De nieuwe musea van Mons: het gedroomde model

Door Wouter Hillaert, op Sat Jul 25 2015 17:57:38 GMT+0000

Vijf nagelnieuwe musea in een stad van amper 90.000 inwoners? Mons presteert het, dankzij Mons 2015. Toch is de gelijktijdige opening van Musée du Doudou, l’Artothèque, Silex’s, Le Beffroi en Mons Memorial Museum meer dan de hang naar internationaal prestige van een Waalse stad die uit het dal wil. De nieuwe musea passen in een sterke visie op hoe cultureel patrimonium een hele regio kan transformeren. Tegelijk vormen ze een dynamische bestuurlijke cluster waar elke Vlaamse stad momenteel van droomt.

67_hillaert_beffroi.jpgOk, het zijn niet allemaal echte musea, die vijf paradepaardjes waarmee de Culturele Hoofdstad van Europa zichzelf begin april extra luister bijzette. Le Beffroi – met zijn inauguratie op 4 juli het nakomertje in de reeks openingen – is veeleer een open monument van 87 hoogtemeters, 49 klokken, 365 treden en 459.000 bakstenen. Dit Belfort van Mons stamt uit de tweede helft van de zeventiende eeuw en geldt als het enige barokke belfort in België. Alleen moest het dertig jaar geleden in renovatie toen het plots een steen loste uit zijn opperbouw, pats de straat op. Uitkijkend over de stad vanop de berg van Bergen, stond het al die tijd op slot. Zelfs toen Unesco het in 1999 erkende als werelderfgoed, bleef het gesloten. Nu is het eindelijk weer open.

Als museum? Veeleer als zijn eigen onderwerp. Op elk van de vier etages die via een panoramische lift of een nauwe spiraaltrap toegankelijk zijn voor het publiek, hangen plaatjes die de geschiedenis van het belfort uit de doeken doen, en bovenaan kan je uithijgend in de klokkentoren blikken. Maar er is meer. Eén verdieping biedt een heerlijk uitzicht over de stad, met overeenkomstige touch screens die aan vier kanten de belangrijkste landmarks van dat uitzicht presenteren. Le Beffroi is ontsloten als de toeristische toegangspoort tot de rest van je visite, in een prachtige rustieke tuin. Als historisch symbool van de stedelijke uitstraling van Mons geldt het bovendien als de spin in het web van zelfvertrouwen en trots dat Mons 2015 terug wil geven aan zijn bevolking.

Beautiful losers

Lokale trots genereren? In Vlaanderen kunnen we ons maar moeilijk voorstellen dat dat hét uitgangspunt zou kunnen vormen voor het programma van een culturele hoofdstad. Maar Mons is een ander verhaal. Een postindustrieel verhaal: sociaaleconomische teloorgang na de sluiting van de mijnen, weinig nieuwe perspectieven in de vele grijze cités rond de stad, rond de 20% werkloosheid, een brain drain naar Brussel van jonge creatieven, noem maar op. ‘Depressie’ is in de streek rond Mons altijd een draak met vele koppen geweest. En daar komt ook nog de specifieke aard van de Montois bij, lacht Yves Vasseur, commissaris-generaal van Mons 2015. ‘De Bergenaar koestert de mentaliteit van de beautiful loser: hij ziet de situatie aan, klaagt graag over hoe alles zijn gang gaat, maar gelooft nooit dat het ook anders kan. Wie wel initiatief neemt, wordt algauw aangekeken als veel te ambitieus.’

Het is een strijd die elke Culturele Hoofdstad moet leveren, weet Vasseur. ‘Vele mensen staan sceptisch tegenover cultuur, en van Europa houden ze al helemaal niet, dus begin hen er dan maar van te overtuigen dat zo’n budget van 70 miljoen voor zoiets ongrijpbaars als ‘Culturele Hoofdstad van Europa’ toch zeer zinvol kan zijn. Daar moet je jarenlang energie in stoppen, en dat hebben we hier heel bewust erg breed aangepakt. Dit is Mons, weet je. Zelfs de middenstand wantrouwde onze ambities. We hebben de handelaren van Lille moeten uitnodigen om hen te komen overtuigen dat ze er echt baat bij zouden hebben om mee op de kar te springen.’

Het duurde tot na het grootse openingsweekend voor alle scepsis bij de lokale bevolking een beetje begon weg te ebben.

Finaal duurde het tot na het grootse openingsweekend van Mons 2015 voor alle scepsis bij de lokale bevolking een beetje begon weg te ebben. Intussen lijkt de stemming gekeerd. Volgens Vasseur heeft de grote aandacht van buitenaf voor Mons 2015 – intussen staat de teller in de culturele hoofdstad op een miljoen bezoekers – ook de eigen kijk van de Montois op hun home town gesterkt. ‘We zien een groeiend zelfbewustzijn. Mensen nodigen nu ook spontaan vrienden en familie uit om een kijkje te komen nemen in Mons. Ook merken we een plotse stijging van aanvragen voor gegidste stadswandelingen door de Montois zelf. Dat is ongezien.’

Erfgoed 2.0

Sleutel in die hele zelfbeeld-operatie van Mons 2015 vormt ‘le patrimoine’, het eigen erfgoed. En de sleutelkast waar dat bewaard wordt, heet sinds kort l’Artothèque, een tweede nagelnieuw museaal optrekje in Mons. Veeleer dan een museum is het een erfgoed-depot, maar het staat wel open voor het publiek. In de inkomhall kan je je vergapen aan het architecturale hoogstandje dat l’Artothèque geworden is: een wit staalgeraamte in vijf niveaus, als een modern tweede lichaam in een historische kapel vlakbij het station. ‘Met alle respect voor het MAS in Antwerpen, maar wij kozen bewust niet voor een splinternieuwe mega-architectuur die zijn omgeving moest revolutioneren’, aldus Xavier Roland, hoofd van de musea in Mons. ‘Wel voor een oude kapel die op vervallen stond: we hebben dat stukje erfgoed terug naar het heden gehaald. Door onze geschiedenis te koesteren, hebben we de stationswijk nieuw leven ingeblazen. Dat is wat Mons 2015 wil doen: de stad transformeren door haar patrimonium opnieuw te dynamiseren.’

67_hillaert_Artothèque Mons © Serge Brison.jpgIn l’Artothèque vormt een kleine toonzaal op het gelijkvloers meteen ook het toonbeeld van hoe je een gesloten stedelijke collectie toch kan openbaren. Een bewust drukke en eclectische wand etaleert een deel schilderijen uit allerlei tijden, in twee glazen kasten pronkt klein zilver- en beeldhouwwerk. Maar vooral twee digitale toonbanken zijn state of the art, en staan symbool voor de publieksaanpak van alle nieuwe musea in Mons. Met de interactieve vinger kan de bezoeker er laden en tijdslijnen openklikken volgens verschillende zoekopties, inzoomen op kunstwerken uit de stedelijke collectie, grasduinen door elementaire informatie per werk. Gaat het nieuwe Mons prat op zijn aanzuigfunctie voor IT-bedrijven en new creatives, verenigd in de ‘Digital Innovation Valley’ aan de overkant van het spoor, dan presenteren ook zijn musea zich graag als visitekaartjes voor de verzoening tussen oud en nieuw, tussen patrimonium en technologische toekomst. Allemaal ademen ze het tegendeel van de vergane glorie en de stoffige onderfinanciering van sommige stedelijke erfgoedmusea in Vlaanderen.

Met de opening van Silex’s en het Musée du Doudou overspant het museumaanbod in Mons nu ook de hele menselijke geschiedenis, heet het. Net als het Belfort valideren beide musea lokaal erfgoed dat is erkend door Unesco. Silex’s ligt op zes kilometer buiten de stad, op de archeologische site van Spiennes, en vertelt het verhaal van de silexmijnen uit het neolithicum, met mogelijkheid tot ondergronds bezoek. Het Musée du Doudou geeft tekst en beeld bij la Ducasse de Mons, een theatraal ritueel met middeleeuwse roots dat de Montois nog altijd één weekend per jaar collectief op straat brengt rond een gouden koets en een draak met een gelukbrengende staart van paardenhaar. Zo duf dat klinkt, zo gefascineerd kom je buiten uit dit heel aardige familiemuseum. Wat brengt een hele stedelijke bevolking ertoe om anno 2015 nog zo enthousiast op te gaan in een totaal geregisseerde heropvoering van een mystiek gevecht op de Grote Markt – waaraan sinds 2000 zelfs vrouwen mogen meedoen? Met religieus erfgoed, digitale hoogstandjes en enkele indringende video-installaties verbeeldt het Musée du Doudou de universele aantrekkingskracht van een veel bredere symboliek rond goed en kwaad.

Mons mondiaal

‘Ageer op je plek, denk met de wereld.' Het had de slagzin van Mons 2015 zelf kunnen zijn.

Het is die dubbelslag die Mons 2015 met zijn hele programma beoogt: lokale ‘specialiteiten’ opwaarderen binnen een internationale dynamiek, en van die Europese uitstraling weer een hefboom maken om de eigen regio te emanciperen. Deze missie is meer dan de new speak van een van de vele achtergebleven terra incognita’s in Europa. Mons 2015 ademt een rechtgeaard glokalisme in zowat alles wat het aanbiedt: van zijn genetwerkte fablab Café Europa tot grootse expo’s over de passage van Verlaine en Van Gogh in de Borinage, van community theater over migratie tot een sociaal-artistiek luik met psychiatrische patiënten binnen de internationale art brut-tentoonstelling Monsens. Vaak gaat het om een modieuze spreidstand, hier voel je een bijna natuurlijke synergie tussen couleur locale en eenentwintigste-eeuws globalisme.

Het mooiste zie je die verzoening in Atopolis, een grootse zomerexpositie met Wiels. Ze brengt hedendaagse kunstenaars van alle continenten samen in een reflectie over vloeibare identiteit en de vervaging van taal en grenzen. Terwijl fotograaf Vincen Beeckman een hele etage vult met eerder anekdotische foto’s van één Bergens gezin uit de lagere middenklasse ten tijde van Halloween – inclusief volle asbakken, tatoeages, waterschildpadjes, afgedragen merkkleding – trekken kleppers als Francis Alÿs en Thomas Hirschhorn de blik open naar het surreële lot van bootvluchtelingen of de creoolse totaalfilosofie van Eduard Glissant. ‘Ageer op je plek, denk met de wereld’, zo staat het op een van de hanige spandoeken in het propvolle atelier vol tape en piepschuim dat Hirschhorn heeft ingericht rond Glissants visie op de wereld als een chaotische archipel zonder centrale waarheid. Het had de slagzin van Mons 2015 zelf kunnen zijn.

67_hillaert_atopolis_Hirschhorn.jpg

‘Transformatie’, het eigenlijke codewoord van deze Culturele Hoofdstad, krijgt er ineens een veel diepere lading door. ‘Transformatie’ gaat in Mons veel verder dan de heropwaardering van zelfbeeld, economie en patrimonium. Ze krijgt hier vorm als een structurele verschuiving in de verhoudingen tussen thuis en elders, zoals die zich momenteel overal voltrekt. Binnen die verglijding is het misschien zelfs niet zozeer Mons dat aansluiting zoekt bij de wereld, maar de wereld die overal wordt als Mons: voorbij de aloude massaproductie, zonder werk voor iedereen, lokaal gekleurd maar digitaal uitgevlakt, voortdurend in transitie. Twee levensgrote zwevende wereldbollen op twee heel verscheiden plekken in Mons symboliseren die universele hybridisering. De ene is een kunstwerk van Meschac Gaba in Atopolis en heeft alle nationale vlaggen ter wereld op overvloeiende repen getrokken. De tweede hangt in het zenit van het Mundaneum, het knap gerenoveerde museum rond het utopische totaalarchief van Paul Otlet, en toont de globe als een totaal gedigitaliseerde bol van bits en bytes. Transformatie is veel meer dan de regionalistische fetisj van stadsplanners of creatieve bestuurders. Het is een mondiale wezensverandering, die Atopolis mooi vat voor Mons 2015 als geheel.

Fout gekast

Het Mons Memorial Museum, het vijfde nieuwe museum, toont van die lokale globalisering de vroege Europese versie. Ingericht in de oude waterdistributieplek La Machine à Eau, is MMM een oorlogsmuseum met focus op de dagelijkse beleving van strijd, bezetting en vredestijd, en dan vooral achter de linies. Als garnizoenstad was Mons ook al voor de beide wereldoorlogen een plek waar militairen en burgers nauw met elkaar moesten samenleven, maar tussen 1914 en 1945 werd die convivialité een meertalig gegeven. Zo sneuvelde tijdens de Eerste Wereldoorlog de eerste én de laatste Britse soldaat in Mons, en werd onder Duitse bezetting onder meer een verbod op ‘wielrijden’ ingesteld, terwijl kerken de enige plekken werden waar de bevolking nog eens kon feesten. Boeiende vragen splitst de vaste tentoonstelling je daarover meteen tussen de oren: ‘Samenwerken met de bezetter of weigeren?’ ‘Het land is bevrijd, vrede of gerechtigheid?’ Het Mons Memorial Museum wil in de geest van gewone mensen kruipen.

67_hillaert_mons-memorial-museum.jpgJuist daarom valt de rest van het museum wat tegen. Niet dat er geen moeite is gedaan om de militaire collectie van Mons, in totaal goed voor 5000 stukken, extra toegankelijk te maken met weerom de nieuwste audiovisuele snufjes. Niet dat de schuine lijnen in het architecturale concept van Pierre De Wit en Pierre Hebbelinck geen interessante confrontatie aangaan met de historiek van het gebouw en het onderwerp van het museum. Maar om een ervaring voor alle zinnen te willen zijn, vertrouwt MMM toch wel erg op het volhardende leesvermogen van zijn bezoeker. Tekstbordjes, aanslagbiljetten, verklarende zaalteksten: in vergelijking met Le Musée du Doudou is MMM meer een historisch naslagwerk. Én een traditionele vitrinekast. Traag schuifel je langs kasten vol opgezette objecten, van tandpasta en korsten brood uit 1914 tot vele soorten geweren en staande uniformen. Achter glas is het dagelijkse leven in oorlogstijd spijtig doodverklaard. De materiële sporen van toen moeten voor zich spreken, maar zwijgen. Erfgoed blijft een lastig beestje, als je het uit zijn kooi wil halen.

Een man met een plan

Mons Memorial Museum doet je beseffen wat voor een grote uitdaging de stad Mons hier is aangegaan. Haar nieuwe erfgoedmusea blijken nu eenmaal een stuk ambitieuzer dan haar collecties zelf. Dat maakt deze collectieve opening van vijf musea nog wonderlijker. Zeker als je weet dat er tegen 2017 ook nog een historisch museum in de steigers staat – Historium – terwijl Mons dik tien jaar geleden op museaal vlak nog een armtierig braakland was. ‘Er was nul museaal beleid’, bekent Xavier Roland. ‘Sinds de jaren 1970 was er in Mons alleen het BAM, ons museum voor hedendaagse kunst, maar daar regende het binnen, de staat van het gebouw was abominabel. We hadden ook drie erkenningen op de lijst met werelderfgoed van Unesco, maar daar bestond geen aanbod rond. En zo was het op dat moment in heel Wallonië. Als de economie in recessie is, ligt cultuur nooit in de bovenste schuif. Veel infrastructuur was al decennialang aan haar lot overgelaten. In Mons werd onze stedelijke collectie beheerd door amper twee mensen, in catastrofale omstandigheden.’

De grote ommekeer droeg een strikje. Toen Elio Di Rupo in 2001 burgemeester werd van Mons, gebeurde dat met een helder plan: stad en regio er opnieuw bovenop helpen, met een sociaal en economisch programma waar cultuur en erfgoed integraal deel van uitmaakten. ‘De idee was: de metamorfose van een stad die haar eigen toekomst in handen wil nemen, kan niet zonder kennis van haar verleden’, aldus Roland. Met (erfgoed)cultuur en digitale technologie als de drijfassen van Di Rupo’s relance-plan, werd het jongste decennium in totaal een half miljard in Mons geïnvesteerd, waarvan veel Europees geld. Ook voor cultuur beschikt de stad vandaag over een strategische cel die zich bekwaamd heeft in de jacht op EU-fondsen. ‘Vele andere musea zijn bang van de EU, wij hanteren juist een agressieve aanvraagpolitiek.’

Het eigenlijke huzarenstukje van dit museumbeleid is de bestuurlijke organisatie ervan.

Een andere verklaring voor de steile vlucht van het cultuurbeleid in Mons, zijn volgens Roland de korte lijntjes tussen de culturele en de economische, sociale en academische wereld. ‘We zijn een kleine stad, maar met een groot intellectueel kapitaal, dat je snel rond één tafel krijgt. Ook de rol van de politiek was cruciaal. Toen Elio burgemeester werd, kon hij zeggen: “Wat jullie ervan vinden, interesseert me niet, we gaan die kant op!” Eén politicus met visie en autoriteit kon toen nog het verschil maken. Nu hebben lokale politici steeds minder touwtjes in handen, omdat alle grote keuzes in Europa genomen worden.’ Roland kon het hele museumbeleid uittekenen vanop het kabinet van Di Rupo, binnen het bredere toekomstplan voor de stad. ‘In een andere constellatie was het nooit gelukt. De gemeenteraad begreep eerst helemaal niet waar we op uit waren. Ook bij de bevolking heeft Elio een kolossaal risico genomen.’

Het open source museum

Maar het eigenlijke huzarenstukje van dit museumbeleid is de bestuurlijke organisatie ervan. Op het witte blad dat Mons was, werden alle nieuwe stedelijke musea meteen bedacht als een ‘Pôle Muséal’: één horizontale structuur waarbinnen alle omkaderend personeel continu roteert van museum naar museum, en alleen de conservatoren vast gelinkt blijven aan de plek waarvoor ze de expertise hebben. ‘We bedachten een model dat het dichtste aansloot bij de nieuwe samenleving: vanuit sharing, samenwerking, transversale competenties. We hebben de klassieke piramide ingewisseld voor een open source model, net zoals Mons de grote industrieën heeft ingeruild voor het meer vernetwerkte model van creatief en innovatief ondernemerschap.’

67_hillaert_Silex's.jpg

In de Pôle Muséal wordt alles gedeeld: bewaking, site, educatie, administratie, communicatie, zelfs het budget. Er speelt geen concurrentie tussen de musea, simpelweg omdat er geen ‘tussen’ bestaat. Alle museale plekken vormen de vitrines van één en hetzelfde stedelijke project, binnen een gedeeld eigenaarschap. Elke beslissing gebeurt collectief, niet vanuit één bureau. ‘Natuurlijk stop je binnen zo’n horizontale werking veel meer energie in overleg, maar de schaalvoordelen zijn enorm. De Pôle Muséal is minstens een kwart goedkoper dan wanneer alle musea apart zouden functioneren. Ook inhoudelijk kan je veel transversaler werken. Willen we bijvoorbeeld een thematische lijn uitzetten rond pakweg “mythologie”, dan rollen we dat uit over drie musea tegelijk, met complementaire insteken. Alles is zo uitgebouwd dat elk museum zijn bezoekers doorverwijst naar de andere. Het DNA van onze musea is hun samenwerking. Er is geen enkel museum dat kan zeggen: ik stap eruit. Al zijn communicatie, zijn hele personeel en collectie hangt vast aan het geheel. Je kan alleen maar samenwerken

Mons dicht het museum een heel andere rol toe dan een bewaarplek tussen vier muren, waarvan de rendabiliteit zich uitdrukt in termen van bezoekcijfers of toeristische neveneffecten. Roland schetst de Pôle Muséal als één open labo rond het levende gebruik van erfgoed in de moderne samenleving. Samen met wetenschappers, bedrijven én het publiek worden er nieuwe prototypes van erfgoedbemiddeling ontwikkeld – een dynamische onderzoeksfunctie waarvoor Mons nu plots benaderd wordt door grotere musea als Louvre Lens of Palais des Beaux Arts de Lille. ‘Zo werken we nu workshops voor kinderen uit die we nooit voor mogelijk hadden gehouden, met 3D-projecties en laserprinters waarmee ze zelfs hun eigen videogame kunnen ontwikkelen. Ook volwassenen doen dat graag: samen dingen produceren, in collectieve creatie. Het museum moet terug een plek worden voor de collectieve menselijke ervaring, waar je in de eerste plaats ontmoeting creëert. Niet tussen vier muren, maar met de stad als centraal onderwerp.’

Wat moet dat geven wanneer het grote orgasme van Mons 2015 na dit jaar onherroepelijk voorbij is?

Voor Roland is dat wat een kennismaatschappij van het museum vraagt: dat het een plek wordt voor de bemiddeling van kennis en identiteit. ‘In de volgende decennia zal het museum zijn belang steeds minder afdwingen met het bekende blockbuster-model van megatentoonstellingen, maar via betrokken bemiddeling tussen publiek, erfgoed en samenleving. Zo wacht het Mons Memorial Museum een kolossale uitdaging in verhouding tot nationalisme, populisme en andere ideologische verschuivingen. Dat doe je niet met de grote show van big shots, maar met zachte homeopathie. Ons werk voor morgen is niet grote evenementen creëren, maar bemiddelen op de tweede en de derde laag. Het is een werk van lange adem.’

Post coïtum animal triste?

Dat klinkt allemaal heel wervend, maar tegelijk lijkt het nieuwe Mons ook de vleesgeworden utopie van Richard Florida, auteur van The Rise of the Creative Class (2002). In zijn visie op economische heropleving moet de postindustriële stad voluit inzetten op haar aantrekkelijkheid voor een nieuwe creatieve klasse van kenniswerkers, kunstenaars en IT-ontwikkelaars. De stad als onderneming: het is een filosofie over innige allianties tussen cultuur en private technologie die vervaarlijk flirt met het neoliberale gedachtengoed. Wat moet dat geven wanneer het grote orgasme van Mons 2015 na dit jaar onherroepelijk voorbij is? Mons zou niet de eerste Culturele Hoofdstad zijn waar eerst voluit geïnvesteerd wordt in culturele infrastructuur, om achteraf vast te stellen dat er veel minder publieke middelen overblijven om ze ook spannend in te vullen. Nu al fronsen de bezielers van Mons 2015 de wenkbrauwen als ze de grote vervolg-verwachtingen van steeds meer enthousiaste Montois confronteren met de financiële bronnen van de stad. Het is niet ondenkbaar dat Google en co dan maar wat graag de gaten komen dichtrijden.

67_hillaert_Artothéque - touch screens.jpgDe nieuwe musea van Mons zijn zich bewust van dat gevaar, zegt Roland. ‘Het klopt dat we heel erg ver meegaan in een liberale gedachtegang. We flirten met krachten waaraan we op zeker moment aan ten onder kunnen gaan. Maar het zijn ook die krachten die de grootste impact mogelijk maken in de samenleving zoals die nu evolueert. Ofwel ga je aan de zijlijn staan en lever je kritiek van buitenaf, ofwel maak je deel uit van de machine. Alleen in het laatste geval kan je je rol van bemiddelaar echt geloofwaardig maken. Daarvoor moet je wel integer blijven, de zandkorrel in de machine willen zijn. Dat is onze kritische rol, waar ik heel sterk in geloof. We zitten in het systeem om ze des te beter te kunnen bekritiseren.’

Cruciaal voor die integriteit is dat de nieuwe musea van Mons zich kunnen en willen blijven handhaven binnen de bredere stedelijke projecten van de toekomst. Het museale aanbod van Mons, met nu in totaal ruim tien musea en presentatieplekken, dekt intussen de hele stad – veel ruimer dan ‘de culturele kilometer’ langs Théâtre Le Manège, het Mundaneum en het BAM. Daarvoor graaft de Pôle Muséal zich momenteel verder in binnen de bredere regio rond Mons, en blijft het ook na 2015 voluit inzetten op extra EU-middelen. Lokaal en globaal: het is een vervlechting die Mons niet enkel in het verleden zoekt, maar ook voor de toekomst. Natuurlijk zal pas over tien jaar blijken of de vijf nieuwe musea van Mons echt een klein wonder vormen, dan wel een prestigieuze overschatting zijn geweest. Maar de magie is er alvast. Die voel je in elk programmadeel van dit feestjaar, in elk hoekje van de musea zelf. Mons se métamorphose.

Wouter Hillaert is freelance cultuurjournalist en coördinator van rekto:verso. Hij schreef dit artikel als onderdeel van een vierdaagse residentie van rekto:verso in Mons, 6-9 juli 2015 (met steun van Théâtre Le Manège Mons en Wallonië-Brussel Toerisme - info@belgie-toerisme.be)

Lees hier de rest van ons relaas over Mons 2015, Culturele Hoofdstad van Europa!