Artistieke muiterij, 'Temporary city Berlin'

Door Lotte De Voeght, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Vijftien jonge kunstenaars komen in opstand. Ze revolteren tegen het keurslijf waarin ze door curatoren worden gedwongen. Ze experimenteren met een nieuwe vorm van tentoonstellen die vertrekt vanuit de kunstenaar zelf. Hun zoektocht resulteerde in 2009 in de tentoonstelling Temporary City Berlin en vindt nu zijn neerslag in een gelijknamige publicatie.

Het is niet verwonderlijk dat kunstenaars het heft in eigen handen willen nemen. Steeds meer treden curatoren uit de schaduw der bescheidenheid en plaatsen ze zichzelf als grote creatieve breinen op de affiche. Bij de samenstelling van thematische of groepstentoonstellingen walsen ze vaak ongegeneerd over de eigenheid van de individuele kunstwerken, door ze radicaal onder de noemer van hun eigen concept te dwingen. Daarbij wordt niet zelden de authenticiteit van het kunstwerk en de kunstenaar geschonden. Of zoals deelnemend kunstenaar Nicolas Leus het verwoordt in Temporary City: ‘De organisatie van tentoonstellingen is een (niet-artistieke) zaak geworden van gespecialiseerde curatoren. (...) De kunstwereld is, onder het mom van professionalisme, opgesplitst in een indrukwekkend apparaat van curatoren en beoordeelaars (...) en, aan de andere kant, bedelende werknemers (kunstenaars) met erg weinig zelfachting.’

Het concept van Temporary City is fragiel: vijftien kunstenaars tonen samen hun werk, zonder de aanwezigheid van een overkoepelend thema of een richtinggevende curator. In mei 2009 werkten de kunstenaars gedurende een week samen in het Atelierhof Kreuzberg in Berlijn, op zoek naar een nieuw tentoonstellingsrecept. De enige parameter was een architecturale structuur, ontworpen door Andreas Müller: een felblauw, horizontaal raster dat de ruimte doorklieft. Müller gaf hen ook drie regels mee: gebruik de ooghoogte van de balken, gebruik geen muren en overleg met de kunstenaar in het aanpalende compartiment, want ook de achterkant van de werken zal zichtbaar zijn.

Het boekje Temporary City is duidelijk een resultaat van die procesmatige, democratische en experimentele manier van werken. In de citaten van de kunstenaars door het boek heen lees je de evolutie in hun werk- en denkproces, hun frustraties ten aanzien van het blauwe obstakel en hun overpeinzingen omtrent de tentoonstellingspraktijk. Christophe Van Gerrewey zorgde als onafhankelijk schrijver en stadsantropoloog voor een dagelijks verslag. Temporary City is knap vormgegeven, op grof papier, met robuuste letters en sterk gepixelde foto’s in rood, blauw en zwart. De blauwe architecturale constructie werkt door in de lay-out in de vorm van abstracte lijnen.

Steeds meer treden curatoren uit de schaduw der bescheidenheid

Zowel Van Gerrewey als architect Müller schuiven in Temporary City terechte bedenkingen naar voren. Van Gerrewey schrijft dat kunstwerken in een moderne, geseculariseerde wereld automatisch in een vacuüm schijnen terecht te komen. Het zijn uitvindingen als musea en curatoren die de kunst moeten redden van die betekenisloosheid door op te treden als mediators. Volgens hem zijn er dus twee extreme mogelijkheden binnen de context van Temporary City: ofwel worden de kunstenaars curatoren en nemen ze de rol van mediator op zich, ofwel leggen ze zich neer bij de autonomie van kunst, en laten ze kunst gewoon kunst zijn. Het project brengt ook vragen aan de oppervlakte over de neutraliteit van een tentoonstellingsruimte. Müller wil zich met zijn fysieke obstakel afzetten tegen het puriteinse karakter van musea en galerieën. Het blauwe raster is dus niet alleen een katalysator voor sociale interactie en zelforganisatie, maar ook een experiment in de presentatie van kunst. Het modernisme claimde in de jaren 1920 de autonomie van de kunst, losgekoppeld van elke context, en voerde de referentieloze white cube in. Hoewel de white cube als concept dus eigenlijk inherent is aan de modernistische ideologie, blijft het de standaard binnen de huidige tentoonstellingspraktijk. Maar ook een witte ruimte is niet neutraal. Deelnemende kunstenaar Stijn Van Dorpe: ‘Vier muren en een plafond volstaan voor mij om een tentoonstelling te maken – maar ze zijn nooit onschuldig.’Müller ziet daarom een rol weggelegd voor de architect. Als blijkt dat het onmogelijk is om alle ruimtelijke parameters te elimineren, waarom er dan niet mee experimenteren, ze plannen en uittekenen?

De zoektocht naar een alternatieve manier van tentoonstellen wordt ongewild zelf het thema

Temporary City is vooral interessant als denkoefening. En dan vooral omdat het boek, net zoals de gelijknamige tentoonstelling, vertrekt vanuit de dagelijkse praktijk en de reële noden en frustraties van de kunstenaars. Maar het maakt ook enkele frappante problemen zichtbaar. In hun streven om bevrijd van elk thema of concept samen een tentoonstelling te maken, lijken de kunstenaars onvermijdelijk op nieuwe grenzen te botsen. De zoektocht naar een alternatieve manier van tentoonstellen wordt ongewild zelf het thema. Worden de individuele kunstwerken zo niet opnieuw in een keurslijf geperst? Ook de nood om een architecturale structuur te integreren, wijst op de beperkingen waarmee de kunstenaars worstelen. Is een groepsshow dan toch niet mogelijk zonder enige houvast of een gemene deler? En, in de woorden van Van Gerrewey: ‘Wat zal overgedragen worden aan het publiek, wanneer een tentoonstelling alleen kan spreken over hoe ze is gemaakt?’

Christophe Van Gerrewey, Nele Tas (ed.), Temporary City Berlin, 112 p., Revolver VVV (Berlijn), 2010.

ISBN 978-386895-059-5

www.temporarycity.org