Print je kunst?

Door Maarten Buser, op Sun May 29 2016 10:44:13 GMT+0000

Staan we met de 3D-printer voor een nieuwe kwantumsprong in de kunsten? Op andere domeinen roept het apparaat alvast grote vragen op. Welke narigheid kan daar allemaal mee uitgehaald worden? Stel dat iemand straks zomaar een pistool kan printen? In artistieke middens is dat niet anders. Kan straks iedereen gewoon zelf kunst printen?

Natuurlijk wordt dit stuk vrij speculatief: het is momenteel lastig in te schatten hoe groot de interesse voor de 3D-printer echt zal worden. Vanaf 350 euro schijn je er zelf een te kunnen bouwen. Een kant-en-klaar apparaat kost tussen 500 en 1000 euro, weliswaar zonder de kosten voor cartridges: een kilo materiaal kost tussen 22 en 45 euro. Als je voor een gewone ‘2D-printer’ nu slechts 50 à 100 euro moet neertellen, zullen er dan veel particulieren staan te trappelen voor een 3D-printer? Het kan best zijn dat het apparaat een duur gadget blijft, alleen goed voor een kleine groep. Maar je kunt natuurlijk ook láten printen. Verschillende websites, een soort copyshops 2.0, bieden je nu al een prijsje op basis van vrijblijvende offertes.

Of particulieren nu wel of niet warmlopen voor de 3D-printer, hij is hoe dan ook in opmars als productie- en reproductiemiddel. In allerlei domeinen zijn toepassingen te vinden: geprinte protheses, onderdelen voor auto’s, frontjes voor telefoons. Ook in de beeldende kunst maken er al verschillende kunstenaars gebruik van. Het mag nauwelijks verrassen dat zij vooral ruimtelijke kunst maken. Zo creëert Joshua Harker volgens zijn website sculpturen ‘met een niveau van organische en compositionele complexiteit die niet te bereiken is met traditionele media’. Ted Noten ontwerpt zijn sieraden op groot formaat en laat ze dan in het klein printen. Eric van Straaten geeft aan dat hij beter is in het digitale ontwerpen dan in de ambachtelijke vervaardiging van zijn sculpturen. Trots vermeldt zijn site: ‘Het 3D-printen van fijngevoelige en gekleurde modellen vereist veel technische vaardigheid. Daarom specialiseert maar een kleine groep mensen zich in deze techniek.’ Printen als een vorm van ambacht?

Mona Lisa van plastic

De 3D-printer kan hulp bieden waar de menselijke precisie tekortschiet, maar ook zijn reproducerend vermogen is groot: een computerbestand slijt niet en kan zo weer als basis dienen voor een nieuwe print. Tegelijk zitten daar natuurlijk limieten op. Wanneer Van Straaten nu miniaturen van zijn werk verkoopt voor een prijs van 15 tot 250 dollar, is het weinig waarschijnlijk dat hij die beelden oneindig zal blijven printen: meer aanbod zou die prijzen doen zakken.

Waarom zou je je vandaag nog een Van Gogh aanschaffen op een platte poster?

Een stuk spectaculairder, en steeds goed voor veel media-aandacht, zijn 3D-geprinte reproducties van al bestaand werk. Waarom zou je je vandaag nog een Van Gogh aanschaffen op een platte poster, als je er straks voor wat extra duiten vast ook een kan kopen die de originele verfhuid overtuigend imiteert? Het lijkt niet langer compleet not done om reproducties tentoon te stellen, getuige de expositie 200 Greatest Paintings in onder meer Rotterdam. Die toonde in één gebouw bijvoorbeeld én de Mona Lisa én de Victory Boogie Woogie, vervaardigd via geavanceerde reproductietechnieken als 3D-printen. Als bezoeker wist je dat je naar reproducties keek, dus hoefde je je zeker niet bedonderd te voelen.

Tegelijk lijkt een ethisch verantwoorde regulering voor de 3D-printtechniek wel belangrijk. Net zoals het niet zou mogen lukken om ‘bouwtekeningen’ voor een pistool te downloaden, zouden er ook niet zulke files voor kunst beschikbaar mogen zijn. Zo deelt de site Thingiverse wel allerhande digitale designbestanden, maar wordt het daar ten strengste verboden om bij te dragen aan ‘het maken van wapens, illegale materialen of zaken die op andere wijze bezwaarlijk zijn’. We mogen hopen dat er geen Pirate Bay-achtig alternatief opduikt.

Hoe dan ook worden controverses moeilijk te vermijden. Denk aan de discussie rond Oliver Larics reproductie van zeven Chinese zuilen. Voordat die van Noorwegen terug naar China getransporteerd werden, maakte Laric er met een 3D-printer replica’s van. Dat leverde nogal wat negatieve reacties op, die op 3DPrint.com worden samengevat als: ‘Het bestaan van de gescande kopieën wordt door sommigen opgevat als een poging die zuilen te stelen.’ Verderop in het artikel wordt de volgende vraag gesteld: ‘Kan de waarde van iets onbetaalbaars aangetast worden door het maken van kopieën?’ Onomstreden is de techniek dus niet.

Levende skeletten

De reproduceerbaarheid van kunst heeft een geschiedenis. De oude Grieken goten al bronzen beelden, in de middeleeuwen faciliteerde de boekdrukkunst de distributie van houtsneden, en in de negentiende en de twintigste eeuw volgden fotografie en film. Het noopte Walter Benjamin in 1936 tot de kritiek dat het reproducties ontbeert aan ‘het hier en nu van het kunstwerk: zijn unieke bestaan op de plaats waar het zich bevindt’. Een sleutelzin uit zijn essay Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid: ‘De gehele sfeer van de echtheid onttrekt zich aan de technische – en natuurlijk niet alleen aan de technische – reproduceerbaarheid.’ Wat reproducties volgens Benjamin missen, is het ‘aura’ van het ware kunstwerk.

Er zit ook een economische kant aan. Kunst die in oplage geproduceerd wordt, kan kunstenaars een groter bereik geven, maar riskeert ook de markt te ontwrichten. Dat effect schetst Alice Goldfarb Marquis in haar boek The Pop Revolution: toen in de jaren 1960 de welvaart toenam en de middenklasse een groeiende afzetmarkt voor kunst werd, bestelden kunsthandelaars bij bekende (popart)kunstenaars nieuw werk dat makkelijk in serie geproduceerd en voor veel lagere prijzen verkocht kon worden. Veel prints bleken echter van slechte kwaliteit, en algauw vond Roy Lichtenstein dat er ‘te veel papieren’ in omloop waren. De verkoop op de vrije markt bleek bovendien tegen te vallen. Gelden dezelfde mechanismen voor 3D-kopieën?

Kunst die in oplage geproduceerd wordt, riskeert ook de markt te ontwrichten

Tot begin dit jaar was in het museum Boijmans Van Beuningen een installatie te zien die boeiend reflecteerde op kunst en reproductie. Danse Macabre van Aleksandra Domanović bestaat uit een aantal tweedimensionale transparante prints die naast en achter elkaar in de ruimte hangen. Op die prints zie je skeletten die druk in de weer zijn met computers en 3D-printers, en zo stap voor stap een konijntje printen. De titel van het werk verwijst naar het middeleeuwse thema van de dansende dood, en naar de serie houtsneden die Hans Holbein de Jongere daar in de zestiende eeuw rond maakte. Dankzij de boekdrukkunst konden die werken makkelijk verspreid worden om zo een groter publiek te bereiken. Domanović roept de vraag op wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen de 3D-printer en de vroegere reproductietechniek van de houtsnede. In al zijn ambivalentie vormt haar werk een debat in miniatuur over 3D-printing en kunst.

Tegenover de dode skeletten valt op de prints het veelvuldig afgebeelde vrouwelijke ilium (of darmbeen) op. Het bevindt zich bij vrouwen nabij het bekken, en roept zo een associatie met baren, met leven geven op. Zo wordt in Danse Macabre een konijntje tot leven gewekt, maar dat blijkt tekenfilmachtig en letterlijk kleurloos. Het is een dubbelheid die strookt met de gekozen vorm van de tekeningen: 2D-reproducties van digitale 3D-renderings – of vlakke weergaven van diepgang. Uiteindelijk lijkt Domanović daarmee te suggereren dat de kopie verschilt van the real thing, maar er juist daarom ook geen bedreiging voor hoeft te vormen. De reproductie heeft dus wel degelijk bestaansrecht, bijvoorbeeld om het bereik van de kunstenaar te vergroten, zou je kunnen besluiten. Alleen rest de vraag of de 3D-printer hier niet al te makkelijk voorgesteld wordt als de eenentwintigste-eeuwse variant van de houtsnede. Daarmee reduceert Domanović 3D-printing tot een louter instrument van reproductie. Ze gaat voorbij aan de 3D-printer als productie-middel.

Van popart naar print-art?

Lastig aan discussies over kunst en 3D-printers is dat er allerlei kwesties door elkaar lopen.Het mainstreampubliek heeft vooral oog voor de reproducties van de grote meesters, en hoe knap die gekopieerd kunnen worden. Veel kleiner is de interesse voor hedendaagse kunstenaars die zich voor hun eigen werk laten inspireren door de nieuwe mogelijkheden van de techniek. Mijn verwachting is dat die discussie op den duur vanzelf ontward zal raken: dat 3D-reproducties en 3D-geprinte autonome kunst twee heel verschillende domeinen worden. Daar is nu al iets van te zien: de reproducties focussen zich vooral op schilderijen, terwijl de geprinte kunst overwegend ruimtelijk van aard blijkt, met onder meer sculpturen en sieraden.

Zo is er ook slechts een kleine kans dat reproducties van bekende kunstwerken, hoe gelijkend ook, het origineel zullen devalueren of zelfs ‘vervangen’. De kopie mist het aura: voor velen is een schilderij al aantrekkelijk als ze weten dat Rembrandt of Van Gogh er zelf mee aan de slag is geweest. Die beleving kun je nooit kopiëren. Bovendien print de 3D-printer wel in reliëf, maar ook nog altijd in plastic, niet in verf, hout of marmer. Zoals de houtsnede niet de schilderkunst heeft verdrongen, zal ook de 3D-printer niet alle hedendaagse kunst aan de kant schuiven. Waarschijnlijker is dat kunstenaars én ‘eenmalig’ werk zullen produceren én werk in oplage waar geen origineel van is, zoals de popart van de jaren 1960. Er zal een prijsverschil groeien, en de verkoop van de edities zal die van de ‘reguliere’ kunstwerken niet (compleet) vervangen. Iemand als Eric van Straaten houdt er nu al zo’n praktijk op na.

Zoals de houtsnede niet de schilderkunst heeft verdrongen, zal ook de 3D-printer niet alle hedendaagse kunst aan de kant schuiven

Maar kunnen particulieren straks wel gewoon hun eigen Van Straaten vervaardigen, en die voor echt laten doorgaan? Ja, die kans bestaat, maar zulke onrechtmatigheden kun je wellicht oplossen met een verplicht certificaat van echtheid, zoals dat nu al vaak verstrekt wordt bij de aankoop van kunst. Nog een mogelijkheid: de oplage van prints limiteren. Geen wondermiddel, wel een stap in de goede richting.

Het blijft grotendeels gissen hoe de 3D-printer de kunst juist zal beïnvloeden. Wel valt nu al te zien hoe de techniek tot een nieuwe kunstigheid lijkt te leiden, misschien zelfs tot een nieuw soort ambachtelijkheid. Juist de scheppende en niet de herscheppende kracht van de techniek biedt een antwoord op sommige menselijke beperkingen van de kunstenaar. Maar niet voor elke kunstenaar is de 3D-print het eindpunt van het kunstwerk. Het project Aera Fabrica van Roos Meerman is daar een goed voorbeeld van: nadat het plastic object klaar is, pompt Meerman er lucht in. Zo blaast ze het oppervlak op: in zekere zin het tegenovergestelde van wat Ted Noten doet.

Alleen al die twee voorbeelden leren dat de scheppende mogelijkheden van de 3D-printer er meer van maken dan het ver geëvolueerde kopieerapparaat waar hij nog te vaak voor gehouden wordt. Maar zelfs de ‘revolutionaire’ 3D-printer zal bevestigen dat vooruitgang in de kunsten nooit een tijgersprong is, hoogstens een stroomversnelling in een zee van creativiteit.

Maarten Buser is schrijver. Zijn eerste gedichtenbundel Club Brancuzzi verscheen in januari 2016. Voor verschillende media schrijft hij over poëzie, kunst en popmuziek.