Hoe de Vlaamse verkavelingsmentaliteit geïntegreerd kan worden in de kunsten

Door Senne Schraeyen, op Mon Mar 16 2020 00:00:00 GMT+0000

Tijdens een winterse fietstocht tussen twee Kempische dorpen viel het mij nog maar eens op: er lijkt weinig zo onesthetisch en chaotisch als het verkavelde Vlaamse landschap. Ondanks de stempel van lelijkheid dat ze al jaren krijgt, inspireert ze echter ook al meer dan een halve eeuw talloze kunstenaars. Ook vandaag blijken nog steeds meerdere stemmen geïrriteerd (of geïntrigeerd) door Vlaanderens stedenbouwkundige lappendeken. Tussen de ongeordende huizenzee vinden zij eilandjes van schoonheid die ze willen ontsluiten en uitbreiden.

Op 18 oktober verscheen “Fulco”, de debuutplaat van de Nederlands-Belgische muzikale duizendpoot Fulco Ottervanger. De langspeler staat vol met extravagante Nederlandstalige oorwurmen in een stijl die Knack-recensent Jonas Boel beschreef als “kleinkunstpsychedelica” en “postpunkschlagers”. “Fulco” vertelt een verhaal over de absurde snelheid van het (alledaagse) leven en de manier waarop we naar geborgenheid zoeken in onze verdichte omgeving.

Met dit album is het trouwens niet de eerste maal dat de muzikant zijn fascinatie voor verkavelingen en lintbebouwingen uit. Op de plaat “Duizeldorp”, die hij samen met collega-muzikant Lander Gyselinck in 2018 uitbracht onder de naam “BeraadGeslagen”, bracht hij een muzikale ode aan de lelijke, doch ietwat charmante, Vlaamse ruimtelijke wanorde van steenwegen en verkavelingen.

Fulco Ottervanger, 2019. © Tjorven Bruyneel

Eén van de aangrijpende nummers op de plaat “Fulco” is “Dichtstbevolkt land”. Daarin neemt Ottervanger het hedendaagse Vlaamse verkavelingsleven op de korrel in dezelfde traditie als andere kunstenaars een halve eeuw eerder, zoals Roger Raveel, Antoon De Clerck en Raoul De Keyser.

Hier in de buurt loopt er niemand op straat / Dichtstbevolkt land, desolaat / Zwijgende huizen liggen zij aan zij / Zonder getuigen glijden de dagen voorbij. In het refrein en eerste deel van het lied beschrijft Ottervanger zijn omgeving als een spookdorp, er is geen levende ziel te bekennen en het hoopje huizen lijkt er verlaten en zielloos bij te liggen.

Met de term "non-lieu" poogde Augé een plek te beschrijven waar iedereen quasi-anoniem is.

Deze plaats is te vergelijken met wat de Franse antropoloog Marc Augé een “non-lieu” (niet-plaats) zou noemen. Met deze term poogde Augé een plek te beschrijven waar iedereen quasi-anoniem is. Meestal zijn het plaatsen waar mensen in transit zijn en waar er geen (collectieve) identiteit of uitgebreide geschiedenis af te leiden valt uit de omgeving.

In Vlaanderen kan je dit vergelijken met lintbebouwingen waar huizen langs steenwegen zijn gebouwd en waar voorbijgangers met de wagen kunnen doorrazen zonder aandacht te besteden aan de omgeving. De woningen rond een lintbebouwing bestaan uit een heterogene wirwar van stijlen die geen verband houden met elkaar of met de twee dorpskernen waartussen ze gebouwd zijn.

Het lelijkste land ter wereld

In het eerste deel van zijn lied hangt Ottervanger een negatief beeld op van de Vlaamse verkaveling, dat eigenlijk al decennia oud is. De ongeordende verkavelingscultuur heeft reeds wortel geschoten in de achttiende eeuw, maar vanaf de jaren 1950 zou het een typerende stedenbouwkundige reflex worden.

Onder invloed van de wet-De Taeye ontstond er een gesubsidieerde en ongecontroleerde stadsvlucht die de Vlaamse bouwwoede deed opborrelen. Het duurde niet lang voor een resem tegenstanders beleidsmakers en bouwers probeerde wakker te schudden voor de nakende wanorde van lintbebouwing.

Braem hekelde de verkavelingscultuur, die in stand worden gehouden door een ondoordachte en kapitalistische uitbreidingsdrang.

De bekendste tegenstander van de verkavelingscultuur was architect en stedenbouwkundige Renaat Braem. In zijn manifest “Het lelijkste land ter wereld” uit 1968 trok deze hard van leer tegen het ongeordende landschap, vol huizen in verschillende stijlen, waarvoor de natuur moest wijken. Zijn ongezouten mening duidde op de hardnekkige levensduur van minstens een paar hedendaagse problemen.

Ten eerste is er de wegaanleg: door het toenemende verkeer gaat men monumenten en landschappen afbreken voor meer wegen. Deze wegen zitten dadelijk vol nieuwe files, men breekt opnieuw monumenten af om nieuwe wegen aan te leggen, en zo begint de cirkel opnieuw.

Ook de vlucht naar het platteland is een vergeefse actie. Vele Vlamingen trekken naar het platteland voor rust, maar verstoren die ambitie tegelijk door het vol te bouwen. Als de rust verdwenen is, rijden ze met auto’s naar nieuwe plaatsen, die weldra ook vol zullen staan met een “ongeordende huizenkoek”. Elk perceel moet koste wat het kost verkocht worden om een spookdorp van middelmatige architectuur te kunnen bouwen.

Het refrein van “Dichtstbevolkt land” zou kunnen dienen als onderschrift voor de doembeelden uit “Het lelijkste land ter wereld”. Braem hekelde toen al dergelijke vicieuze cirkels, die in stand worden gehouden door een ondoordachte en kapitalistische uitbreidingsdrang.

Renaat Braem, Het platteland, noch stad noch dorp, 1968. © erven Renaat Braem / dbnl.

Het is duidelijk dat Braem het landschap zag omvormen tot een niet-plaats waarin de nadruk lag op transit en het loslaten van historiciteit. In de bijbehorende karikaturen van zijn manifest toont Braem zijn ongenoegen over lintbebouwing. Het straatbeeld op de pentekeningen ziet er verlaten uit, terwijl zich rond de straat een wirwar aan constructies ophoopt.

Met deze vergelijking zouden we kunnen stellen dat de observaties en waarschuwingen van Braem grotendeels in de wind zijn geslagen. Het lappendeken groeit alsmaar verder aan, terwijl we er gewoon op staan te kijken. Als vorig Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck bijvoorbeeld oproept om kleiner en dichter bij elkaar te gaan wonen in dorpskernen, om zo on-ecologische verkavelingen en dichtslibbende wegen te stoppen, krijgt hij kribbig weerwoord van politici, architecten of ‘de gewone burger in de straat’.

Tegenwoordig lijkt de ongeorganiseerde verkavelingsdrang integraal deel uit te maken van de Vlaamse identiteit.

En terwijl de bouwmeester zijn beklag maakt, wordt de befaamde betonstop nog maar eens uitgesteld. Een open bebouwd huis in een gezellig verkavelde buurt of een woning in lintbebouwing om snel met de auto bij het werk te geraken, blijft nu eenmaal al decennialang een van de meest gegeerde bezittingen.

Het mag dan ook niet verwonderen dat wie dat idee onder vuur neemt, de wind van voren krijgt. Kortom, het draagvlak voor het afstappen van verkavelen lijkt er nog niet te zijn. Tegenwoordig lijkt de ongeorganiseerde verkavelingsdrang integraal deel uit te maken van de Vlaamse identiteit. Het is een thema dat iedereen lijkt te interesseren en te beïnvloeden. Overal worden huizen naar hartelust gerenoveerd en uitgebreid, en in de tussentijd groeit de satirische cultblog “Ugly Belgian Houses” uit tot een wekelijks item op de openbare omroep.

Een magische microkosmos

Hoewel de verkaveling aan de ene kant wordt versleten als niet-plaats, blijft ze alsnog inspireren. Ook Ottervanger besluit in zijn lied dat er toch iets moois gebeurt in deze buurten. Ik gluur soms stiekem door de ramen naar binnen / Ik zie twee mensen elkaar stilletjes beminnen, zingt de muzikant in de laatste strofe.

In die meer genuanceerde, bijna gecharmeerde portrettering van de Vlaamse lintbebouwing als een kristallisatie tussen een niet-plaats en een “microkosmos” vol kunstzinnige en liefdevolle momenten, plaatst Ottervanger zich in één lijn met De Nieuwe Visie (ca. 1960-1970), een kunstenaarscollectief met schilder Roger Raveel als voornaamste spilfiguur, naast Antoon De Clerck en Raoul De Keyser.

Dit collectief, gesitueerd rond de regio van Machelen-aan-de-Leie, zag aan het begin van haar oprichting in de jaren 1960 de modernisering van het landschap niet als iets negatiefs. Het werd eerder hun Leitmotiv om komaf te maken met een lange traditie van lyrische landschapsschilders die het platteland afbeeldden als een achtergebleven of pittoresk boerendorp dat enkel een Ersatz is voor het hectische leven van de stad.

Hoewel de drie kunstenaars doorheen de jaren 1970 elk een eigen beeldtaal ontwikkelden, bleven ze toch een esthetische visie over het modernistische landschap delen. De beeldtaal van Raoul De Keyser werd alsmaar abstracter. Bepaalde elementen van het alledaagse dorpsleven, zoals het lokale voetbalveld, herleidde hij tot harmonieuze, quasi-monochrome kleurvlakken.

Antoon De Clerck, Hedendaags Landschapje. 1973. © Antoon De Clerck (www.antoondeclerck.be)

Antoon De Clerck wilde de vernieuwing van het dagelijkse leven uitpuren tot wat hij bestempelde als “visuele hygiëne”. Deze ideologie leidde tot semi-realistische werken. In De Clercks doeken smolt het natuurlijke landschap van het dorp samen met nieuwe technologische ontwikkelingen in een witte, abstracte en steriele ruimte. Het moderne, gecultiveerde landschap werd herleid tot de essentie. De Nieuwe Visie, en in het bijzonder dit trio, zou altijd iets van schoonheid en mystiek vinden in hun lokale context.

Dat neemt echter niet weg dat ze geen kritische noot plaatsten bij de versnellende verkaveling van hun omgeving. De Clerck ontdekte in de wirwar van huizen(stijlen) in zijn omgeving een inherent kunstzinnig potentieel, maar in de uiteindelijke werken zien we dat zijn “visuele hygiëne” resulteerde in doordachte en strakke composities waarin alles beter georganiseerd lijkt dan in de werkelijkheid. Voor De Clerck was een doordachte organisatie de sleutel tot een harmonische omgeving die ervoor zou zorgen dat het platteland op een logische manier werd verkaveld.

Roger Raveel, Ets - Titel Onbekend. 1975. © SvensonArt / Roger Raveel

Ook Raveel schuwde de commentaar op de ondoordachte verkavelingslust niet. Het ene moment vereeuwigde hij het plezier en de mystiek van het dagelijkse leven in zijn straat, het andere moment organiseerde hij met veel commotie een happening om vrachtschepenverkeer en luxebouwwerken aan de Leie te saboteren. In een kleurrijke ets voor een advertentie met de slogan “Kom in het bos wonen! Bouwgrond te koop met toelating om er alle bomen te rooien” kan men dezelfde spot bemerken die Braem eerder ook toepaste in zijn karikaturen.

De Nieuwe Visie zag de modernisering als een zegen voor de gehele mensheid, zolang ze maar werd toegepast met respect voor het natuurlijke leven. De kunstenaars waren, zoals Braem, tegen een dartele bouwlust.

Niet alleen verzetten kunstenaars als de leden van De Nieuwe Visie en Ottervanger zich tegen een slecht beleid van ruimtelijke ordening, ze gaan ook in tegen het vertekende beeld van het rustige leven in de lintbebouwing. Zoals De Nieuwe Visie zich verzette tegen het zeemzoete, pastorale idee van het dorp, inspireerde Fulco zich voor zijn album ook op de valse veiligheid, gecreëerd door apathie of onwetendheid. Ik doe net alsof de mensheid niet bestaat / Ik kijk dan naar het nieuws om te kijken hoe het haar vergaat, zingt hij.

In het dorp als niet-plaats lijkt er op het eerste gezicht niets te merken van de dagelijkse problemen die zich in de wereld afspelen. Alles ligt erbij als pais en vree, ver weg van de rest van de wereld.

Een complexe visie op de lintbebouwing

Vandaag worden vele Vlaamse burgers verward door begrippen zoals de woonbonus, de betonstop of Global Village, zonder dat veel inwoners echt lijken te beseffen of interesse tonen in wat de concrete impact zal zijn op de omgeving, zowel op de korte als op de lange termijn.

Als verkavelingen en dan toch niet of met veel moeite tegengehouden kunnen worden, moeten we niet enkel van buitenaf naar het probleem kijken, maar ook van binnenuit de eerste stappen naar verbetering zetten door te luisteren naar kunstenaars die er middenin wonen.

Met de beste bedoelingen slaan zij er in om hun geliefde leefomgeving creatief te ontsluiten. Ze verhouden zich nooit denigrerend tot het verkavelde leven, maar wel tot de politieke wanorde die het negatief beïnvloedt.

Hoewel de verkaveling aan de ene kant wordt versleten als niet-plaats, blijft ze alsnog inspireren.

In hun gevoeligheid voor de eeuwige absurditeit, frustraties en schoonheid van de Vlaamse verkaveling verdienen ze absoluut onze aandacht, omdat ze het probleem bespreekbaar maken in al zijn facetten. In al hun beelden en teksten verschuilen zich naast appreciatie ook waarschuwingen en voorstellen voor verbetering.

Wanneer De Nieuwe Visie aantoont dat het ideaal van een verkaveling kan blijven bestaan (of zelfs verbeterd kan worden!) als we maar bouwen met aandacht voor orde, harmonie en een groene omgeving, dan moet men misschien toch nog eens nadenken en in dialoog gaan met de visie van de Vlaamse Bouwmeester voor elk stuk open ruimte is volgestouwd.

Fulco eindigt zijn lied met een vertelling over een lief koppeltje dat zich verstopt in hun eigen verkaveld huis en de liefde bedrijft. Is het naïef om te hopen dat deze genegenheid zich ontwortelt van achter de bakstenen gevels en zich over de hele buurt verspreidt?

Als we eerst naar onze omgeving kijken, om er zo de (verscholen) positieve zaken van te leren waarderen en de negatieve zaken te filteren, ontdekken we uiteindelijk de drijfveer die we nodig hebben om het gehele landschap respectvol en doordacht te beheren.