Policing the police. Over Forensic Architecture

Door Pieter Vermeulen , op Thu Oct 14 2021 19:00:00 GMT+0000

Hoe kunnen we machtsmisbruik door de overheid voorkomen? Forensic Architecture, een multidisciplinaire groep van onder meer kunstenaars en wetenschappers, bekwaamt zich al een decennium lang in ‘tegenonderzoek’: met architecturale technieken en technologie ontmaskert het collectief beeldmanipulatie en stelt het staatsgeweld aan de kaak. Pieter Vermeulen gaat na hoe hun ‘art of policing’ esthetiek met waarheid laat rijmen.

Wat is waarheid? Een filosofisch fantoom, een metafysische luchtspiegeling, een religieus relikwie? Of belangt waarheid uiteindelijk eenieder van ons aan, als een soort grondrecht, morele richtlijn, een eerherstel zelfs? Die aloude vraag uitgerekend vandaag weer opwerpen, heeft zo zijn redenen. De waarheid lijkt meer dan ooit zoek in het huidige tijdperk van post-truth, deep fakes, alternatieve feiten en ongebreideld populisme, in een gemediatiseerde maatschappij waar de kleinste stem het grootste gelijk predikt en waar politieke clowns op daverend applaus onthaald worden. Filosofe Hannah Arendt waarschuwde eerder al voor de gevaren van ‘ontfeitelijking’ en de politieke institutionalisering van leugens. Wat waarheid is, blijkt een complexe maar des te urgentere kwestie, een hobbelige queeste die we niet zomaar mogen opgeven. Klopt het dat feiten niet liegen, of zijn zij slechts een kwestie van perceptie? Zijn feiten wel zo makkelijk te onderscheiden van waarden en opinies? En meer nog, wat is een waarheidsgetrouwe weergave, wat maakt een accurate representatie? En volstaat filosofie nog wel om over de waarheid te waken?

De cruciale vraag luidt: wie bewaakt de bewakers?

Uit deze vragen blijkt hoe waarheid niet enkel een – eerder vrijblijvende – epistemologische aangelegenheid is, maar dat er ook politiek en juridisch heel wat op het spel staat. Zo werden in de jaren 1990 de eerste internationale gerechtshoven opgericht, zoals het Joegoslaviëtribunaal (1993), het Rwandatribunaal (1994) en het Internationaal Strafhof (1998), waar de precieze aard van historische feiten de inzet vormde voor de berechtiging van genocides en oorlogsmisdaden. Hetzelfde geldt voor de zogeheten waarheidscommissies die in de voorbije decennia wereldwijd zijn opgericht om schendingen van de mensenrechten aan het licht te brengen en zo verzoening trachten te bewerkstelligen. De wet – en de toepassing ervan – blijkt echter niet altijd even betrouwbaar of eenduidig, zelfs niet in een rechtsstaat. Buitensporig politie-geweld, structurele discriminatie en politiek-juridische corruptie tonen aan waarom vooral burgers met argusogen naar de staat dienen te kijken, en steeds weer op zoek moeten gaan naar nieuwe vormen van kritiek en verzet. De cruciale vraag luidt immers: wie bewaakt de bewakers? Who polices the police? Quis custodiet ipsos custodes? De Romeinse satirische dichter Juvenalis (1ste – 2de E. n.C.) stelde die vraag eerst in het kader van ontrouw in het huwelijk, met een onmiskenbaar misogyne ondertoon: je kan je vrouw opsluiten, maar wie houdt er dan toezicht over de bewakers? Nadien won de frase vooral aan belang in politiek-filosofische kringen. Als de overheid over macht beschikt, hoe kunnen we dan misbruik voorkomen? Wie houdt dan de controle? De negentiende-eeuwse Schot James Mill wist hier het antwoord op: de burgers, via een vrije pers en regelmatige verkiezingen.

Vandaag is de politieke ruimte ingrijpend veranderd onder invloed van technologie. Niet alleen hebben sociale media de vrijheid van meningsuiting op de spits gedreven, ook cyberoorlog, digitale beeldmanipulatie en grootschalige afluisterschandalen zijn onmogelijk nog weg te denken uit het politieke schouwspel. Ook de politiek heeft zich anders geconfigureerd: het disciplinaire model van fysieke machtsuitoefening ruimt plaats voor een controlemaatschappij waarin vooral informatie en immateriële data centraal staan. Dit brengt nieuwe, digitale vormen van macht en geweld met zich mee, zoals klokkenluiders Edward Snowden en Julian Assange eerder hebben aangetoond. Wat voor burgerlijk verzet is in deze context denkbaar en wenselijk? Wie zal de waakhond spelen, en hoe? In ‘Postscript on the Societies of Control’ schreef Gilles Deleuze hierover het volgende: ‘There is no need to fear or hope, but only to look for new weapons.’ De intrigerende praktijk van Forensic Architecture maakt duidelijk wat we zoal onder die nieuwe wapens moeten verstaan.

Forensis als kritische praktijk

De Brits-Israëlische architect Eyal Weizman richtte Forensic Architecture (FA) op in 2010 als een onderzoeksproject aan het Centre for Research Architecture van Goldsmiths, University of London. Kort nadien is het uitgegroeid tot een multidisciplinaire groep van onder meer kunstenaars, schrijvers, architecten, wetenschappers, softwareontwikkelaars en journalisten die oorlogsmisdaden en schendingen van de mensenrechten onderzoekt via bewijsmateriaal in architectuur, digitale reconstructies, foto’s en video’s. Binnen Goldsmiths heeft FA zich zelfs verzelfstandigd tot een eigen discipline met een eigengereide en gesofisticeerde onderzoeksmethodiek. De naam is in zeker opzicht misleidend. Als medische praktijk is forensisch onderzoek genoegzaam bekend bij het brede publiek via tal van populaire detective- en tv-series als NCIS of CSI. Zij hangt nauw samen met allerhande overheidsapparaten als politie-, juridische en geheime diensten, en staat dus vooral in het teken van de staat. Zoals Weizman in zijn boekpublicatie Forensic Architecture: Violence at the Threshold of Detectability (2017) aangeeft, ‘Forensics has (…) become the art of the police.’ Het is echter de missie van FA om forensisch onderzoek in ere te herstellen als kritische praktijk door terug te grijpen naar het Latijnse forensis, dat in het Romeinse Rijk refereerde aan alles wat verband hield met het publieke forum. Net zoals de Griekse agora was het Romeinse forum een centrale marktplaats, die nadien ook bestuurlijke en justitiële functies begon te vervullen. Voor retorici als Quintilianus was dit de plaats waar ‘een stem wordt gegeven aan dingen die door de natuur geen stem hebben gekregen’, een techniek die beter bekend staat als prosopopoeia. Het is deze retorische techniek die door FA als wapen wordt ingezet, maar dan in de taal van de technologie. Forensis als kritische praktijk is een soort burgerlijk _tegen_onderzoek, als reactie op elke vorm van staatsgeweld en de manieren waarop de wet wordt misbruikt voor militaire doeleinden. Policing the police, met andere woorden.

Forensis als kritische praktijk is een soort burgerlijk tegenonderzoek, als reactie op elke vorm van staatsgeweld.

Een en ander wordt pas echt duidelijk als we een aantal concrete voorbeelden onder de loep nemen. Zo is er de beruchte Sednayagevangenis, een militair complex ten noorden van Damascus waar dissidenten onder het regime van president Bashar al-Assad sinds 2011 worden opgesloten, gemarteld en geëxecuteerd. Het bestaan van de Syrische gevangenis is steeds in de grootste geheimhouding gehuld, en bezoeken van externe controle-instanties werden resoluut geweigerd. In 2016 nam FA samen met Amnesty International verhoren af van een vijftal overlevenden. Gezien de gevangenen hun tijd ruimschoots geblinddoekt of in de duisternis van hun cel doorbrachten, dienden ze zich vooral te beroepen op de geluiden die ze er hoorden. Op basis van deze mondelinge getuigenissen creëerde audiorechercheur en kunstenaar Lawrence Abu Hamdan vervolgens virtuele, immersieve 3D-reconstructies van het gebouw (in beeld én geluid), een digitale re-enactment die de getuigen hielp bij het verzamelen en situeren van hun traumatische herinneringen. Abu Hamdan noemt dit ‘de politiek van het luisteren’. De getuigenissen werden dan ook gedetailleerder naarmate het virtueel model concreter gestalte kreeg. Het is een manier om gerechtigheid te laten geschieden voorbij de grenzen van het bestaande wettelijke en juridische apparaat. Of, zoals Weizman het formuleert, ‘Forensis is forensics where there is no law’. Niet alleen laat dit immaterieel bewijsmateriaal de waarheid aan het licht komen omtrent de onnoemelijke gruwelen die zich afspelen in Saydnaya, ook voor traumaverwerking werpt het gebruik van virtual reality reeds enige tijd zijn vruchten af.

Het primaat van de feiten

Forensic Architecture is operatief op een drietal gebieden: het veld, het laboratorium en het forum. Bij het verzamelen van forensisch bewijsmateriaal werkt FA niet alleen op het fysieke terrein, ook mondelinge getuigenissen, blogs, sociale media, YouTube-videos en dergelijke komen in aanmerking voor het veldonderzoek. De klassieke traditie van prosopopoeia indachtig krijgen voorwerpen en gebouwen een stem in het laboratorium met behulp van geavanceerde digitale technieken. Voor deze audiovisuele animatie wordt onder andere gebruik gemaakt van PATTRN, een crowd-sourcing softwareplatform dat activisten en onderzoekers toelaat om (anoniem) data te uploaden en zo een virtueel model samen te stellen. Dit heeft onder meer geleid tot een interactieve kaart van de Israëlische aanvallen in het Gazaconflict van 2014 en een visualisatie van de dataset van The Migrants Files, een Europees project dat het aantal migratiedoden opmeet. De fora ten slotte waar de onderzoeksresultaten van FA getoond worden, zijn evenzeer uiteenlopend: van gerechtshoven en tribunalen over kunstinstellingen tot websites. Het is precies die transversaliteit en interdisciplinariteit die hun kritische praktijk zo sterk maakt.

Niet zozeer het politieke wordt geësthetiseerd, als wel het esthetische gepolitiseerd.

Tijdens documenta 14 toonde FA een onderzoek naar de moord op Halit Yozgat, die in 2006 in een internetcafé in Kassel werd vermoord door leden van de extreemrechtse terreurgroep Nationalsozialistische Untergrund (NSU). In 2015 lekten honderden documenten op het internet: verslagen, foto’s, getuigenissen en logboeken. Daarbij ook een video-opname van de re-enactment van Andreas Temme, een lid van de inlichtingendienst dat aanwezig bleek op het moment van de aanslag maar beweert niets in de gaten te hebben gehad. FA besloot een 1:1 reconstructie te maken van het café en verschillende scenario’s in scène te zetten, gebruik makend van een gedetailleerde tijdlijn en een ‘architecturaal sensorium’ van geluid, omgeving en geur. Die re-enactment zaaide al snel twijfel over de vermeende onschuld van Temme, en deed ethische vragen rijzen rond de rol van het Duitse gerecht, de politie, geheime diensten en media. Een tentoonstellingscontext als de documenta loopt weliswaar steeds het risico het geweld te trivialiseren of te esthetiseren. FA hecht daarom belang aan het creëren van een draagvlak in nauwe samenwerking met lokale gemeenschappen. Zo wordt niet zozeer het politieke geësthetiseerd, als wel het esthetische gepolitiseerd. Walter Benjamin zou zich in de handen wrijven.

Dat waarheid terug in het vizier komt van de kunst zonder een hermetisch citaat van Heidegger te hanteren, is de verdienste van Forensic Architecture.

‘[A]n art exhibition is not only about beauty it is also about the truth (…) something that we all need, like air or water, in order to understand our own position on Earth’, zo vertelt FA-oprichter Weizman in een video naar aanleiding van zijn nominatie voor de prestigieuze Turner Prize in 2018. Dat waarheid terug in het vizier komt van de kunst zonder een hermetisch citaat van Heidegger te hanteren, is de verdienste van Forensic Architecture. Weizman en co. plaatsen het esthetische als aisthesis – empirische ervaring – centraal, zonder een naïeve, onbemiddelde toegang daartoe te claimen. Integendeel, door beroep te doen op de getuigenissen van burgers via media, wordt de waarheid ontrafeld doorheen een complexiteit van standpunten. Een trial by media dus, maar dan in omgekeerde zin. De feiten primeren. Zo heeft FA aanzienlijk weten te wegen op een aantal spraakmakende cases, grote onderzoeksprojecten kunnen binnenhalen en tegelijk ook heel wat tegenstand ondervonden. FA ontwikkelt een hybride artistieke praktijk die een kritisch antwoord vormt op de manipulatieve rol die beelden – en bij uitbreiding media – spelen in het post-truth tijdperk. Daarmee bevinden ze zich niet alleen in de voorhoede van de hedendaagse oorlogsvoering, maar ook in die van wat kunst is – en kan zijn.