Afschrikwekkende architectuur

Door Seppe Feijen, op Sat Feb 29 2020 23:00:00 GMT+0000

U heeft het misschien nog niet gemerkt, maar Belgen leven in het lelijkste land ter wereld. Foto’s van de Ugly Belgian Houses veroveren het net. Is het tijd om het monsterlijke van de Vlaamse architectuur onder ogen te zien?

‘(d)e onsamenhangendheid van ons bouwen, de hele zenuwslopende, de waardigheid kwetsende vormen kakofonie [maken] ons land - en dit moet ons als Vlamingen toch in de eerste plaats aanbelangen - tot het lelijkste land ter wereld!’ zo schreef architect en stedenbouwkundige Renaat Braem in het roemrijke jaar 1968 in zijn beruchte boek Het lelijkste land ter wereld.

In het scherpe pamflet richt Braem zijn pijlen op de toenmalige stedenbouw en verkeersplanning. Of eerder het gebrek eraan. Naar het voorbeeld van Le Corbusier brak Braem een lans voor hoogbouw, duurzaamheid en tegen het consumentisme. Meer nog, Het lelijkste land is een activistische kritiek op de kapitalistische maatschappij in al zijn facetten en lelijkheid.

Braem richt zijn pijlen op de toenmalige stedenbouw en verkeersplanning. Of eerder het gebrek eraan.

Vijftig jaar later is de lelijkheid van het Vlaams architecturale landschap nog altijd onmiskenbaar. De Ugly Belgian Houses zijn een waar fenomeen. Blogger Hannes Coudenys vereeuwigde opvallend onvolmaakte voorgevels in portretten voor zijn blog en Instagramprofiel. Coudenys brengt de huizen op een eenvoudige manier in beeld en zet ze met een grappige ondertitel online. Zowel architectuurkenners als leken weten zijn nuchtere benadering van de hedendaagse bouwkundige kakafonie te smaken.

Maar waar komt deze architecturale lelijkheid vandaan? En hoe moeten we ze interpreteren? Hoogleraar architectuur Bart Verschaffel reikt in zijn essay ‘Omtrent het lelijke’ (de Witte Raaf, 2017) begrippen aan die kunnen helpen om inzicht te krijgen in de lelijkheid in onze architectuur en stedenbouw.

'Ugly Belgian Houses' © Hannes Coudenys

Lelijkheid ontleed

Volgens Verschaffel is het lelijke geworteld in twee ‘gevaren’ die de normale gang van zaken verstoren en sterke primitieve reacties oproepen: de dreiging van het monsterlijke en de besmetting door het vormeloze.

Het monsterlijke toont dat onze menselijke orde maar een dun, fragiel deklaagje op de realiteit is.

Het eerste grote gevaar, het ‘monsterlijke’, staat voor het ordeloze, het begin van de chaos en de onzekere vorm. Het monsterlijke toont dat onze menselijke orde en normaliteit maar een dun, fragiel deklaagje is op de realiteit. Zodra we hier door een monsterlijk object of gebeurtenis mee geconfronteerd worden breekt angst en paniek uit.

Het tweede grote gevaar is het ‘vormeloze’: het besmettelijke, het walgelijke, de ziekte en het verval. Het vormeloze is de zielloze, levende massa, het wegkwijnen van de zieken, het bloed, de uitwerpselen. Het doet ons terugdeinzen, kokhalzen en walgen en moet zo snel mogelijk verwijderd worden, door het – al dan niet ritueel – te reinigen en te ordenen.

De directe reacties op deze gevaren gaan vooraf aan elke mogelijke ervaring van schoonheid of lelijkheid. Als we geconfronteerd worden met een monsterlijk of vormeloos ding ervaren we in eerste instantie paniek of walging. We wenden ons af van het gevaar, voordat we enig esthetisch oordeel kunnen vellen. Pas als er genoeg mentale en fysieke afstand tussen ons en het monsterlijk of vormeloos object zit, vervalt de verschrikking in lelijkheid. Het lelijke in een object is dus een afgezwakte, geneutraliseerde echo van de twee gevaren. Een object is ‘slechts’ lelijk en niet afschrikwekkend, niet langer monsterlijk of vormeloos.

Bouwkundige bedreiging

Dit is waar de afschuw vandaan komt. We hoeven niet ver te zoeken om de echo’s van deze twee verschrikkingen in het Vlaams architecturaal landschap tegen te komen. Zowel het monsterlijke als het vormeloze vinden we terug in de beschrijvingen van Braem en de foto’s van Coudenys. Ze tonen perfect de symptomatische lelijkheid in de verschillende lagen van de Vlaamse stedenbouw en architectuur.

Het compleet gebrek aan eenheid of logica boezemt ons angst in.

Ugly Belgian Houses is een eigenwijs, komisch antwoord op een in wezen monsterlijke ervaring. De quasi onbegrensde esthetische vrijheid in combinatie met de drang naar individualiteit heeft monsterlijke architectuur tot gevolg. Het compleet gebrek aan eenheid of logica boezemt ons angst in.

Verschaffel beschrijft verschillende manieren waarop een huis het monsterlijke kan oproepen, die de Ugly Belgian Houses illustreren. Een huis kan monsterlijk zijn door te weinig ‘moeite’ te doen om esthetisch te slagen, door bijvoorbeeld de leien van zijn wachtgevel volledig over het gebouw heen te laten lopen ‘voor het gemak’, of door net te veel moeite doen, door de carport van Dorische zuilen te voorzien, ‘omdat het iets mag hebben’. Te formalistische of herkenbare vormen kunnen een gebouw ook monsterlijk maken. Elk dorp heeft wel een huis dat op een gezicht lijkt of een bevreemdende schaal heeft, zoals een reusachtige poppenkast of een mini-kasteel.

De huizen transformeren van monsterlijk naar lelijk in de afstandelijke blik die Coudenys aanbiedt. Coudenys’ sobere foto’s verjagen het monster uit de architectuur. Instagram ontwapent, de chaos wordt humoristisch.

'Ugly Belgian Houses' © Hannes Coudenys

Lugubere lintbebouwing

Braems preek tegen de versnippering, wildgroei en kaalslag van en in het Vlaamse landschap is eveneens een reactie op het vormeloze en monsterlijke. Sinds de jaren 50 leeft de gewoonte om infrastructuur lukraak over het Vlaamse landschap neer te strooien. De huizen, industrieën, wegen en gemeenten vormen na 70 jaar een dichte, structuurloze massa die het landschap heeft geïnfecteerd en verziekt.

Lintbebouwing versnipperde onze natuur als een aanstekelijk virus met een dode, verscheurde betonvlakte als resultaat. Het idee van een zich snel en schijnbaar willekeurig verspreidende vormeloze steenmassa ervaren we als een dreiging. En, met meer afstand bekeken, als aartslelijk.

Gebouwen worden onachtzaam neergepoot in deze warboel van wegen zonder enige echte esthetische structuur.

Ook het monsterlijke gevaar loert om de hoek. Gebouwen worden onachtzaam neergepoot in deze warboel van wegen zonder enige echte esthetische structuur. Het is dezelfde ervaring van architecturale wanorde als bij de Ugly Belgian Houses, maar dan op veel grotere, stedenbouwkundige schaal. Braems opleiding als architect en stedenbouwkundige maakten het hem mogelijk om de nodige afstand te nemen van het monsterlijke en vormeloze karakter van de Vlaamse stedenbouw en architectuur. Hij analyseert de ruimtelijke figuur en structuur van de Vlaamse huizen, wegen en gemeenten op grotere schaal en formuleert zijn verdict: België is zonder twijfel ‘het lelijkste land ter wereld’.

Het Vlaams architecturaal landschap is doordrongen van het monsterlijke en vormeloze gevaar. Zoals Verschaffel zegt, kunnen we pas van lelijkheid spreken als we afstand kunnen nemen van de verschrikking, als we op gepaste wijze het gevaar buiten beschouwing kunnen laten. Renaat Braem en Hannes Coudenys konden op geslaagde wijze afstand nemen van de Vlaamse verschrikking, maar hoe zit dat voor jij en ik?