Een eerlijk loon in de creatieve sector: een onderzoek naar principes

Door Fien Meynendonckx, op Mon Jan 23 2017 11:20:49 GMT+0000

Dat artiesten het niet altijd even breed hebben, verbaast niemand. Maar horen we dat normaal te vinden? Die vraag hield me al langer bezig, maar een studie over de sociaal-economische situatie van de kunstenaar, voorgesteld op de Muzikale Terzake van Poppunt, Clubcircuit en Kunstenpunt in de AB eind vorig jaar, zette iets anders in gang. Wat begon als een studiedag, eindigde in een onderzoek naar mijn eigen principes.

De (economische) situatie van kunstenaars en cultuur is in het kleine Vlaanderen een gevoelig onderwerp. Ik reken mezelf zeker bij die mensen die, reflexmatig bijna, steigeren wanneer er aan de subsidies wordt gemorreld, wanneer een nieuwe minister wordt aangesteld die we niet capabel vinden, wanneer een kersvers cultuurprogramma op Canvas niet aan onze verwachtingen voldoet. Of wanneer een acteur met een werkloosheidsuitkering tussen twee projecten in door de VDAB verplicht op sollicitatie wordt gestuurd bij de Gamma. Ik zeg maar iets. Alles ligt gevoelig.

Onze reflexen gaan aan ons denken vooraf, waardoor het moeilijk praten is met cultuurliefhebbers en kunstenaars. Ze hebben het hart op de tong, maar zeggen te weinig. Dat dacht ik tijdens de Muzikale Terzake ook: waar zitten al die mondige muzikanten? Zou het niet moeten gaan over wat hier níet wordt gezegd?

74_Meynendonckx_starving_artist.png

Artistieke voorloopbaan

Delphine Hesters van Kunstenpunt presenteerde haar studie over de sociaal-economische situatie van artiesten in Vlaanderen. Met heel wat cijfermateriaal gaf die een uitgebreid beeld van de inkomsten van de kunstenaar. Een reden voor het onderzoek was de voorhoederol die kunstenaars vaak spelen. Hun loopbanen kunnen ons een idee geven van de richting die de arbeidsmarkt zal uitgaan. Volgens Hesters zouden het prototypes zijn van de loopbanen van de toekomst. Kunstenaars zijn flexwerkers. Ze combineren verschillende jobs en kunnen in die zin ook als ondernemers worden gezien.

Een variatie aan jobs uitvoeren, flexibeler worden in onze jobkeuzes, onze loopbanen bepalen volgens ons eigen ritme: het lijkt een mooi toekomstbeeld, maar dat is het niet echt. Kunstenaars combineren banen of uitkeringen enkel omdat ze anders te weinig verdienen. Een cijfer om dit concreet te maken: het jaarinkomen van artiesten ligt ongeveer 4.000 euro onder de mediaan van de algemene arbeidsmarkt. En we mogen niet vergeten dat kunstenaars dit jaarinkomen bij elkaar sprokkelen met voor meer dan de helft niet-artistieke activiteiten.

Het jaarinkomen van artiesten ligt ongeveer 4.000 euro onder de mediaan van de algemene arbeidsmarkt.

De titel van de studie – Loont passie? – is begrijpelijk, maar ook ietwat misleidend. Het impliceert immers dat passie zou móeten lonen. Is dat zo? Moet elke creatieveling die op een gitaar tokkelt daarvoor beloond worden? Is de creatie geen beloning op zich? Laat dat nu net het pijnpunt van de hele discussie zijn. Een punt dat ook Hesters duidelijk aanhaalde: scheppingsdrang maakt kwetsbaar.

Een kunstenaar creëert van nature, of hij of zij daar nu voor betaald wordt of niet. Dat veroorzaakt een erg zwakke onderhandelingspositie. Als één artiest een slecht- of onbetaalde opdracht weigert, staat er een ander klaar om het over te nemen. Niet alleen door zijn of haar scheppingsdrang, maar ook om zich te profileren. Het is niet evident om zichtbaarheid te bemachtigen tussen getalenteerde, gemotiveerde en soms gelijkaardige collega's.

Wat telt als betaling?

Bovendien brengt de kwestie over scheppingsdrang complexe vragen aan de oppervlakte over faire verloning. Vanaf wanneer moet een artiest betaald worden? Wat telt als betaling? Enkel geld? Of ook prestige? Media-aandacht? Het is nu eenmaal een feit dat vele creatieven (waaronder bijvoorbeeld ook redacteurs en grafici) nog té vaak moeten horen dat er geen geld is om voor de opdracht te betalen: ‘Máár je krijgt wel een pak exposure in de plaats.’ In de kunst- en creatieve wereld wordt het symbolisch kapitaal van Bourdieu nog te regelmatig gezien als een legitiem betaalmiddel. Een betaalmiddel waar je geen brood mee koopt.

Neem nu dit artikel. Na de infosessie in AB had ik nood aan een manier om mijn gedachten te ordenen. Iets wat ik automatisch al schrijvende doe. En al schrijvende bleek dat er misschien een stuk in zat. Ik gooide hier en daar een lijn uit en mocht het uiteindelijk schrijven voor een site mét lezers en prestige (niet rekto:verso), maar wel onbetaald. Ik kreeg er ‘uitgebreide redactie én een link naar mijn eigen website’ voor in de plaats.

74_Meynendonckx_Poor+Artists+Sale.jpg

Het is moeilijk om aan betaalde jobs te geraken als je geen naam kan maken via onbetaald werk, en ‘iedereen weet’ dat je eerst gratis moet werken om je bestaan en kwaliteiten kenbaar te maken. Maar wat doe ik dan met een artikel dat pleit voor eerlijke verloning? Dat wil aansporen om je eigen werk en dat van je collega's serieus te nemen? Schrijf ik het niet? Schrijf ik het wel en probeer ik het daarna te verkopen voor wat symbolische kruimels? Of post ik het stiekem en onopgemerkt op mijn eigen blog die verzuipt op het wereldwijde web? Hoort het zo?

In een interview met Annelies Van Assche voor Etcetera zegt choreograaf David Hernandez: ‘To be a freelance artist, is to be perpetually unemployed. You are always looking for the next job, and even when you have many jobs, you’re still unemployed.’

Eigenlijk kiest niemand bewust voor een leven met een onzeker inkomen. Maar door de bevrediging van het werk zelf rollen vele creatieve mensen automatisch in die onzekerheid. Die intrinsieke voldoening is, gek genoeg, vaak ook de reden voor het stijgende aantal burn-outs in de sector. Artiesten moeten hard en veel werken om aan genoeg loon te komen, en ze stoppen nooit met werken omdat het niet als werken voelt. Rustdagen worden amper ingelast en andere behoeften genegeerd. Hernandez noemt deze manier van leven tegelijk fantastisch én uitputtend. Het is in ieder geval niet iedereen gegeven.

Commercialisering van de kunst

Commercieel hoeft geen vies woord te zijn. Het kan ook gewoon betekenen: betaald worden naar werken.

Het probleem van faire verloning ligt zeker niet enkel bij opdrachtgevers of organisatoren. Artiesten doen vaak zelf smalend over de commerciële of economische kant van de zaak. Ze hebben dan misschien wel een voortrekkersrol in de bredere zin van het woord, maar zijn eigenlijk vaak individualistisch én conservatief: kunst moet gemaakt worden om de kunst (al dan niet met staatsgeld), en niet om het geld. Ik pleit hier natuurlijk niet voor een verlies aan integriteit bij artiesten. Ik zou niet willen dat ze bewust hun werk commerciëler of publieksvriendelijker maken óm meer geld te verdienen.

Maar commercieel hoeft geen vies woord te zijn. Het kan ook gewoon betekenen: betaald worden naar werken. Alleen is daar is een collectief draagvlak voor nodig in de muziek- en kunstwereld. Artiesten en andere creatieven moeten zichzelf, maar ook hun collega’s, serieus nemen. Niet onder de prijs werken. Niet onder andermans duiven schieten.

Zéker niet wanneer er sprake is van een echte opdracht of wanneer iemand anders zijn boterham verdient aan jouw dienst (bijvoorbeeld door een optreden – ook als support – in een gesubsidieerde club, of het ontwerpen van een website). Of wanneer een opdrachtgever exposure haalt uit jouw werk. Exposure waarmee hij iemand anders op zijn beurt kan 'betalen'. Het geld dat we een muzikant betalen voor dat ene optreden, moet meteen ook compenseren voor het hele creatie- en repetitieproces. Er is dus een nood aan collectiviseren en aan een minimumvergoeding waar niemand onder gaat.

74_Meynendonckx_Wannes Capelle.jpg

Tijdens het panelgesprek in de AB werd geopperd dat de gesubsidieerde podia daar het voortouw in moeten nemen. Wannes Cappelle, danser, acteur en muzikant bij Het Zesde Metaal, bracht nog eens in herinnering ‘dat succes niet automatisch gelijkstond aan broodwinning’ en gaf een mooi voorbeeld van hoe hij werd opgevangen toen de groep minder succes had: de risico's werden verdeeld door het management met een vzw. De groepen die meer geld in het laatje brachten, zorgden ervoor dat de kleinere groepen ook een kans kregen.

Maar de individualistische instelling van artiesten blijft hun grootste zwakte. Heel anders gaat dat in de audiovisuele sector. In bepaalde technische beroepen werkt daar niemand onder de prijs, waardoor de verloning er consequent heel hoog ligt. De staking van de scenaristen in Hollywood een paar jaar geleden bewijst ook dat mensen met een creatief beroep wél druk kunnen uitoefenen wanneer het nodig is. Artiesten zijn in feite specialisten, en zo zouden ze zichzelf ook moeten zien.

Kunst en de ‘echte’ wereld

Kunst en cultuur worden meer en meer als luxe beschouwd. Subsidies worden afgebouwd, uitkeringen verstrengd. Maar de perceptie die in onze maatschappij heerst, is niet per se de juiste: kunstenaars zijn wél hardwerkende mensen, die niet alleen in verschillende sectoren aan het werk zijn, maar wiens bijdragen aan de cultuur ook een effect hebben op de rest van de economie. De winnaar van de Popthesisprijs voor Masterscriptie, Tom Declercq, gaf dit duidelijk en met cijfermateriaal aan: wanneer er wordt opgetreden in een muziekclub, profiteren ook andere sectoren (zoals horeca en transport) daar mee van. De subsidiëring van het clubcircuit heeft een duidelijke economische impact. En dat geldt logischerwijs niet enkel voor de muzieksector.

74_Meynendonckx_winnaaarpopthesis_woensdag 14 december.jpg

Vlaams minister voor Cultuur, Sven Gatz, kwam de Popthesisprijs – met enige vertraging – persoonlijk aan Tom Declercq overhandigen. Hij zei erbij dat zijn onderzoek zeker een interessante piste was, maar waarschuwde er tegelijk voor om net niet in de economische val te trappen. Om subsidiedossiers niet zozeer op hun economische waarde, maar op hun artistieke waarde te beoordelen. Ik viel bijna van mijn stoel. Zijn waarschuwing klinkt misschien logisch (uiteraard moeten subsidies op basis van artistieke merite verdeeld worden), maar voelde ook aan alsof de minister zijn publiek naar de mond praatte. Ik zou graag horen waarop hij die subsidiedossiers dan wél beoordeelt.

Sven Gatz zou artiesten meer tegen de schenen moeten schoppen, hen ervoor moeten behoeden zichzelf de duivel aan te doen door gratis en onverzekerd te werken. Zijn beleid zou het veld moeten aanmoedigen om het conservatisme te verlaten, en clubs, organisaties en individuele artiesten ook te zien als een verrijking van de economie, niet enkel van de cultuur. Als hij dan ook nog de subsidies zou kunnen uitbreiden naar de meer kwetsbare culturele organisaties en de meer riskante projecten, zijn we helemaal goed op weg. Samen uit, samen thuis, en allemaal aan een goed loon.

Wat dit stuk betreft? Ik besloot het uiteindelijk dan toch niet te schrijven voor een website met lezers. Mijn principes stonden in dit geval mijn profileringsdrang in de weg. Maar ik moest wel luisteren naar mijn drang om iets te zeggen. En dat heb ik dan toch maar gedaan, op mijn eigen blog: gratis en voor niemand, maar graag. Intussen is het wel goed te weten dat de overname van mijn blogpost op rektoverso.be wel tegen een vergoeding kon. Net dankzij de subsidieverhoging die dit tijdschrift te beurt viel bij de laatste structurele ronde, kan het zijn auteurs nu 75% meer vergoeden dan voorheen.

Fien Meynendonckx is freelance redactrice en werkt ook voor t-heater (t-interim).