Weer een andere Gurdjieff

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

In de top tien van de Amerikaanse hitlijsten voor klassieke muziek staat op dit moment de cd Chants, hymns and dances van de Duitse celliste Anja Lechner en de Griekse pianist Vassilis Tsabropoulos. Hoofdmoot van deze cd vormen negen stukken van de Armeense filosoof Georges Ivanovitsj Gurdjieff, die als componist tot dusver bij het grote publiek niet of nauwelijks bekend was. De onverwachte belangstelling roept vanwege deze sterk van eerdere vertolkingen verschillende interpretatie de vraag op waaraan deze cd zijn eclatante verkoopcijfers te danken heeft: Gurdjieffs bescheiden, introspectieve composities of Lechners en Tsabropoulos' gloedvolle samenspel in de improvisatie op Gurdjieffs thema's.

Op zich is het succes van deze recente uitvoering niet verbazingwekkend. Wie de cd beluistert, hoort licht exotische, maar tamelijk toegankelijke muziek die met verve en gevoel wordt vertolkt. Een ander sterk punt is de heldere productie van Manfred Eicher. De huisstijl van het ECM-label is voor menigeen te steriel, maar bij het fijnzinnige samenspel van Lechner en Tsabropoulos is het juist noodzakelijk dat de instrumenten afzonderlijk goed te onderscheiden zijn en niet opgaan in een blur van geluid. Dat draagt bij aan het pure karakter dat uit deze composities spreekt.

Lechner en Tsabropoulos horen beiden bij het selecte gezelschap dat zowel klassieke muziek als jazz brengt; er zijn maar weinigen die dat doen en nog veel minder die dat goed doen. Bovendien hebben ze allebei interesse in wat vaak onterecht wereldmuziek genoemd wordt. Celliste Lechner heeft bijvoorbeeld niet alleen Haydn en Webern opgenomen, maar ook muziek van de Argentijnse bandoneonspeler Dino Saluzzi en de Oekraïense jazzpianist Misha Alperin.

Tsabropoulos, van wie op deze cd ook een aantal eigen composities te horen zijn gebaseerd op oude Byzantijnse kerkliederen, speelt in een jazztrio met Arild Andersen en John Marshall, maar is ook een klassiek concertpianist. Deze ongemeen brede achtergrond heeft hoogstwaarschijnlijk bijgedragen aan de bijzonder avontuurlijke en tegelijkertijd evenwichtige benadering van Gurdjieffs werk, dat in deze nieuwe belichting een aantal onvermoede kanten prijsgeeft.

Opmerkelijk is dat de uitvoerende musici zonder meer eigenzinnig met Gurdjieffs erfenis zijn omgegaan. In de eerste plaats is hun bewerking de eerste op cd waarop niet uitsluitend piano te horen is. Bovendien haasten ze zich in de begeleidende tekst bij deze cd te verklaren dat hun interesse in Gurdjieff louter muzikaal is. De meeste uitvoerders voor hen stonden namelijk in meer of mindere mate onder invloed van Gurdjieffs denken.

Bij een breder publiek is Gurdjieff niet zozeer bekend als componist, maar als esoterisch denker. Hij heeft zijn denkbeelden ontvouwd in de uit drie omvangrijke delen bestaande cyclus Het al en alles, die behalve de uiteenzetting van zijn ideeën vooral ook heel veel biografische fragmenten bevat. Als je vertrouwd bent met zijn manier van schrijven, is het zo ongeveer het eerste dat je opvalt als je naar Gurdjieffs composities luistert: hoe kan iemand die zo breedsprakig en onbescheiden was, zulke onnadrukkelijk aanwezige muziek hebben geschreven? Hoe zijn deze introverte, spaarzaam ingevulde melodieën te rijmen met het exuberante karakter van een man die in alles vooral gulzigheid uitstraalt?

Over Georges Ivanovitsj Gurdjieff is veel geschreven, maar weinig met zekerheid bekend. Hij overleed in 1949; over zijn geboortejaar lopen de meningen echter sterk uiteen. In de hoestekst wordt 1877 genoemd, maar zijn biograaf James Moore gaat uit van 1866. Het is een van de vele raadsels die hem omringen. Gurdjieff heeft daar overigens in grote mate zelf aan bijgedragen. Moore spreekt in dit verband van auto-mythology. De oprichter en goeroe van het 'Institute for the harmonious development of men' had baat bij dergelijke mysterieuze antecedenten en omdat zijn lijvige boeken de enige bestaande bronnen over zijn jaren in Trans-Kaukasië zijn, kan niemand ze ooit met zekerheid weerleggen.

Gurdjieff beschrijft zichzelf als een rusteloze zoeker, een rouwdouw. Toen hij korte tijd gefascineerd was door de islam verschafte hij zich onmiddellijk toegang tot de voor christenen verboden heilige steden Mekka en Medina, om meteen vast te stellen dat het hart van dat geloof daar niet te vinden was. Zijn Ontmoetingen met bijzondere mensen staat bol van verhalen over kleine sjacher- en zwendelpraktijken. Het beeld dat Gurdjieff van zichzelf creëert is dat van een even pragmatisch als romantisch persoon. Zo daagt hij op zeker moment een jongen uit zijn dorp uit tot een duel, omdat ze allebei op hetzelfde meisje verliefd zijn. Omdat geen van beiden over een wapen beschikt, besluiten ze roerloos op een nabijgelegen militair oefenterrein te gaan liggen: wie het overleeft, krijgt het meisje.

Uit andere verhalen blijkt dat Gurdjieff fysiek geweld niet schuwt. Het lichamelijke speelt in zijn denken dan ook een belangrijke rol. Bijzonder is dat Gurdjieff nergens zijn best doet om sympathiek over te komen. In zijn niets ontziende eigenzinnigheid doet hij daarom enigszins aan de hogepriester van het occultisme, Aleister Crowley, denken.

Veel van zijn leerlingen hebben over Gurdjieff geschreven en niet zelden komt hij uit die verhalen naar voren als een onhebbelijke man. Dergelijke afrekeningen zijn natuurlijk vaak uit teleurstelling geschreven. Gurdjieff was een charismatisch persoon die volgelingen over de hele wereld had. Zijn weigering of onvermogen om duidelijk te zijn, stelde sommigen vreselijk teleur, terwijl hij daarmee tegelijkertijd zijn aantrekkingskracht op anderen vergrootte. Voor de meeste van zijn volgelingen bleef hij hoe dan ook een raadsel. Een van zijn leerlingen, Margareth Anderson gaf haar werkje een titel mee die wat dat betreft boekdelen spreekt: 'The unknowable Gurdjieff'.

Gurdjieff was een autodidactische alleskunner. Hij werkte aan een allesomvattende filosofie waarin astrologie en kosmologie, maar zeker ook muziek en dans een vooraanstaande plaats innemen. Net als zijn filosofie is Gurdjieffs muziek als het ware bijeengesprokkeld op zijn vele reizen door Trans-Kaukasië en het verre oosten. Hoewel hij zo'n driehonderd composities op zijn naam heeft staan, was Gurdjieff muzikaal ongeschoold. Hij kon een beetje gitaar en piano spelen, maar het notenschrift beheerste hij niet. Zijn composities zijn voor een belangrijk deel het werk van Thomas de Hartmann, een talentvolle componist en voormalig hofpianist van de laatste tsaar, die op jonge leeftijd in de ban raakte van Gurdjieffs filosofie, en die de melodieën die de meester hem voorfloot of -speelde op papier zette. Niet alleen de transcriptie maar ook de toegevoegde harmonieën en melodielijnen moeten aan De Hartmann worden toegeschreven.

Er is al veel gediscussieerd over de samenwerking tussen Gurdjieff en De Hartmann, en met name over wat de muzikale inbreng van de ongeschoolde Gurdjieff nu precies geweest is. Het is zonder meer fenomenaal dat Gurdjieff in staat is geweest de melodieën die hij tijdens zijn reizen opving te onthouden en door te geven. Het was De Hartmann die Gurdjieffs muziek in de jaren twintig van de vorige eeuw voor het eerst opnam. Pas met Keith Jarretts elpee Sacred hymns uit 1980 raakte Gurdjieffs muziek echter bekend bij een groter publiek. Pas toen kwam er belangstelling voor de oude opnamen van De Hartmann, waarvan een selectie door Jarrett en Manfred Eicher, de eigenaar van platenlabel ECM, in 1985 werd uitgebracht.

In muzikaal opzicht was Jarretts interpretatie lang toonaangevend. Ook voor Chants, hymns and dances is Sacred hymns het vertrekpunt geweest. De laatste jaren zijn er meerdere uitvoeringen van Gurdjieffs muziek op cd verschenen, veelal gespeeld door muzikanten die zich ook uitvoerig in zijn filosofie hebben verdiept zoals de Nederlandse pianist Wim van Dullemen. Hoewel de Gurdjieff Foundation de erfenis streng bewaakt, worden er toch altijd bijzondere ontdekkingen met betrekking tot Gurdjieffs muzikale nalatenschap gedaan. Zo kwamen kort geleden ineens orkestraties van De Hartmann boven water die door het Metropole Orkest voor de radio zijn uitgevoerd, maar (nog) niet op cd zijn verschenen. Lechner en Tsabropoulos scharen zich dus in de steeds grotere rij belangstellenden voor Gurdjieffs muziek.

Ook Keith Jarrett was ten tijde van Sacred hymns in de ban van Gurdjieffs filosofie, waarmee hij door saxofonist Charles Lloyd in contact was gebracht. Later heeft hij er zeer bewust afstand van genomen, maar met name Gurdjieffs theorie over functie en wezen van het octaaf hebben Jarrett in de jaren tachtig sterk beïnvloed. Sacred hymns is een bloedserieuze plaat die Gurdjieffs muziek laat horen zoals die waarschijnlijk bedoeld is, nadrukkelijk contemplatief en verstild. Gewijde muziek die eerbied vraagt. Daardoor komen Gurdjieffs composities enigszins op zichzelf te staan. Het lijkt muziek die met niets of niemand iets te maken heeft. Sacred hymns is een opmerkelijke plaat in Jarretts oeuvre omdat zowel zijn vermaarde improvisaties als zijn door velen verafschuwde extatische kreten achterwege zijn gebleven.

Door vooral het muzikale voorop te stellen en niet zozeer het spirituele, hebben Lechner en Tsabropoulos de muziek van Gurdjieff als het ware geopend — zoals een goede whisky opengaat van een paar druppels water, waardoor geur en smaak veranderen. Hun bewerking geeft de muziek een breder kader. Zo is ineens een verre verwantschap met een tijdgenoot als Erik Satie — en vooral met diens Trois gnossiennes — hoorbaar en komt ook de (geografische) oorsprong van de melodieën duidelijker naar voren dan bij Jarrett. Het is vooral de combinatie van de oriëntaalse klankkleur met de kabbelende pianoakkoorden die aan de Gnossiennes herinneren. In een vrijere interpretatie zoals die van jazzpianist Marc Cary komt die verwantschap nog duidelijker naar voren. Lechner en Tsabropoulos hebben Gurdjieffs muziek losser gemaakt en daarmee sprankelender, minder stijf dan bij Jarrett. Daardoor wordt zij ook toegankelijker.

Zoals gezegd zijn Gurdjieffs melodieën net als zijn denkbeelden voornamelijk tijdens zijn vele reizen vergaard. Hij hechtte groot belang aan traditie en was bang dat alle bijzondere geloven en bijgeloven in Trans-Kaukasië zouden verdwijnen. Omdat dat ook daadwerkelijk gebeurd is, weten we niet wat Gurdjieffs precieze inbreng in de composities wat dat betreft geweest is. Zo ongeveer als Alan Lomax door het zuiden van de Verenigde Staten trok en daar de muziek in kerken en gevangenissen en op het platteland vastlegde, zo registreerde Gurdjieff de muziek uit de Kaukasus en Tibet. Alleen had Gurdjieff geen bandrecorder …

In feite is zijn muzikale oeuvre dus naar het klassieke idioom getranscribeerde volksmuziek. Afgezien van de filosofie die erachter zit, was dat wellicht wat Keith Jarrett zo in Gurdjieff aantrok. Jarrett constateerde in de jaren zeventig dat de jazz zich te ver van zijn folkroots verwijderd had en zag tot zijn schrik dat iemand als Miles Davis, die dezelfde diagnose had gesteld, bij het terugvolgen van het spoor in het popidioom verdwaald was geraakt. In elk geval is Sacred hymns voor Jarrett de opmaat naar een tweede carrière als klassiek pianist gebleken, met naast Gurdjieff ook Mozart, Bach en Sjostakovitsj op het repertoire. Daarnaast markeerde de plaat ook het einde van een meer vrije opvatting van jazz en een geleidelijke terugkeer naar de standards.

Zonder er te zwaar de nadruk op te leggen, brengen Lechner en Tsabropoulos naar buiten hoe zeer de composities van Gurdjieff in de volksmuzikale traditie van zijn geboortestreek geworteld zijn, en daardoor wordt zijn verwantschap met bepaalde andere componisten duidelijk. Gurdjieff deelt zijn fascinatie voor volksmuziek bijvoorbeeld met tijdgenoten als Bartok, Kodalj en Enescu. De vermenging van volksmuziek met spiritualiteit die zijn muziek zo bijzonder maakt, vind je ook terug bij Arvo Pärt en Tigran Mansurian. Zoals Gurdjieffs composities op Chants, hymns and dances worden uitgevoerd, staan zij ineens niet zover af van de half gecomponeerde, half geïmproviseerde jazz van onder meer Dave Douglas en Myra Melford, waarin een cello dikwijls de plaats van de bas in de ritmesectie overneemt. Dat is een belangrijk deel van het verdiende succes van Chants, hymns and dances.

En passant worden ook lijntjes gelegd tussen Gurdjieffs werk en de muziek die nog altijd in de Grieks-orthodoxe kerk gespeeld wordt, en die ten grondslag ligt aan Tsabropoulos' eigen composities. Het zijn overigens vooral Lechners cellopartijen die de oosterse invloeden in Gurdjieffs muziek blootleggen. Lechner doet dat subtiel, zonder effectbejag. De oriëntaalse sfeer is intrinsiek in Gurdjieffs muziek aanwezig. Door de melodieën en harmonieën over twee instrumenten te verdelen, komt deze invloed echter duidelijker naar voren dan in de solovertolkingen op piano van bijvoorbeeld Keith Jarrett. Daarbij is natuurlijk ook de keuze van de composities van invloed. Het is in dat opzicht opvallend dat geen van de negen stukken op Chants, hymns and dances ook op Jarretts Sacred hymns staat.

Het is vermoedelijk de populariteit van Sergei Diaghilev geweest die Gurdjieff in de jaren twintig heeft aangespoord om meer oosterse invloeden in zijn muziek te verwerken. Diaghilev, een Russische impresario en kunstcriticus, oogstte in het tweede decennium van de vorige eeuw in Parijs veel succes met zijn Ballets Russes. Door samen te werken met bekende westerse kunstenaars als Braque en Picasso slaagde hij erin om het publiek warm te laten lopen voor zijn voorstellingen, die grotendeels waren gebaseerd op tot dan toe in het westen onbekende elementen uit de traditionele Russische volkscultuur. In de muziek van Gurdjieff na deze periode is de oosterse sfeer in elk geval minder prominent aanwezig. De nadruk op die oosterse invloeden wisselt overigens sterk in de verschillende uitvoeringen van Gurdjieffs composities.

De onlangs gemaakte orkestopnamen laten die invloed bijvoorbeeld heel duidelijk horen, in tegenstelling tot Sacred hymns, waarin hij nagenoeg ontbreekt. Als je de cd van Lechner en Tsabropoulos vergelijkt met de orkestmuziek van Gurdjieff, wordt daardoor nog eens extra duidelijk dat hun interpretatie zowel eigenzinnig als respectvol is. Nergens laten zij zich verleiden tot het aandikken van effecten. Zij hebben de oosterse invloed op met name de klankkleur onderkend, maar geprobeerd de muziek niet opzettelijk exotisch te maken. De Hartmann deed dat op verzoek van Gurdjieff wel in zijn orkestraties, die bedoeld waren voor grote shows in Parijs en later New York en die waren opgezet om reclame te maken voor Gurdjieffs instituut. Volgens Gurdjieff-kenner Gert-Jan Blom moeten deze shows sterk oriëntaals van karakter zijn geweest met veel oosterse dansen. Voor de leek die de muziek van Gurdjieff via Keith Jarrett heeft leren kennen, is die oriëntaalse sfeer echter een nieuw element dat door Lechner en Tsabropoulos naar voren wordt gebracht.

Natuurlijk is het niet de bedoeling geweest van Lechner en Tsabropoulos om Gurdjieff zijn zonderlinge status af te nemen en de overeenkomsten met andere componisten te benadrukken. Deze plotseling blootgelegde verwantschappen zijn een direct gevolg van hun tamelijk risicovolle benadering van Gurdjieffs composities. Zoals gezegd hebben zij de muzikale intenties van Gurdjieff laten prevaleren boven de spirituele, maar ze zijn zich er gelukkig wel van bewust geweest dat dit spirituele aspect de kern van Gurdjieffs muziek vormt, zonder welke haar betekenis aanzienlijk gereduceerd wordt. Musicologen die zich over Gurdjieff hebben gebogen, hebben al eerder geconstateerd dat zijn muziek op papier maar weinig bijzonder is en toch een speciaal effect teweegbrengt als ze ten gehore wordt gebracht, iets wat in de eigen composities van Thomas de Hartmann vreemd genoeg niet het geval is.

Zo'n wezenlijk maar ongrijpbaar element in muziek bergt al een risico in zich, zowel voor de vertolker die zich aan de voorgeschreven vertolking houdt als voor diegene die erbij improviseert. In dat laatste geval dreigt een dergelijk element ofwel te veel op de voorgrond te komen ofwel juist helemaal te verdwijnen. Menig jazzmusicus heeft zich op klassiek materiaal vergaloppeerd, terwijl maar weinig klassieke musici zich uit het keurslijf van de compositie weten te bevrijden zonder in obligate mooispelerij te vervallen. Uit alles blijkt dat Lechner en Tsabropoulos zich van deze valkuil bewust waren. Tsabropoulos zegt daarover in de hoestekst: 'The only way to get to the heart of the material is by feeling free. But you have to respect the context, asking [yourself] how [we can] develop the melodic lines while at the same time protecting them?'

Tsabropoulos brengt daarmee een interessant dilemma ter sprake. Hij zal zich waarschijnlijk gerealiseerd hebben dat hij, door Gurdjieffs composities als een sandwich rond zijn eigen muziek te presenteren, een direct verband tussen de twee suggereert. Dat hun muziek niet alleen thematisch overeenkomsten heeft, maar ook deels dezelfde wortels kent — Gurdjieff had een Griekse vader en de (oud-)Griekse muziek is bovendien verwant aan de muziek uit Gurdjieffs geboortestreek, destijds Armenië maar inmiddels Turkije — wil niet automatisch zeggen dat Tsabropoulos een componist van gelijk niveau is. Van de drie composities die hij aan de cd heeft bijgedragen, zijn een aantal delen bijvoorbeeld beduidend vlakker dan Gurdjieffs stukken. Die zo moeilijk te vatten emotionele lading die Gurdjieffs muziek heeft, ontbreekt helaas soms, maar lang niet altijd, in Tsabropoulos' composities. Dat ligt niet aan de vertolking. Op Chants, hymns and dances wordt geconcentreerd gemusiceerd, avontuurlijk maar op een ingetogen manier. Het pleit dan ook voor Gurdjieffs muziek dat ze bij een dergelijke 'oneerbiedige' benadering zo florissant overeind blijft.

Het voert te ver om hier uit wijden over wat Gurdjieff met zijn muziek beoogde te bereiken. Zoals vaak drukt hij zich in de aan muziek gewijde passages in zijn hoofdwerk Het al en alles dikwijls vaag en omslachtig uit. Wel is duidelijk dat de muziek voor hem in dienst stond van de oefeningen in 'harmonische ontwikkeling', waaraan zijn instituut gewijd was. De Hartmann zei over deze muziek: 'ik kan het niet nalaten iets over Georgi Ivanovitsj te vertellen. Hier begrijpen wij waarom Georgi Ivanovitsj altijd een groot belang aan muziek hechtte. Hij speelde zelf en componeerde ook. Als we het met de muziek van alle religies vergelijken, zien we dat muziek een belangrijke rol speelt in de zogeheten religieuze dienst. Maar na het werk van Georgi Ivanovitsj begrijpen we beter dat muziek helpt om je te concentreren, om jezelf naar een innerlijke staat te brengen waar we de hoogst mogelijke resultaten kunnen bereiken. Dat is waarom muziek datgene is dat je hoger brengt.'

Wat Chants, hymns and dances eens te meer duidelijk maakt, is dat de ogenschijnlijk eenvoudige muziek van Gurdjieff zich voor sterk uiteenlopende interpretaties leent en daarbij toch telkens weer overeind blijft. Bij nader inzien is die muziek trouwens niet zo bescheiden. Ze is zelfverzekerd en aanwezig op een onnadrukkelijke en vanzelfsprekende manier. Terwijl Keith Jarrett de muziek in zichzelf besloten liet zijn, hebben Lechner en Tsabropoulos haar als het ware uit haar isolement verlost, juist door zich vooral op de louter muzikale intenties van Gurdjieff te concentreren. Hun interpretatie biedt daardoor de mogelijkheid om Gurdjieffs muziek in een veel breder perspectief te zien dan tot nu toe vaak is gedaan. Ze blijkt evenzeer aan te sluiten bij de muziek van zijn tijd als bij die van de onze. Lechner en Tsabropoulos hebben Gurdjieff zijn composities niets ontnomen, maar juist meer van de inhoud naar buiten gebracht, meer laten zien van wat tot dusver verborgen was gebleven. Het raadsel Gurdjieff wordt daarmee alleen maar groter.

discografie

Keith Jarrett, Sacred Hymns (ECM, 1980)Anja Lechner/Vassilis Tsabropoulos, Chants, hymns and dances (ECM, 1888, 2005)

www.vpro.nl/programma/urubicha/afleveringen/15337116/

Tsabropoulos baseert zich op oud-Byzantijnse kerkmuziek. Opvallend is dat de muziek uit de Armeens-Orthodoxe kerk duidelijk een plaats tussen de oosterse en westerse muziek inneemt. Terwijl de Armeense volksmuziek duidelijk oosters is, werd de kerkmuziek al in de 19e eeuw getransformeerd naar een meer westerse klankkleur.

www.gurdjieffmovements.net/music.htm (vertaling MA)