Beeldende kunst: eerste bilan na de beslissingen

Door Dirk De Wit, op Thu Jul 21 2016 00:06:19 GMT+0000

Juli 2016 - Wat betekent de voorbije subsidieronde voor de beeldende kunst in Vlaanderen? Die analyse valt moeilijk te isoleren van de steun voor kunstenaars en de ontwikkelingen binnen erfgoed en lokaal cultuurbeleid. Een eenvoudige blik op hun samenspel resulteert in één terugkerend beeld: de beeldende kunst zakt verder weg.

De pas verdeelde werkingssubsidies van het Kunstendecreet vormen een cruciale levensader door het Vlaamse landschap van de beeldende kunst. Tegelijk tonen zich in dat veld ook nog heel wat andere bossen, beemden en beken – die weer afhangen van andere wachters. Naast de steun aan beeldende kunst-organisaties binnen het Kunstendecreet is er ook de steun aan kunstenaars via beurzen, projectsubsidies en residenties, het beleid voor de musea hedendaagse kunst binnen het Erfgoeddecreet, de positie van beeldende kunst in de cultuurcentra én het lokaal beleid van steden en gemeenten rond musea, stadsprojecten, kunst in opdracht en kunstenaarsateliers. Alleen een vogelperspectief over dat hele veld kan ons vertellen hoe de beeldende kunsten er vandaag voor staan in onze regio.

72_dewit_staaltjenatuur.jpg

1. Landelijke organisaties en instellingen

Het stond al te lezen in de Landschapstekening Beeldende Kunst (2015, vanaf p53): het aantal beeldende kunst-organisaties dat sinds 2006 structureel ondersteund wordt, vormt een absoluut minimum qua aantal, regionale spreiding en opgenomen functies. Neem het voorbeeld van Gent: er is één museum (S.M.A.K.), één kleine ruimte met een internationaal programma (KIOSK), één kunsthal buiten de stad (Museum Dhondt-Dhaenens) en één presentatie-initiatief voor opkomend talent (Croxhapox). De talentontwikkeling en -verdieping gebeurt door onderwijsinstellingen als KASK, Sint Lucas en HISK en door het atelier initiatief Nucleo dat gesteund wordt door de Stad. Multidisciplinaire huizen zoals Vooruit namen in het verleden ook beeldende kunst op, maar de voorbije jaren niet meer. Neem in Gent één organisatie weg en er worden essentiële gaten geslagen in de functies. Dat typeert zo’n beetje de situatie in heel Vlaanderen.

Hoe ziet het nieuwe globale plaatje na de subsidiebelissingen eruit?

Hoe het nieuwe globale plaatje na de subsidiebelissingen eruit ziet? Voor de periode 2017-2021 zijn 37 (op in totaal 207) organisaties erkend die enkel inzetten op beeldende en audiovisuele kunst (18%). Budgettair betekent dit 5,68 miljoen op een totaal van 84,76 miljoen (bijna 7%) en een daling van 250.000 euro tegenover 2016. Als we er de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap bijrekenen, waarvan geen enkele inzet op beeldende kunst, betekent dat 5,68 miljoen op 138,74 miljoen euro (4 %). Verder gaat er 20,61 miljoen naar initiatieven die inzetten op meerdere disciplines, waaronder ook beeldende kunst (maar vaak voor een veel kleiner aandeel dan andere disciplines).

Met dat kleine bedrag voor beeldende kunst neemt een waaier aan organisaties ook een waaier aan noodzakelijke functies op: de initiatieven voor talentontwikkeling en -verdieping (residenties, werkplaatsen, eerste presentatieplekken), de artist-run initiatieven rond productie en ontwikkeling, de organisaties die presenteren en coproduceren (kleine ruimtes, kunsthallen, multi-disciplinaire organisaties, biënnales en festivals), de tijdschriften die voor de nodige reflectie of informatie zorgen, en de werkingen die inzetten op participatie (waarvan vele multi-disciplinair zijn). Hoe hebben al deze types spelers deze subsidieronde doorstaan? En wat betekent die uitkomst voor de ecologie van het landschap?

Noodzakelijk behoud

72_dewit_netwerk aalst.jpgEerst het goede nieuws. De bestaande kunsthalwerkingen die ook (co)produceren en inzetten op andere functies – zoals Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle, Netwerk in Aalst, Extra City in Antwerpen, Museum M in Leuven, Z33 in Hasselt en Wiels en argos in Brussel – kregen een vijfjarige werkingssubsidie. Ook de initiatieven met een participatieve werking rond beeldende kunst – zoals Rasa, Aifoon, DNO en Wit.h – komen deze ronde ongeschonden door.

Behouden blijven ook de meeste organisaties van kunstenaars voor de productie en de ontwikkeling van kunstpraktijken zoals audiovisuele kunst, geluidskunst, mediakunst, performance: praktijken die duur, arbeidsintensief en multi-disciplinair zijn, en meer begeleiding nodig hebben naar presentatie. Binnen die categorie zijn er middelen voor organisaties als Werktank, Overtoon, Manyone, Auguste Orts, Jubilee, Escautville, ... Ook (multidisciplinaire) werkplaatsen en residenties met een sterke focus op ontwikkeling– zoals AIR, FLACC, Constant, Timelab – blijven bestaan. Dat is erg positief, omdat deze organisaties sterk op maat werken en hun fijnmazige productionele begeleiding niet zomaar overgenomen kan worden door grotere presentatie-instellingen die ook inzetten op (co)productie. Deze werkingen zijn namelijk door kunstenaars zelf opgezet om een antwoord te beiden op de precaire omstandigheden waarin ze moeten werken. Ze delen kennis en contacten en ontwikkelen nieuwe vormen van productie. Hun artist driven natuur is uniek.

Gaten in de ecologie

Daartegenover staat een tiental organisaties die uit de boot vallen. Met hun uitval ontstaan er ook een paar elementaire manco’s in het beeldende kunst-landschap:

  1. Grote gaten worden geslagen in de initiatieven die zich nadrukkelijk inzetten voor opkomend talent en functies bespelen als ontwikkeling, productie en/of presentatie: werk- en toonplaatsen zoals lokaal01 en OCAM in Antwerpen, Croxhapox in Gent, en iMAL (mediakunst), Sound Image Culture (audiovisuele kunst) en Komplot (jonge curatoren en kunstenaars) in Brussel. In geen van die drie steden bieden zich directe alternatieven aan. Die functies vallen dus uit de ecologie weg.
  2. Initiatieven die verdiepend en verbredend werken rond presentatie en reflectie krijgen allemaal nul op het rekwest: niet alleen publieksvriendelijke beeldende kunst-festivals zoals Beaufort en Watou, maar ook het tijdschrift h-ART, een kampioen in eigen inkomsten en in lezersbereik, én een model voor het beleid rond aanvullende financiering. Er blijft nog één tijdschrift rond beeldende kunst over, De Witte Raaf.
  3. Tenslotte worden er gaten geslagen in de diversiteit van het aanbod. Enkele kleine ruimtes met eigenzinnige programma's verdwijnen: Voorkamer in Lier en Objectif Exhibitions in Antwerpen. Ze spelen een complementaire en aanvullende rol in het aanbod van kunsthallen en musea, die eerder werken met gevestigd talent.

72_dewit_La Loge, Brussel.jpgNaast die vele uitstromers vallen er maar twee instromers te noteren: Jubilee (gericht op ontwikkeling en productie) en La Loge (gericht op productie, presentatie en reflectie). Niet alleen dat onevenwicht zorgt voor verschraling en stagnatie, maar ook de hoge drempel voor de brede laag die niet instroomt. Het gaat om een 50-tal kleine ruimtes in de grote steden en de centrumsteden, die samen een enorme activiteit ontwikkelen. Dikwijls zijn deze ‘off-spaces’ opgezet door kunstenaars en/of curatoren. Ze werken op vrijwillige basis en met een minimum aan stedelijke of private steun, in de vorm van infrastructuur of bescheiden projectmiddelen. Precies bij deze off-spaces zit het talent van morgen, maar precaire werkomstandigheden dreigen hen op te branden. Tegenvallende aanvragen voor projectsubsidies hebben hen geen vertrouwen gegeven om door te groeien naar een structurele werking. Geen van hen diende een dossier in, ‘omdat er binnen het Kunstendecreet toch geen enkele kans is’.

Elders geen compensatie

Vaak wordt de verwachting geuit dat grotere huizen de leemtes moeten opvullen, maar zeker voor beeldende kunst is dat een moeilijk verhaal. De grote multidisciplinaire presenterende structuren, die samen een aardige hap van de subsidiekoek krijgen, zetten nog steeds in hoofdzaak in op podiumkunsten en muziek. Enkel Stuk, Beursschouwburg, Festival Kortrijk, Moussem, Vrijstaat O en kc NONA hebben naast hun aandacht voor podiumkunsten ook een duurzame werking beeldende kunst, die vertaald wordt in infrastructuur, personeel en werkingsbudget. Van andere multidisciplinaire structuren, zoals deSingel en Vooruit, is de beeldende kunst-werking  helemaal afgebouwd. Ook de uitstroom van bijvoorbeeld KC België heeft een negatieve impact op de (co)productie en de presentatie van beeldende kunst.

De instellingen van de Vlaamse Gemeenschap dan? Kregen zij niet juist een duwtje in de rug om enkele weggevallen functies op te vangen? Binnen het Kunstendecreet is er geen enkele die inzet op beeldende kunst. Alle zeven – deSingel, Brussels Philharmonic, deFilharmonie, AB, Kunsthuis, Vooruit, Concertgebouw – richten ze zich op podiumkunsten en muziek(theater). Er is natuurlijk wel het het Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen (M HKA), maar dat is een instelling van de Vlaamse Gemeenschap binnen het Erfgoeddecreet, waardoor het niet mee profiteert van de fikse verhoging die de regering voorag voor haar grote kunstinstellingen. M HKA’s werking rond behoud en beheer, onderzoek en ontsluiting is – net als bij de andere Vlaamse musea van hedendaagse kunst – ondergefinancierd. Zo is het aankoopbudget van M HKA teruggevallen naar 200.000 euro per jaar. Bij S.M.A.K. is het nog lager.

Structurele onderfinanciering

Zo komen we op een oud zeer in de beeldende kunst: haar historisch gegroeide financiële achterstelling. De invoering van het Kunstendecreet in 2006 hield de belofte op een inhaalbeweging in zich, maar die werd nooit voltrokken. Sinds 2010 valt er bij elke ronde  zelfs een achteruitgang te noteren. Het grootste knelpunt is niet zozeer dat er meer organisaties zouden moeten komen (zelfs al is hun huidige aantal minimaal), wel dat zowel kleinere als grotere organisaties gewoon over te weinig middelen beschikken voor de taken die ze moeten vervullen. Het gaat hier dus om manifeste en structurele onderfinanciering, niet om onderfinanciering door besparingen of stagnerende subsidies in vergelijking met de stijging van de levensduurte.

72_dewit_Extra-City-Kunsthal_Eikelstraat-25_2600-Antwerpen-1024x683.jpg

Een typerende casus vormen bijvoorbeeld de kunsthallen in Vlaanderen. Internationale vergelijkingen leren dat je voor een kunsthalwerking met meerdere functies in een grote stad minimaal één miljoen euro nodig hebt. De 840.000 euro voor Wiels vanuit het Kunstendecreet komt in de buurt, maar blijft ver onder gelijkaardige organisaties in andere disciplnes. Bij de andere kunsthalwerkingen in Vlaanderen valt die vergelijking nog veel negatiever uit, met bedragen tussen 380.000 en 650.000 euro. Die schaarse budgetten zijn niet alleen volstrekt onvoldoende, maar zelfs gevaarlijk: ze kunnen de grote verwachtingen van zowel kunstenaars als publiek simpelweg nooit waarmaken. Neem nu Extra City in Antwerpen: dat moet het de komende vijf jaar rooien met 388.000 euro, in een stad van een half miljoen inwoners. In andere disciplines ontvangen gelijkaardige organisatie allemaal meer dan één miljoen euro.

Ook de budgetten van kleinere presentatie-instellingen voor beeldende kunst blijven onder de lat. Ze ontvangen tussen 80.000 en 170.000 euro, terwijl er een minimaal totaalbudget van 250.000 euro nodig is (voor drie personeelsleden en een aanvaardbaar werkingsbudget). Zelfs met aanvullende subsidies van lokale overheden en onderwijsinstellingen komen de kleine instellingen niet aan het minimumbedrag, waardoor ze steeds in gebreke blijven op minimale vereisten zoals een gedegen lokale netwerking, landelijke en internationale communicatie, publieksgerichtheid en verloning van kunstenaars.

Keer op keer blijft die langverwachte doorstart voor beeldende kunst uit – nu zelfs voor vijf jaar.

Los van die onderfinanciering (maar ook niet helemaal) mist de beeldende kunst een groot internationaal festival als aanjager van extra creatie, internationalisering en publiekbereik. In andere kunstdisciplines bestaat zo’n festival wel, kijk naar het Kunstenfestivaldesarts en het Festival van Vlaanderen. De bestaande festivals voor beeldende en audiovisuele kunst, Contour en Courtisane, zijn inhoudelijk sterke spelers, maar ze stegen in de voorbije rondes te weinig (een verdubbeling is het minste) om die trekkersrol daadwerkelijk te vervullen. Ook de plannen van Wiels om samen met Kunstenfestivaldesarts een internationale biënnale voor beeldende kunst op te zetten – de ideale piste om in budgettair krappe tijden die ontbrekende schakel samen in te vullen – lopen wellicht spaak op de beperkte subsidiestijging van beide Brusselse partners. Dus nee, op nationaal vlak gaat de beeldende kunst in Vlaanderen er veeleer op achteruit dan op vooruit. Keer op keer blijft die langverwachte doorstart uit – nu zelfs voor vijf jaar.

2. Kunstenaarsbeleid

Die uitgestelde investering heeft niet alleen consequenties voor de hardware van het beeldende kunst-landschap (de structureel erkende werkingen), maar ook voor de artistieke software: de beeldende kunstenaars zelf. Minder plekken voor beeldende kunst, dat betekent automatisch ook minder mogelijkheden voor kunstenaars om hun oeuvre te ontwikkelen, geproduceerd te zien of te presenteren. Zij betalen mee de rekening.

Beeldend kunstenaars worden nu eenmaal niet structureel gesubsidieerd zoals gezelschappen en ensembles. Ze vragen enkele keren in hun leven een beurs, een projectsubsidie en/of een residentie aan. Maar ook daarvoor zijn de beschikbare middelen al vanaf 2009 in vrije val. Ze hebben zich dan wel lichtjes hersteld in 2013 en 2014, maar zijn nooit meer op het niveau gekomen van 2008. De projectsubsidies voor beeldend kunstenaars (de som van beurzen, projectsubsidies, creatieopdrachten en prijzen) daalden van 807.000 euro in 2008 naar 606.000 euro in 2014. De toegekende subsidies voor kunstenaarsresidenties daalden van 190.000 euro in 2008 naar 110.000 euro in 2014. En de steun aan werkverblijven schommelt nog altijd tussen 30.000 en 40.000 euro. De steun voor internationale projecten en tussenkomsten in reis- en verblijfkosten gingen in vrije val tussen 2009 en 2014, maar herstelden zich in 2014, met 320.000 euro voor internationale projecten en 80.000 euro voor reis en verblijf. Een beurs, projectsubsidie of internationaal project bedroeg in 2014 gemiddeld 10.000 à 12.000 euro. In totaal ging het dat jaar over ongeveer 1,1 miljoen euro voor de steun aan beeldend kunstenaars binnen de projectmiddelen.

Dit miljoen euro ligt niet alleen veel lager dan het beschikbare bedrag voor kunstenaars in bijvoorbeeld Nederland, Denemarken en Zwitserland. De steun aan beeldend kunstenaars is vooral heel grillig: beschikbare budgetten gaan fors op en neer, waardoor ook de toekenningen jaar per jaar verschillen. Dat heeft alles te maken met de onberekenbare verhouding van de projectmiddelen ten aanzien van de structurele subsidies, en met hoe binnen die projectenpot de middelen verdeeld worden tussen kunstdisciplines. Dat komt het vertrouwen tussen overheid en beeldend kunstenaars niet ten goede.

De steeds kleiner wordende rugzakjes voor kunstenaars en de teruglopende subsidies voor beeldende kunst-organisaties leiden ertoe dat beeldend kunstenaars dikwijls hun eigen werk financieren. Slechts de helft van de Vlaamse kunstenaars uit de Kunstenpunt databank werkt met een galerie, en slechts een klein aandeel daarvan is aangesloten bij een galerie die toegang heeft tot de internationale kunstmarkt. De mogelijkheid om gemaakte investeringen terug te verdienen via de verkoop van kunstwerken, verschilt dan ook sterk per kunstenaar. Naast een kostenvergoeding en co-productiebijdragen van organisaties, worden beeldend kunstenaars nauwelijks verloond. Hun sociaal-economische positie, leert onderzoek na onderzoek, is alarmerend.

3. Lokaal beleid beeldende kunst

Kan het lokaal vlak al die teruglopende kansen remediëren? De landschapstekening Kunsten duidde er al op: het Vlaamse kunstenbeleid blijkt een motor voor de ontwikkeling van de kunsten op lokaal niveau. Cultuurcentra als Mechelen, Strombeek, Turnhout of Brugge hebben het voorbije decennium een programma professionele beeldende kunst uitgebouwd met landelijke en soms internationale uitstraling. Grote steden en centrumsteden wagen zich aan grootschalige stadsfestivals en biënnales met belangrijke kunstenaars uit binnen- en buitenland – denk aan de Triënnale van Brugge, de triënnale van Hasselt, het beeldenproject De Unie Hasselt Genk, beeldende kunst-weekends in Antwerpen en Brussel… Deze nieuwe en frisse ambities kwamen mede tot stand door Vlaamse investeringen in de professionalisering van de beeldende kunst.

Als die motor stokt of terugloopt, heeft dat ook een effect op steden en gemeenten: recente lokale ontwikkelingen zijn nog fragiel en kunnen snel afgebouwd worden. Bovendien ondersteunt het merendeel van de steden en gemeenten de hedendaagse beeldende kunst slechts in beperkte mate: een weerspiegeling van de positie van beeldende kunst op Vlaams niveau. Zo steunt de stad Gent voor hedendaagse beeldende kunst enkel S.M.A.K. en Kiosk. S.M.A.K. is een stedelijk museum, waarvan de stad dus de hoofdfinancier is. KIOSK krijgt een jaarlijkse toelage van 5.000 euro. Het atelier initiatief Nucleo wordt volledig door de Stad gesteund. Voor de derde stad van Vlaanderen is dat opvallend weinig, zeker als je de vergelijking maakt met de stedelijke investeringen in andere kunstdisciplines.

Datzelfde schaarstebeeld geldt ook voor de cultuurcentra: slechts een 17-tal cultuurcentra zet ook in op professionele beeldende kunst. En binnen die groep is het dan ook nog eens een minderheid die daarvoor ook een evenwaardig deel aan budget en personeel veil heeft. In andere cultuurcentra is de beeldende kunst-werking onderbezet en ondergefinancierd, ofwel is er zelfs helemaal geen beeldende kunst-werking (zie 'Mozes en de berg: beeldende kunst in de gemeente')

72_dewit_fg5-stuk_artifact_2016_kvrancken_2865-1.jpgToch zijn er op lokaal niveau enkele modelsteden waar de beeldende kunst wél die inhaalbeweging heeft gekend: zij nestelt zich daar perfect in een breder netwerk van kunsten, erfgoed, amateurkunsten en sociaal-cultureel werk voor volwassenen en jeugd. Neem Leuven: daar zijn Museum M, STUK, CASCO en de festivals Artefact en Playground nu de motoren van een samenwerking met de universiteit, met het cultuurcentrum 30CC, het lokale deeltijds kunstonderwijs en het hele netwerk van amateurkunsten en sociaal-cultureel werk. Dat bewijst dat het Mattheus-effect waarvan sprake, dat onomkeerbaar lijkt, toch kan doorbroken worden.  Noodzakelijke voorwaarde daartoe is dat sector en beleid aan één zeel trekken.

Alleen geeft de recente spreidingsanalyse van Kunstenpunt aan dat beeldende kunst vooral geconcentreerd is in de grote steden en minimaal in de andere steden. De recente beslissingen bevestigen dat beeld. Netwerk in Aalst en WARP in Sint Niklaas (twee dossiers met een ‘voldoende’) kregen dan wel subsidies, maar door het wegvallen van Voorkamer valt ook Lier weg. In West-Vlaanderen steunt het Kunstendecreet slechts één instelling die enkel werkt rond beeldende kunst: Wit.h. Andere initiatieven zijn stedelijk of provinciaal.

Maar de grootste werven voor de beeldende kunst van morgen liggen in Antwerpen en Gent, twee van de drie grote steden. Daarnaast is er werk in Limburg en West-Vlaanderen en in enkele centrumsteden en kleinere steden, vooral dan in de cultuurcentra. Onderaan dit artikel schetsen we de nieuwe situaties per stad/regio.

4. Pistes voor de beeldende kunst in Vlaanderen

Wat na de beslissingen? Hier enkele aanbevelingen…

  1. Zowel de beeldende kunst-organisaties als de multidisciplinaire initiatieven kunnen op basis van regionale analyses werken aan een plan om de ontbrekende schakels in te vullen en om functies zoals ontwikkeling, productie, presentatie en participatie beter op elkaar te laten inhaken. In dat plan kunnen zij dan de Vlaamse en lokale overheden betrekken. Verder is het van belang dat alle betrokkenen aan dit overleg deelnemen: niet alleen initiatieven die van Vlaanderen steun ontangen, maar ook spelers die op lokaal niveau gesubsidieerd worden – en dat zowel onder kunsten, erfgoed als sociaal-cultureel werk, plus de private spelers.

  2. Het is essentieel om de Vlaamse Gemeenschap en de stedelijke overheden te blijven sensibiliseren en responsabiliseren voor beeldende kunst, zodat de neerwaartse trend wordt omgebogen. Regionale ontwikkelingsplannen, waarin de grotere steden een trekkersrol spelen, kunnen daarbij helpen.

Er gewerkt worden aan de instroom van die nieuwe waardevolle initiatieven van kunstenaars en curatoren die momenteel zonder steun werken.

  1. Meer dan ooit is een pleidooi voor voldoende projectsubsidies essentieel voor de komende jaren, zowel voor de ondersteuning van kunstenaars als voor boeiende projecten die het veld van de beeldende kunst kunnen verrijken. Samen met voldoende projectsubsidies moet er gewerkt worden aan de instroom van die nieuwe waardevolle initiatieven van kunstenaars en curatoren die momenteel zonder steun werken.

  2. Het komt erop aan om multidisciplinaire initiatieven meer te doen betekenen voor beeldende kunst, zoals dat nu al gebeurt in STUK, Beursschouwburg, Vrijstaat O./De Werf, ... Naast de instellingen die enkel op beeldende kunst inzetten, biedt zo'n multidiciplinaire context een duidelijke meerwaarde.

  3. Meer dan ooit is het belangrijk om de kunstmarkt bij de publieke sector te betrekken, zowel voor de ontwikkelingsplannen als voor de internationale netwerking. De markt kan beslissende impulsen geven aan de uitbouw van oeuvres en carrières, zoals bijvoorbeeld via de kunstkoopregeling die de minister in het vooruitzicht stelt.

Annex: beeldende kunst per stad/regio

Hasselt/Genk en de provincie Limburg

In de provincie Limburg is er slechts één kunsthal (Z33), één Triënnale, één kleine ruimte (CIAP), één werkplaats (FLACC) en één atelierinitiatief (Vonk), naast de kunsthogescholen en twee cultuurcentra met een beeldende kunst-programma (in Hasselt en Genk). Samen geeft dat een minimale ecologie, waarvan de spelers in hoofdzaak in Hasselt en ook in Genk zijn gesitueerd. Dit netwerk van spelers kan functioneren indien: 1) Z33 zijn landelijke en internationale trekkersrol kan opnemen, maar dat vraagt exra middelen; en 2) de initiatieven rond opkomend talent en experiment (FLACC, CIAP, Vonk en de kunsthogescholen in Limburg) meer vleugels krijgen. Groeikansen zitten vooral in de Limburgse cultuurcentra en in de verdere uitbouw en verdieping van de initiatieven rond kunst in de publieke ruimte.

Stad Antwerpen

Een decennium lang werd er gepalaverd over een middenveld voor beeldende kunst naast het M HKA (museum van de Vlaamse Gemeenschap) en het stedelijk Middelheimmuseum. Dat debat ging over de noodzaak van een sterke kunsthal, en over de vraag of daarnaast nog kleine gesubsidieerde ruimtes nodig waren: was het niet beter om de beperkte middelen in één kunsthal te stoppen in plaats van ze te verspreiden? Uiteindelijk verliest Antwerpen op beide niveau's: kunsthal Extra City blijft volstrekt ondergefinancierd en één small space verdwijnt. Het dynamische LLS functioneert als klein initiatief pas ten volle in een bredere stedelijke en landelijke biotoop.

52_dewit_Mark-Titchner-ME-HERE-NOW-s.jpgDit gekortwiekte middenveld dreigt de druk op de musea te verhogen, waarvan iedereen vindt dat ze in eerste plaats museum moeten zijn en geen kunsthal. Grote huizen zoals deSingel, Toneelhuis, HETPALEIS zetten niet in op beeldende kunst, net zo min als de Antwerpse cultuurcentra, die eerder sporadisch werken rond beeldende kunst. Participatie-initiatieven zoals Rasa en multidisciplinaire initiatieven zoals Zomer van Antwerpen, Kunst in Zicht, Het Bos, Villanella en De Veerman werken wél rond beeldende kunst – die aandacht kan verder ontwikkeld worden. Ook heb je in Antwerpen een heel dynamische private sector, bestaande uit kunstgaleries en artistrun off-spaces, met gemeenschappelijke openingen en een jaarlijks Antwerp Art Weekend.

Wat talentontwikkeling betreft, investeert de Vlaamse overheid in AIR en ondersteunt de Stad Antwerpen het kunstenaarsatelier Studio Start en Start Kit. De Hogescholen KASK en Sint Lucas tonen zich zeer actief in het smeden van relaties met de sector en zorgen voor nieuwe impulsen. Wel verliest de werkplaats voor opkomend talent Lokaal 01 zijn Vlaamse werkingssubsidies en sluit het dit najaar de deuren: daarmee verdwijnt een essentiële schakel in de talentontwikkeling in Antwerpen.

Het is de komende jaren dus aan de bestaande spelers en de nieuwe directie van Extra City om het Antwerpse beeldende kunst-veld met deze puzzelstukken én met de ontbrekende schakels opnieuw op te bouwen, met aandacht voor zowel de talentontwikkeling, als voor diversiteit in het aanbod en een meergelaagde publieksopbouw en participatie. De gevallen gaten bieden mogelijks kansen voor nieuwe initiatieven.

Mechelen

Afgelopen decennium mocht Mechelen meerdere nieuwe artistieke spelers begroeten, maar daarvan is Contour het enige initiatief voor beeldende kunst met subsidies van de Vlaamse Gemeenschap. Wel heeft ook de Stad Mechelen een kunst- en cultuurbeleid ontwikkeld met aandacht voor beeldende kunst binnen het cultuurcentrum (één van de meest dynamische in Vlaanderen) en via stadsprojecten met een groot aandeel beeldende kunst. De samenwerking tussen cultuurcentrum, Contouur en de Academie biedt kiemen voor meer aandacht voor opkomend en lokaal talent (atelier initiatieven, presentatieplekken). Alleen krijgt de biënnale Contour onvoldoende middelen van Vlaanderen én van de Stad om uit te kunnen groeien tot een biënnale met een internationale uitstraling van het niveau van Liverpool of Göteborg.

Leuven

Leuven is een van de weinige steden in Vlaanderen met een evenwichtig uitgebouwd kunst- en cultuurlandschap. De aandacht voor beeldende kunst is evenwaardig aan die voor andere disciplines. Er is een kunsthalwerking binnen Museum M en er is aandacht voor talentontwikkeling via het stedelijk atelierinitiatief CASCO en door samenwerking met de academie. Verder kiest het multidisciplinaire STUK voor een pijler beeldende kunst die complementair is aan de kunsthal-werking van Museum M, met onder meer twee nichefestivals van internationaal niveau, Playground en Artefact.

Brussel

Brussel is de stad met de rijkste diversiteit aan functies binnen beeldende kunst, zelfs al ontbreekt er een museale werking rond actuele beeldende kunst. Die rijkdom is te verklaren door het samenspel van diverse overheidsniveau’s in de hoofdstad, van het federale niveau en de twee gemeenschappen tot het gewest en de stad. Je hebt in Brussel de grotere kunsthallen Bozar, Wiels, Argos, De Centrale en le Botanique, maar ook de kleinere ruimtes Etablissements d'en face, La Loge en NICC. Er zijn multidisciplinaire initiatieven als Moussem en de Beursschouwburg, maar ook cultuurcentra die nadrukkelijk inzetten op beeldende kunst, zoals Strombeek of De Markten.

72_dewit_komplot.jpgDoor het grote aantal kunstenaars en curatoren uit binnen- en buitenland in Brussel groeit er bovendien een rijk aanbod aan off-spaces. Zowel Wiels als Recyclart bieden residenties aan, en participatie-initiatieven als Zinneke, DNO, ABC en Globe Aroma zorgen met hun exclusieve of gedeeltelijke focus op beeldende kunst voor een sterke wisselwerking met het jonge en het brede publiek. Wel krijgen andere belangrijke participatie-initiatieven zoals BBOT en w wh at* geen werkingsmiddelen (meer). Verder telt Brussel een rijk aanbod aan Vlaamse en Franstalige kunstscholen die elk op hun manier relaties ontwikkelen met de sector, plus een bloeiende internationale kunstmarkt die ook private presentatie-instellingen aantrekt.

Door het wegvallen van iMAL, SIC en Komplot wordt er een gat geslagen rond experiment en opkomend talent, terwijl Brussel wel vele werkplaatsen in andere kunstdisciplines telt.

Gent en omgeving

Door de geschrapte subsidies voor Croxhapox dreigt een kleine ruimte te verdwijnen die inzet op opkomend talent en experiment. Daarmee kan een essentiële schakel wegvallen in de talentontwikkeling, zeker in een stad met twee kunsthogescholen, het HISK en het opleidingsinitiatief voor curatoren TEBEAC, én met het atelier-initiatief Nucleo dat gesteund wordt door de Stad. S.M.A.K., Kiosk en MDD zijn minimaal vereist om in een grote stad een divers aanbod te genereren met landelijke en internationale uitstraling. Voor participatie zijn onder meer Maneouvre en Aifoon actief. De Stad Gent steunt in hoofdzaak de musea MSK en S.M.A.K. en komt nauwelijks tussen in het middenveld van grote en kleine presentatieplekken.

Kortrijk, Oostende en Brugge en West-Vlaanderen

Net als in Limburg zijn de beeldende kunst-organisaties in West-Vlaanderen heel schaars, én ze liggen verspreid over verschillende steden: één museum in Oostende (Mu.ZEE), één kleine kunsthal en residentie in Waregem (Be-Part), drie cultuurcentra die ook inzetten op beeldende kunst (Brugge, Knokke-Heist, Menen), één private kleine ruimte Emergent in Veurne en een participatie-initiatief rond beeldende kunst in Kortrijk (wit.h). Het valt op dat steden als Kortrijk en Brugge extra ambities tonen via grote huizen en festivals, maar dat er nooit een kunsthal-werking is ontstaan: dé ontbrekende schakel tussen het museum en de cultuurcentra.

Dirk De Wit is medewerker beeldende kunst bij Kunstenpunt.