AI voelt de fotografie de urgentie zich opnieuw uit te vinden, opnieuw een positie te bepalen, en opnieuw mogelijkheden te zoeken om ons met haar radicale potentie te verrassen, anders gaan de beelden met ons aan de haal.

Met hartelijke groet,
Wilco Versteeg