Musical op zoek naar onderdak

Door Nico Kennes, op Thu Jan 02 2014 18:59:25 GMT+0000

In de gestage uitbouw van het veelvormige musical-bedrijf van Geert Allaert zijn politieke overheden altijd een cruciale rol blijven spelen. In de jaren 2000 verschoof de focus van lokale besturen naar de Vlaamse Gemeenschap. En al raakte het musicalbeleid van cultuurminister Anciaux moeilijk uit de startblokken, toch bleef Allaert een uitstekende neus hebben voor mogelijke subsidies voor zijn commerciële vennootschap, die voort balanceerde op de rand van het faillissement.

De politieke affiliaties van Allaert kwamen in deel 1 van deze reeks (1987-2001) al ruimschoots aan bod. Maar ook na de eeuwwisseling zouden tussen hem en lokale besturen zelden goede huwelijken groeien. De Music Hall Group had wel degelijk iets te bieden waar grote steden hongerig naar waren: een uitbating van hun grote spektakelhallen en een programmatie die zowel toeristen als een groot (kies)publiek van cultuurconsumenten kon plezieren. Alleen, in de praktijk werden de vaak riante beloften niet altijd waargemaakt. Verkennende gesprekken met de stad Brugge voor de uitbating van het Concertgebouw waren in 1998 voortijdig spaak gelopen, en in Antwerpen moest het stadsbestuur in 2001 zelfs met juridische stappen dreigen om van Allaert 30 miljoen frank aan achterstallige huurgelden voor de Stadsschouwburg los te krijgen.

Casino Kursaal, Oostende.jpgIn Gent liep het intussen niet veel beter. In maart 2002, een kleine drie jaar na de oprichting van de nv Oude Vismijn Exploitatie, was de restauratie van de Vismijn nog steeds niet voltooid. Daarop hield de stad Gent 625.000 euro voor de Capitole in, want Allaert had ingestemd om dat bedrag als onderpand te beschouwen voor de renovatie van de Oude Vismijn. Al twee keer had de stad uitstel verleend. Maar in oktober was er nog steeds amper vooruitgang geboekt, ook al beweerde Allaert ‘net een doorbraak over de financiering’ te hebben bereikt. Frank Wijnakker, toenmalig VLD-schepen van Stadseigendommen, was zijn vertrouwen volledig kwijt. Waarop Allaert gevat reageerde: ‘Als de stad geen vragende partij meer is, mij goed. Ik heb nog wel tien investeringsmogelijkheden.’ Wijnakker dreigde met een schadevergoedingsclaim en ging op zoek naar andere projectontwikkelaars voor de finale restauratie van het gebouw – dat de stad intussen aan Allaert had verkocht. In de zomer van 2003 had Allaert zijn deel van het contract nog steeds niet vervuld. En nog een jaar later zou de stad Gent het gebouw opnieuw overkopen, waarmee er definitief een einde kwam aan de perikelen rond de Oude Vismijn. Hoofdstuk zoveel in de grillige saga tussen Allaert en de stedelijke overheden.

TOEREN AAN ZEE

De Vismijn-perikelen waren nog niet goed en wel verteerd, of Allaert haalde alweer de Vlaamse kranten, dit keer met een deal in Oostende. Halfweg 2003 sloot Music Hall Group er een overeenkomst met de nv EKO (Exploitatie Kursaal Oostende), een dochterbedrijf van het autonome gemeentebedrijf Stadshernieuwing Oostende. Allaert kreeg een concessie van tien jaar voor de exploitatie van het Casino Kursaal. Daarbovenop verkreeg zijn groep het alleenrecht om er tijdens de zomermaanden musicalvoorstellingen en andere evenementen te organiseren. En ook deze historie is niet zonder precedenten.

'De dag dat Allaert de licentie kreeg voor het Casino Kursaal, in 2003, stond hij onder curatele. Dat slaat toch alles?’ (Hans Bourlon)

Studio 100-topman Hans Bourlon herinnert zich de voorgeschiedenis nog alsof het gisteren was. ‘Ik werd gebeld door Johan Verstreken, mijn vroegere collega bij de VRT, die toen cultuurschepen was in Oostende. ‘Hans, je moet iets doen, want er gebeuren rare dingen in Oostende.’ Er was ruim 30 miljoen euro – een pot met zowel Vlaams geld als Europese subsidies – gespendeerd aan de renovatie van het Casino van Oostende, vrijgemaakt via een socialistische structuur (Vande Lanotte en Landuyt). Oké, niks mis mee. Maar Verstreken zei: “Pas op, want ze gaan Allaert een cadeau geven om die zaal voor vele jaren te krijgen.”’

Daarop deed entertainmentbedrijf Studio 100 de stad Oostende zelf een aanbod. ‘Dat was een meervoud van het bedrag dat Allaert bood.’ Alleen werd er volgens Bourlon geen gehoor aan gegeven, tot hij plots telefoon kreeg van Johan Vande Lanotte. ‘Ik had die mens nog nooit gezien of gehoord, maar ineens werd ik bij hem uitgenodigd. En toen heeft hij mij een hele avond uitgelegd waarom hij voor ons niks kon doen. Het kwam erop neer dat Allaert hem al jaren advies had gegeven rond de verbouwing van die zaal, en dat hij het heel moeilijk kon maken om het Kursaal aan iemand anders te geven. Vreemd, want het ging om veel geld.’ Wel dient gezegd dat Studio 100 een bod uitbracht voor het hele jaar – en dus niet alleen voor de vakantieperiodes – waardoor er minder ruimte zou overblijven voor congressen en andere initiatieven van de stad Oostende zelf.

Johan Vande Lanotte.jpg‘Maar dan was er nog een ander argument’, vervolgt Bourlon: ‘namelijk dat wij toch alleen maar kinderproducties maakten.’ Ook schepen van ruimtelijke ordening en stadsvernieuwing Bart Bronders (sp.a) haalde dat argument aan in de pers: ‘We investeren geen 1,2 miljard frank om een mini-Plopsaland te maken.’ Bourlon wil dat graag nuanceren. ‘Ik had nochtans een intentiebrief van Erwin Van Lambaart (die met Joop Vanden Ende werkte) om ook andere producties, waaronder “de grote musicals” in België te brengen. Ik schoof die onder de neus van Vande Lanotte, maar aan het eind van de dag hebben wij het Kursaal niet gekregen.’

Nog geen maand was bekend dat de groep rond Allaert het Casino Kursaal mocht exploiteren of de musicalentrepreneur vroeg een gerechtelijk akkoord aan. De reden? ‘De sociale zekerheid en enkele leveranciers hadden de groep gedagvaard wegens niet-betaling’, wist De Standaard. De Handelsrechtbank van Antwerpen zou nog moeten uitmaken of er een duurzame oplossing voor de financiële problemen mogelijk was. Maar schepen Bronders had er alle vertrouwen in. ‘Music Hall nv is in de problemen, maar dat is maar een klein onderdeeltje van de Music Hall Group. Ons Casino-project komt dus niet in het gedrang.’ Studio 100-baas Bourlon kijkt er vandaag nog steeds vol verwondering op terug. ‘Dat slaat toch alles? De dag dat Allaert die licentie kreeg, stond hij onder curatele.’

Dat er financieel een haar in de boter zat, zoveel was duidelijk. Begin augustus 2003 werd Geert Allaert uit het bestuur van de Music Hall Group gezet, en wel op aansturen van zijn eigen partner: minderheidsaandeelhouder Mercator verzekeringen. De aanleiding, vraagt u? ‘Mercator vindt de financiële transacties binnen de groep te weinig doorzichtig.’ Het mag echter geen verrassing heten dat comeback kid Allaert zijn troon bijtijds wist terug te claimen. Drie maanden later stond hij weer aan het hoofd van de groep. Net op tijd was dat, om een herstelplan in elkaar te boksen dat de Antwerpse Rechtbank van Koophandel ervan moest overtuigen de nv Music Hall levensvatbaar te verklaren. En zo geschiedde: begin april 2004 schold de rechter een belangrijk deel van de schulden kwijt. Als overleven een kunst is, beheerst Geert Allaert ze als geen ander. Maar hoe vaak zou dat nog blijven lukken?

WIE BIJ DE HOND SLAAPT...

Intussen was er op Vlaams beleidsniveau een nog veel drastischere beslissing genomen. Minister van Cultuur Paul Van Grembergen (spirit) had, na achttien jaar, de subsidies voor de Musicalafdeling van het Koninklijk Ballet van Vlaanderen stopgezet. Die beslissing was voor de musicalwereld een grote schok. Want ‘de periode 2000-2002 was eigenlijk een gezonde periode voor de musical in Vlaanderen’, meent ex-musicaljournalist Wilfried Eetezonne. ‘Je had de musicalafdeling van het Ballet, die internationaal gerespecteerd niet-commercieel werk bracht en een voedingsbodem was voor talent, en dan had je Music Hall, Studio 100 en StiHMul die het commerciële veld bespeelden.’ Hans Bourlon treedt Eetezonne daarin bij. ‘Het Ballet van Vlaanderen bracht dingen die zonder subsidies niet levensvatbaar waren. Heel veel jonge mensen van de musicalscholen in Brussel en Gent kwamen daar via Linda Lepomme in terecht, zodat ze ervaring konden opdoen en zich technisch konden bekwamen. Daarnaast hield ook Geert Allaert zich met musical bezig, via de Stadsschouwburg die hij in concessie hield. En zo was het landschap rond de eeuwwisseling goed verdeeld.’

‘Toen we CultuurInvest lanceerden, wisten we totaal niet aan welk avontuur we begonnen’ (Jan Denolf)

Hoe dan ook: de kogel was door de kerk. Van Grembergen had over de Musicalafdeling definitief een kruis gemaakt. Dat sloeg een immense leemte in het musicalveld, en luidde een tijdperk in waarin elke beleidscontinuïteit ver te zoeken was. Toen Bert Anciaux (spirit) in 2004 opnieuw tot Minister van Cultuur werd benoemd, stond hij voor voldongen feiten. ‘Eigenlijk had ik het tijdens mijn eerste legislatuur zo voorzien dat de musical een verantwoordelijkheid was voor de overheid, en dat we met het Ballet zelf andere wegen moesten opgaan. Van Grembergen heeft dat omgedraaid. In 2004 kon ik dus niet verder bouwen op mijn eigen beleidsvisie. Het is een feit: het was in het begin zoeken naar de juiste oplossing. Dat is met vallen en opstaan gegaan.’ Toenmalig adjunct-kabinetschef Cultuur, Jan Denolf, vertaalt: ‘Het veld wist dat Anciaux de beslissing van Van Grembergen wilde corrigeren, alleen kon hij die beslissing niet de facto en de iure ongedaan maken. Dat is not done. Maar iedereen wist dat Anciaux de musical terug kansen zou geven.’

Het konijn uit de hoed werd CultuurInvest, het onafhankelijke investeringsfonds beheerd door de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen: doorn in het oog van het gesubsidieerde cultuurveld, vergiftigd geschenk voor de culturele ondernemer. Of overdrijven we nu? ‘De oprichting van CultuurInvest was een logische move’, stelt Bart Caron, voormalig kabinetschef van zowel Van Grembergen als Anciaux. ‘De idee was: we moeten de creatieve industrie kansen geven, maar we doen dat niet via subsidies.’ Maar waarom moest cultuur plots zo nodig herkneed worden tot beleggingsobject? Jan Denolf situeert Anciaux’ beslissing in de tijdsgeest van dat moment. ‘Het waren de jaren dat termen als cultuurmanagement en kunstmarketing werden uitgevonden. Men wilde het hele cultuurveld per se onderbrengen binnen een economisch paradigma. De cultuurwereld – en ik heb daar ook aan meegedaan – voelde zich toen ook belangrijk. We wilden meespelen met de wereld, erkend worden als een belangrijke sector. En CultuurInvest was daar de evocatie van.’ ‘Je hebt binnen cultuur nu eenmaal ook initiatieven die eerst een duwtje in de rug nodig hebben om op lange termijn winst te kunnen genereren’, voegt Caron toe. ‘Voor de overheid blijft er een risico, maar toch één van een andere orde.’

Jan Denolf.jpgDe achterliggende idee was inderdaad achtenswaardig. Maar was het concept ook voldoende uitgewerkt? ‘Toen we CultuurInvest lanceerden, wisten we totaal niet aan welk avontuur we begonnen’, erkent Denolf. ‘En als je er achteraf op terugkijkt, moet je eerlijk bekennen dat het nooit gewerkt heeft zoals het beleid het oorspronkelijk heeft bedoeld. Dat is geen verwijt aan CultuurInvest. Waarschijnlijk lag het aan te hoge verwachtingen bij het beleid en de te korte armpjes van een dergelijke machinerie, die ook onderworpen was aan Europese richtlijnen.’ ‘Omdat er is vertrokken vanuit de regelgeving voor grote bedrijven, was een aanvraag indienen bij CultuurInvest behoorlijk complex’, treedt Caron bij. ‘CultuurInvest was een heel waardevol idee, maar bleek niet haalbaar te zijn voor musical.’

Nochtans was dat precies het idee: musical integraal beschouwen als een culturele industrie, en die parkeren bij het nieuwe investeringsfonds. ‘Maar omdat CultuurInvest iets trager van start is gegaan dan gepland, kwam ik meteen al wat in de knoei’, blikt Anciaux bijna tien jaar na datum terug. ‘Er waren namelijk een aantal musicalprojecten die ik ook niet niks wou geven.’ Het vervolg verliep moeizaam. ‘De musical kwam terecht in de wereld van balansen en returns, maar was daar eigenlijk niet klaar voor’, aldus Jan Denolf. ‘Je zat er met de grote knikkers van de financieel-economische wereld, en wie bij de hond slaapt, krijgt zijn vlooien. Tien jaar later, tien jaar wijzer – en ook wel een beetje saaier – besef je dat we daar onszelf in de voet hebben geschoten. Voor sommige zaken binnen de cultuurcreatie en -presentatie kun je strategisch management doen, maar voor het overgrote deel van de artistiek-creatieve smaakbepalers werkt zo’n economisch paradigma niet.’

STRUCTURELE DROOGLEGGING

Ondertussen was het Vlaamse musicallandschap zich grondig aan het hertekenen. Linda Lepomme, voormalig artistiek leider van de Musicalafdeling van het Ballet, had de vzw Musical Vlaanderen opgericht (niet te verwarren met Musical van Vlaanderen). En ook de Music Hall Group maakte fundamentele hervormingen door. Mercator trok zich terug uit de groep en werd vervangen door de nv Koinon van Rik Denolf, vertegenwoordigd door Iwan Bekaert. Geert Allaert zette een stap terug – tiens, waar hebben we dat nog gezien? – en maakte plaats voor de nv Gladis van Dries Herpoelaert. De ex-directeur Ondernemingen van Fortis kondigde aan dat Music Hall Group geen eigen musicals meer zou produceren, wegens bedrijfseconomisch onverantwoord. Maar in de herfst van 2004 gebeurde dan toch het onoverkomelijke: de nv Music Hall werd failliet verklaard. ‘De Music Hall Group neemt de liquidatie van de resterende activa op zich en neemt daarbovenop extra schulden over’, schreef De Standaard. En ‘Allaert blijft in het bedrijf’. Enkele maanden later richtte Geert Allaert alweer een nieuwe organisatie op. Op 20 januari 2005 zag de vzw Vlaamse Theaterprodukties het levenslicht. Die zou handig van pas komen bij de volgende subsidieverdeling.

Want hoewel CultuurInvest in volle ontwikkeling zat, werd er vanuit het kabinet Anciaux wel verkondigd dat er bij de eerste structurele subsidieronde voor het nieuwe Kunstendecreet ‘een nieuwe autonome musicalstructuur moest komen die een subsidiedossier voor de periode 2006-2009 kon indienen’. Drie organisaties voelden zich geroepen en dienden een dossier in: het Musical Vlaanderen van Linda Lepomme, de Stichting voor Hedendaagse Musical (StiHMul) onder leiding Wouter Boits en de kersverse Allaert-structuur. Alleen StiHMul kreeg toen positief advies. Maar uiteindelijk besliste de minister om geen enkele organisatie structurele subsidies toe te kennen.

In de herfst van 2004 gebeurde dan toch het onoverkomelijke: de nv Music Hall werd failliet verklaard.

‘Anciaux heeft toen zijn woord gebroken’, vindt Wouter Boits. ‘Eerst roept hij op om een dossier in te dienen. Wij doen dat, met zowel zakelijk als artistiek een erg sterk dossier, en we krijgen tot tweemaal toe positief advies. Maar één ding had ik over het hoofd gezien, namelijk dat het echte werk – politiek gelobby – daaraan vooraf moet gaan. Ik was daar heel naïef in en had in mijn leven nog geen politicus gesproken. Maar eigenlijk worden subsidies al verdeeld nog voor er een dossier wordt ingediend. Wil je wezenlijke structurele subsidies, dan moet je zorgen dat de politiek van je project doordrongen raakt. Dat vond ik een heel belangrijke vaststelling. Anciaux bracht uiteindelijk alles onder bij CultuurInvest. Maar CultuurInvest werkt niet: dat is een bank met strengere borgen en hogere intresten, maar met een tragere werking dan een gewone bank.’

‘Dat is ook waarom we de Raad van State aan ons been kregen’, reageert Jan Denolf nuchter. ‘Je kunt een organisatie niet doorverwijzen naar een ondersteuning die nog niet operationeel is. De auditeur had ons laten weten dat de aanklacht voor de zesde kamer ontvankelijk was. En dan weet je hoe laat het is, want in 95% van de gevallen volgt de voorzitter het advies. Toen heeft Anciaux gezegd: “We gaan het zover niet laten komen, we gaan nu een oplossing zoeken om de procedure te stoppen”.’ En zo kreeg StiHMul alsnog 250.000 euro toegestopt. ‘Dat was natuurlijk absoluut te weinig om onze projecten waar te maken’, reageert Boits. ‘Maar als we juridisch nog verder wilden gaan, stonden we veel zwakker, omdat de minister al een toegift had gedaan. Dus hebben we het grootste deel van het bedrag teruggestort. We waren daar echt van aangedaan.’ Denolf erkent Boits’ analyse. ‘Ze kregen te weinig om te werken en te veel om te sterven. Dus ja, dat was een ongelukkige keuze.’ Op de vraag waarom Anciaux die beslissing destijds heeft genomen, reageert hij zelf eerder kort: ‘Ze hebben toen middelen gekregen. Hebben ze die voldoende gebruikt, of niet? Daar kan ik vandaag niet over oordelen’.

In elk geval zou de determinatie van Anciaux de facto tot een jarenlange drooglegging van het musicalwezen leiden. De sector stond andermaal op zijn kop: de grote musicalorganisaties wisten niet meer waar ze het hadden, artiesten kwamen op straat om te protesteren en ook journalisten en musicalfans reageerden ontsteld. Alleen Geert Allaert toonde zich in De Morgen ‘zeer blij’ over de piste CultuurInvest. ‘Producenten zullen op gelijke voet behandeld worden, vanuit puur economisch oogpunt. Het artistieke is niet langer prioritair, want je bent niet langer afhankelijk van twaalf apostelen die vinden of iets artistiek verantwoord is.’

DE TIPP-EX TRUC

Van pure economie, daar kende Allaert wel iets van, al hanteerde hij daar soms zo zijn eigen interpretatie van.Zo is er het verhaal van Studio 100 over zijn bedenkelijke ticket-politiek bij de vertoningen van The Sound of Music, een co-productie van Studio 100 met Joop Vanden Ende. ‘Daarvoor huurden we in 2004 de Stadsschouwburg van Allaert af’, vertellen verschillende getuigen bij Studio 100. ‘Hij probeerde toen een regeling te treffen waarbij hij, via zijn Live Entertainment Foundation, de mooiste rij stoelen kon verkopen. Maar omdat men ons zei “pas daar mee op”, hebben wij uitdrukkelijk in het contract laten zetten dat zij als loutere zaaluitbater geen tickets mochten verkopen. Wel stond Allaert erop dat de beste zitjes gereserveerd moesten worden voor zijn VIP-gasten. En dat stonden we toe. Maar we waren getipt over wat hij deed. Dus vroegen we een student om een enquête af te nemen op de eerste rij: “Vindt u dat u waar krijgt voor uw geld?”. Wat bleek? De mensen in de VIP-zetels hadden allemaal betaald. Op hun tickets bleek het woord ‘Guest’ te zijn uitgedaan met Tipp-Ex.’

'Met de steun voor de Capitole kreeg Geert Allaert gewoon subsidies toegestopt voor zijn musicals, zonder een dossier te moeten indienen’ (Wouter Boits)

Wat was dan het systeem? Welnu, bij Studio 100 is men ervan overtuigd dat er gefraudeerd is met tickets die last minute werden besteld. Die kaarten werden namelijk aan de kant gelegd en dienden pas te worden betaald aan de kassa van de Stadsschouwburg. Daar werd de bezoeker dan een ander ticket overhandigd dan hij had gereserveerd. Maar die had geen reden tot klagen, want kon de voorstelling volgen vanuit een luxueuze VIP-zetel. Alleen viel het natuurlijk wel op dat een heel hoog percentage van de last minute bookers – zogezegd – uiteindelijk niet was komen opdagen.

‘We hebben berekend hoeveel we daardoor hebben misgelopen: het ging over meer dan 100.000 euro. We hebben Allaert daarmee geconfronteerd, maar hij beweerde bij hoog en bij laag dat dat niet zo was. Het lag aan zijn software die niet in orde was, aan zijn papierwinkel waar hij niet aan uit raakte. Hij kan u dan zo charmeren. “Ik kan het niet hebben dat u kwaad bent op mij, we gaan een regeling treffen.” Uiteindelijk hebben we maar een derde van de afgesproken zaalhuur moeten betalen, maar wellicht heeft hij nog veel meer scheefgeslagen. Alleen, het alternatief was een politioneel onderzoek starten, terwijl we maar van een paar tickets bewijs hadden. Dus we hebben ons met die regeling tevreden gesteld. Maar als naïeve huurder van die zaal heb je het altijd vlaggen, hé.’

CAPITOLE-INJECTIE

Capitole, Gent.jpgBegin januari 2006 verbreekt het Casino Kursaal in Oostende het exclusiviteitscontract met de Music Hall Group, wegens ontevreden. ‘We stellen hoge eisen aan de programmatie en Music Hall Group kon ons die voor 2006 niet garanderen’, laat schepen Bart Bronders optekenen in Het Nieuwsblad. ‘Natuurlijk’, weerklinkt het bij Studio 100. ‘Die zomer heeft Allaert er niks geprogrammeerd, behalve een clown die met wat telloren draaide, bij wijze van spreken. Maar blijkbaar heeft de stad Oostende hem dan nogal impulsief buiten gegooid, en is daarbij een procedurefout gemaakt. Daarop heeft Allaert een aantal procedures opgestart.’ En inderdaad: enkele maanden later maakt Dries Herpoelaert – op dat moment nog steeds gedelegeerd bestuurder van de groep – bekend dat hij de financiële gevolgen van het ‘lichtzinnige optreden’ van de Stad Oostende wil verhalen op de nv Exploitatie Kursaal Oostende. Pittig detail: de nieuwe directeur van nv EKO zou Franky Debauw worden, alias Peter Hoogland, die jarenlang marketing- en communicatieverantwoordelijke was bij Music Hall Group.

Een week later veranderde Allaert de naam van zijn vzw Vlaamse Theaterprodukties naar Geert Allaert Theaterproducties, en zo trad hij opnieuw naar voren als musicalproducent. Een weloverwogen manoeuvre, zo zou blijken op 10 september 2008, toen cultuurminister Bert Anciaux – twintig dagen voor alle kunstorganisaties hun subsidieaanvraag voor 2010-2012 moesten indienen – de nieuwe toneeltoren van de Capitole inhuldigde. We citeren letterlijk uit het transcript van de speech, die een anonieme getuige ons bezorgde: ‘Vandaag stellen we de theatertoren aan u voor. Met deze investering is Capitole in Gent klaar om álle grote musicals te ontvangen. Door een goede samenwerking met gedegen en efficiënte afspraken met musicalproducent vzw GTP [Geert Allaert Theaterproducties, red.] en de stad Gent, is de Vlaamse overheid in staat met een beperkte subsidie-injectie van 3,5 miljoen euro per jaar een volwaardige musicalproductie in Vlaanderen te _her_lanceren. Door gezamenlijke inspanningen kunnen we daadwerkelijk bijdragen tot de verdere groei en ontwikkeling van musical en de cultuurindustrie en tevens een stevige verankering van dit kunstaanbod in Gent bestendigen.’

Schema structuren 3.jpgMusical_productie_? Cultuurindustrie? Ging het dan niet om infrastructurele subsidies voor de verbouwing van de Capitole? Officieel wel. Zowel de stad Gent – die Allaert eerder al 8,6 miljoen euro had beloofd – als de Vlaamse Gemeenschap maakte 1,5 miljoen euro vrij. ‘Zo kreeg Geert Allaert gewoon subsidies toegestopt voor zijn musicals, zonder een dossier te moeten indienen’, ontleedt Wouter Boits. Terwijl Bert Anciaux die link niet ziet. ‘Maar enfin, je slaat alles door elkaar. En je gaat ervan uit dat ik dat hier nog allemaal voor de geest kan halen.’ Op de vraag of die subsidies onrechtstreeks ten goede zijn gekomen aan de vzw Geert Allaert Theaterproducties, besluit de sp.a-senator: ‘Op dat moment kon het mij zelfs niet schelen wie daar exploitant was of wie die zaal ging gebruiken. Het was in elk geval een zaal die opnieuw kon gebruikt worden door de cultuursector.’ ‘Misschien is het beter zo dan dat de Capitole was verkommerd’, voegt Bart Caron er nog relativerend aan toe.

In elk geval is het een feit dat twee dagen na de speech van Anciaux in de Capitole, de naam van vzw Geert Allaert Theaterproducties opnieuw gewijzigd werd, ditmaal in Musical van Vlaanderen. En zo werd binnen het Vlaamse musicalwezen alweer een nieuw tijdperk ingeluid. Het zou een periode moeten worden waarin waardevolle producties opnieuw omarmd werden binnen het Kunstendecreet. En waarin de jarenlange roep om continuïteit eindelijk gehoord zou worden. Of die verwachtingen werden ingelost, leest u binnenkort in deel drie van ‘Achter de coulissen van Musical van Vlaanderen’.

_Dit artikel is het tweede deel in de onderzoeksreeks 'Achter de coulissen van Musical van Vlaanderen'. Lees over de voorgeschiedenis van Geert Allaert in deel 1, over het subsidiegebruik __bij Musical van Vlaanderen in deel 3 en over _de werkomstandigheden aldaar in deel 4. Geert Allaert zelf blikt terug in een interview in deel 5.

Nico Kennes is freelance onderzoeksjournalist en muziekredacteur. Hij verkreeg voor deze onderzoeksreeks steun van Fonds Pascal Decroos.

logo_fondspascaldecroos.png