Zwartheid en het dier in relatie tot de mens

Door Sibo Kanobana, op Sun Feb 26 2023 23:00:00 GMT+0000

De voorbeelden waarbij zwarte levens worden vergeleken met dieren zijn talrijk in de witte cultuur. In het opmerkelijke boek Afro-Dog (2018) plaatst onderzoeker Bénédicte Boisseron kritische noten bij die samentrekking van raciale onderdrukking en verdierlijking. ‘De perceptie is al te vaak dat de gecreëerde grens tussen mens en dier ingenomen wordt door zwartheid.’

Bénédicte Boisseron is hoogleraar Afro-Amerikaanse en Afrikaanse studies aan de Universiteit van Michigan, Ann Arbor, in de VS. Haar interdisciplinaire onderzoek brengt Black Studies, Critical Animal Studies en Environmental Humanities met elkaar in gesprek. In Afro-Dog: Blackness and the Animal Question werpt Boisseron een kritische blik op de vervlechting van dierenactivisme en de zwarte emancipatiestrijd. Volgens haar moeten we die laatste niet noodzakelijk verstaan als een eis om eindelijk een plek te krijgen binnen de mensheid zoals die door het witte en koloniale Westen is ontworpen. De zwarte ervaring, door de witte wetenschap gereduceerd tot het dierenrijk, zet ons immers aan om het concept ‘mens’ zelf te herzien en ons daarbij te verstaan in relatie tot andere levens op aarde. Dierenactivisten die de woordenschat van de zwarte emancipatiestrijd recupereren, houden de superioriteit van de mens, alsook inherent racisme, in stand. De uitweg volgens Boisseron? Een bevordering van het gesprek tussen socialerechtvaardigheidsbewegingen.

Hoe ben je erop gekomen om dit boek te schrijven?

Het boekproject is gestart vanuit een persoonlijke ervaring. Ik ben opgegroeid in Frankrijk als metis. Mijn vader is zwart en komt oorspronkelijk uit de Franse Antillen, meer bepaald Guadeloupe, een overzees Frans departement. Hij verhuisde naar het Europese deel van Frankrijk toen hij zeventien was en ontmoette er mijn witte moeder enkele jaren later. Toen ik een twintiger was, beslisten mijn ouders te verhuizen naar Guadeloupe, samen met onze Duitse herders. Toen ik er op bezoek ging, merkte ik op dat mensen er anders op de honden reageerden dan in Parijs. Mijn vader legde me uit dat het slavernijverleden een atavistische angst had gecreëerd ten aanzien van rashonden zoals Duitse herders, die werden ingezet als waakhonden of om naar gevluchte slaven te zoeken.

‘De discoursen van dierenactivisten wissen de raciale dimensie uit van de problemen die ze aankaarten.’

Met dat inzicht begon mijn onderzoek naar de relaties tussen zwarte mensen en honden, en hoe die relatie gevormd is door ons koloniaal verleden. Ik ontdekte dat de straathond een terugkerend thema is in de Antilliaanse literatuur. De mens-hondrelatie, zo begon ik te begrijpen, is er diep verweven met de kolonisatie: de straathond ziet men als gecreoliseerd of vermengd, zoals de lokale Caraïbische bevolking zichzelf identificeerde, en de rashonden als een verlengstuk van de witte koloniale meesters. Deze dynamiek vond ik ook terug in andere delen van de Afrikaanse diaspora.

Het doet me ook denken aan mijn ervaring in Congo, waar in steden een zekere haat en angst bestaat ten aanzien van honden. Mijn vader legde me uit dat voor Congolezen honden in eerste instantie waakhonden zijn die het territorium van witte kolonialen en zwarte elites bewaken. Bovendien werden deze honden tijdens de koloniale periode ingezet om de opstanden mee te onderdrukken. Honden zijn dus een tool voor repressie.

Inderdaad, die honden hebben immers als primaire functie om privé-eigendom en witte lichamen te beschermen. Dat staat haaks op wat we liminale dieren kunnen noemen. Dat zijn bijvoorbeeld dieren die niet wild of getemd zijn, maar wel samenleven met mensen, zoals straathonden en straatkatten. De domesticatie en onderwerping van honden weerspiegelt dus een koloniale orde. Getrainde rashonden staan symbool voor koloniale repressie, straathonden representeren in de Creoolse verbeelding antikolonialisme.

Is het daarom dat je boek Afro-Dog heet?

‘De hond als repressieapparaat, en zeker zijn relatie tot racisme, lijkt wel in het Amerikaans bewustzijn ingebakken.’

Mijn boek focust op de problematiek van vergelijking en analogie. Ik start vanuit activistische discoursen over dierenwelzijn, die zich in belangrijke mate laten inspireren door de zwarte emancipatie in hun strijd voor een betere behandeling van dieren, onder andere in de vleesindustrie. Die connectie intrigeerde me want het is moeilijk om na te denken over zwartheid, als sociaal construct geworteld in slavernij en de Afrikaanse diaspora, zonder ook na te denken over verdierlijking. Daarnaast verwijst ‘Afro-Dog’ met het koppelteken naar de conceptualisatie van double consciousness, waarmee de Amerikaanse mensenrechtenactivist W. E B. Du Bois (1868-1963) de ambiguïteit beschreef die Afro-Amerikanen ervaren als zowel zwarte mensen als Amerikanen. Aangezien de zwarte ervaring zo nauw samenhangt met die van verdierlijking, zou ik eerder dan over een dubbel bewustzijn over een meervoudig bewustzijn spreken, dat menselijkheid zélf ter discussie stelt. Het is dus onmogelijk om zwartheid los te wrikken van hoe ‘het dier’ wordt ingebeeld in relatie tot ‘de mens’.

Sculptuur van politie die hond op demonstrant jaagt in Birmingham, Alabama © Adam Jones / Wikimedia Commons

Hoe verhoudt deze observatie zich tot je kritiek op de discoursen van dierenactivisten?

De discoursen van dierenactivisten wissen de raciale dimensie uit van de problemen die ze aankaarten. Ze gebruiken zwartheid als instrument om hun zaak te bevorderen zonder de samenhang met anti-zwart racisme te erkennen. Ik steun hun strijd voor dierenrechten, maar kan de verwaarlozing van bepaalde diersoorten niet los zien van seksisme, homofobie en racisme. Ook abolitionistische leiders die streden voor de afschaffing van de slavernij, zoals William Wilberforce (1759-1833), veroordeelden andere vormen van onderdrukking, zoals die van dieren. Vandaag eigenen dierenactivisten zich concepten als ‘abolitionisme’ toe en koppelen ze die los van hun oorspronkelijke betekenis. Dat gebeurt trouwens ook met het begrip ‘intersectionaliteit’. Daarmee wilde Kimberlé Crenshaw, vanuit een zwart feministisch perspectief, beschrijven hoe vormen van uitsluiting, zoals racisme, seksisme en klasse, op elkaar inwerken. Maar door zulke termen alleen voor dierenrechten te gebruiken lijkt de ene emancipatiestrijd in tegenstelling te staan tot de andere. Essentiële bronnen en verbanden verdwijnen uit beeld en de strijd voor dierenrechten wordt geïsoleerd.

Is het correct om die loskoppeling te zien als een gevaar? Het lijkt erop dat dierenactivisten het risico lopen om op die manier ecofascisme te onderschrijven waarbij de bescherming van de biodiversiteit en dierenrechten hand in hand gaat met een visie op behoud van eigen cultuur. In naam van de bescherming van culturele diversiteit wordt het dus ook zaak het Europees cultureel erfgoed te beschermen tegen de zogenaamde bedreiging van uitheemse barbaarse horden. Zie jij dat ook?

Ja, dat is helemaal correct.

In het werk van hiphopartiesten als Snoop Dogg, Nate Dogg, Bow Wow, The Dog Pound, DMX en Phunk Dawg zijn honden als metafoor sterk aanwezig. Zij gebruiken in hun teksten trouwens niet enkel het n-woord, maar schilderen vrouwen ook vaak af als honden. Die woorden zijn ambigu want ze kunnen zowel een scheldwoord zijn als een uitdrukking van affectie. Hoe verhoudt zich dat tot het thema van je boek?

‘Na de orkaan Katrina in 2005 gingen dierenactivisten eropuit om huisdieren te redden terwijl zwarte mensen verweesd achterbleven op de daken van huizen.’

Het gebruik van honden als zelfidentificatie bij zwarte hiphopartiesten is zeer vergelijkbaar met het gebruik van het n-woord. Het n-woord werd uiteindelijk gebruikt om zwarte mensen te reduceren tot iets wat nauwelijks menselijk was. Het feit dat het in Afro-diasporische culturen wordt toegeëigend om ook een zeker bewustzijn te delen, is zeer frappant. Je ziet ook hoe het gebruik van het n-woord leidt tot intense discussies over wie het woord wel of niet mag uitspreken en in welke context. Ik ken geen enkel woord in geen enkele andere taal dat zo sterk historisch, emotioneel en affectief beladen is. Dog of dawg deelt in beperkte mate diezelfde dynamiek en beladenheid en die verwijzen terug naar de rol van de hond bij de onderdrukking van zwarte mensen, niet alleen tijdens de slavernij maar ook de burgerrechtenbeweging in de jaren 1960. Zo zie je op tal van beelden hoe de politie Duitse herders gebruikte om protestacties te breken. De ‘Race Riot’-series van Andy Warhol zijn geïnspireerd door die beelden. De hond als repressieapparaat, en zeker zijn relatie tot racisme, lijkt wel in het Amerikaans bewustzijn ingebakken. Wanneer zwarte mensen immers hun menselijkheid opeisen, worden honden op hen afgestuurd.

Andy Warhol, Race Riot, 1964. Screen print (1928-1987) BAM/PFS - Attribution-NoDerivs 2.0 Generic (CC BY-ND 2.0)

Afro-Dog doet me niet alleen denken aan de verhouding tussen zwarte mensen en dieren in het algemeen. Ik denk aan het fenomeen van nationale parken in Afrika. Het stichten van die natuurparken gaat vaak gepaard met geweld tegenover de bevolking die erin of errond leeft. Het lijkt er soms op dat het belang van zwarte levens haaks staat op het belang van natuurbescherming, wat natuurbescherming inherent racistisch maakt.

Zeker. Wat je me vertelt, doet denken aan wat ik in de memoires van de Amerikaanse abolitionist Frederick Douglass (1817-1895) aantrof, die in de vroege 19de eeuw als slaaf geboren werd en opgroeide. Hij schrijft er over zijn ervaring op de slavenmarkt, waar zwarte slaven werden geëvalueerd en gekeurd vlak naast het vee. Bepaalde meesters hechtten er meer waarde aan hun paarden dan aan tot slaaf gemaakte mensen, die bovendien voor die paarden moesten zorgen. Hier zie je dus al het gevaar dat schuilt in de vergelijking tussen slaven en vee, en het feit dat slaven zichzelf gingen vergelijken met dieren in hun strijd voor erkenning en respect. Die dynamiek speelt tot op vandaag een rol in Amerika. Na de overstromingen veroorzaakt door de orkaan Katrina in 2005 zagen we beelden van dierenactivisten die eropuit gingen om in New Orleans huisdieren te redden terwijl zwarte mensen verweesd achterbleven op de daken van huizen. Dat is wat Kanye West ertoe bracht om op tv te zeggen wat zo goed als alle Afro-Amerikanen dachten maar niet durfden uit te spreken: ‘Bush doesn’t care about Black people.’

‘Mijn boek kijkt naar het gevaar van vergelijkingen maar is zelf geworteld in twee disciplines. Ik wilde niet eindigen met een betoog dat het ene belangrijker is dan het andere.’

Zwarte mensen vergeleken hun lot met dat van dieren. Vijf jaar geleden werd in de zoo van Cincinnati een gorilla doodgeschoten om een zwart jongetje, dat hij had vastgegrepen, te redden. Daarop ontstond een breed gedragen morele verontwaardiging. Dierenactivisten protesteerden met borden waarop Gorilla Lives Matter te lezen stond. Zo zie je hoe zwarte levens constant hun menselijkheid moeten opeisen in concurrentie met dierenlevens, net zoals in het voorbeeld van de natuurparken in Afrika. Er is een duidelijke perceptie dat de grens die tussen de mens en het dier werd ontworpen ingenomen wordt door zwartheid. Daaruit blijkt dat zwarte emancipatie een rol kan spelen om die tegenstelling tussen dier en mens uit te dagen en te ontmantelen. Niemand zou dan nog menselijkheid moeten opeisen. Dat wijst vervolgens op een nieuwe vorm van zwartheid die zich losmaakt van de witte blik die menselijkheid afbakent en definieert en vervolgens bepaalt welke levens al dan niet waardevol zijn.

Je geeft je boek een open einde met een coda. Waarom heb je het op die manier aangepakt?

Ik heb veel geworsteld met dit boek. Het kijkt naar het gevaar van vergelijkingen maar is zelf geworteld in twee disciplines: Black Studies en Animal Studies. Ik wilde op geen enkele manier eindigen met een betoog dat het ene belangrijker is dan het andere. Wel wilde ik duidelijk maken dat de ene strijd niet volledig kan zijn zonder de andere. Ik wilde de fouten van de dierenactivisten aanwijzen zonder dierenactivisme in zijn geheel te discrediteren.

‘In dierenactivisme spreekt men voor dieren, niet met hen.’

Bovendien waren er ook persoonlijke zaken mee gemoeid. In dierenactivisme spreekt men immers voor dieren, niet met hen, in een debat gevoerd onder mensen hebben ze geen stem. Er is dus een zekere spanning wat legitimiteit en representativiteit betreft, die ik ook herken als het gaat over de Afro-Amerikaanse ervaring. Ik kom namelijk uit een Franse context waar niet gesproken wordt over ras of zwartheid. Ik ben ook opgevoed met het idee dat ik metis ben, en dus niet echt zwart. Dat betekent dat ik volwassen werd in een context waar zwart bewustzijn quasi afwezig was. Ik heb dus altijd een beetje last van een oplichterssyndroom wanneer ik het over zwartheid heb. In Frankrijk leerde ik niet in die termen te denken over mezelf en over raciale dynamieken in maatschappelijke structuren. Ik schreef dus een boek over dieren en zwarte mensen maar tegelijkertijd wilde ik niet spreken voor dieren of voor zwarte mensen, dat voelde ongemakkelijk. Maar ik heb ondertussen geleerd dat we ons in zekere zin allemaal en altijd oncomfortabel en illegitiem moeten voelen wanneer we spreken over gemarginaliseerde levens.

Ik wilde het boek dus eindigen met dat ongemak en expliciet vragen wie ik ben om over deze onderwerpen te mogen of te kunnen spreken. Het is net in het ongemak en in de paradox dat nieuwe kennis ontstaat en dat we ook aangezet worden om te verstaan hoe de belangen van gemarginaliseerde levens in verhouding staan tot onszelf. Bovendien wou ik eindigen met een open einde om net een nieuw begin te kunnen suggereren.

Andy Warhol, detail uit Pink Race Riot (Red Race Riot) in Tate Modern, London - Attribution-NoDerivs 2.0 Generic (CC BY-ND 2.0)

Kan je ons wat meer vertellen over je toekomstplannen?

Mijn nieuwe project borduurt voort op het derde hoofdstuk uit mijn boek: ‘The Commensal Dog in a Creole Context’. Commensalisme is een biologisch concept dat een specifieke relatie tussen dieren uitdrukt, waarbij het ene dier afhankelijk is van het andere dier, zonder dat het andere dier daarvoor iets in ruil verwacht. Als de leeuw jaagt, wacht de gier op wat overblijft van diens prooi, zonder dat de leeuw daarvoor iets terug verwacht Deze relatie is anders dan wat biologen een mutualistische relatie noemen; een relatie van geven en nemen. Die commensalistische relatie is wat ik in Guadeloupe observeerde tussen liminale dieren en de lokale mensen. Straathonden krijgen eten van de mensen, maar niemand verwacht dat die honden zich dan ontpoppen tot metgezel of waakhond. En dat is iets erg typisch in de Creoolse cultuur. Deze relatie inspireert me om de kapitalistische hegemonie uit te dagen; ze suggereert in zekere zin hoe een antikoloniale politieke economie eruit zou kunnen zien.

‘Ik put uit de zwarte geschiedenis en tradities van verzet om inspiratie te vinden voor een postkapitalistische maatschappij.’

Kijk, ik ben bijvoorbeeld een flexitariër maar ik beschouw mezelf eerder een freegan. Dat porte-manteauwoord combineert vegan met free en kwam in de mainstream terecht in de jaren 1990 maar gaat terug tot een veel oudere traditie van mensen die leven van wat anderen achterlaten. Misschien denk je onmiddellijk aan mensen die op zoek gaan naar voedsel op een vuilnisbelt, maar het idee heeft veel diepere consequenties. Nadenken over die commensalistische relatie kan inspireren tot een ander sociaal contract. Als je terugdenkt aan de geschiedenis van raciale slavernij en hoe zwarte lichamen ontvoerd werden en vervolgens gebruikt als ‘vrije arbeid’, dan zie je daar ook een idee ontstaan dat aansluit op commensalisme. Vanuit die verschrikkelijke geschiedenis kunnen we dus ook dat idee van ‘vrije arbeid’ op z’n kop zetten en loskoppelen van de kapitalistische vermarkting van zwarte lichamen en hun arbeid. Er zit een subtiele suggestie in om na te denken over een maatschappij waarin we allemaal kunnen leven als freegans, waar we met elkaar delen zonder per se iets in ruil te verwachten. Aangezien ik in de Afro-Caraïbische context vormen van commensalisme kon observeren, heb ik mijn volgend boek Black Freegan getiteld. Ik put dus uit de zwarte geschiedenis en tradities van verzet om inspiratie te vinden voor een postkapitalistische maatschappij en een andere soort mens-zijn dat grenzen tussen categorieën ontmantelt en menselijkheid fundamenteel ziet als relationeel, niet alleen met andere mensen maar met alle leven.