Welke voedingsstoffen heeft een duurzaam Limburgs kunstenveld nodig?

Door Andreas De Kerpel , op Thu Jun 16 2022 22:00:00 GMT+0000

Op 30 juni 2022 krijgen de werkingsmiddelen van het Kunstendecreet hun definitieve bestemming, althans tot 2027. Het Limburgse kunstenveld hoopt op een kentering. De voorbije jaren vloeide nog geen vijf procent van de structurele middelen naar de provincie. Wat is er aan de hand en welke noden heeft een duurzaam en vruchtbaar Limburgs kunstenveld?

Flanders. State of the Art. Sinds jaar en dag probeert Vlaanderen zich op de kaart te zetten als een regio die helemaal bruist van de creativiteit en innovatie, ook op artistiek vlak. Toch lijkt onze State of the Art zich vooral te concentreren op en in de Vlaamse Ruit. De overgrote meerderheid van het Kunstendecreetgeld stroomt naar het stedelijke kerngebied Gent-Antwerpen-Brussel-Leuven. In 2017, het eerste jaar van het huidige Kunstendecreet, kreeg de provincie Antwerpen per capita 14,13 euro aan structurele werkingsmiddelen. Buurprovincie Limburg kreeg per capita slechts 2,47 euro.

Subsidiebedrag per inwoner (werkingssubsidies Kunstendecreet voor 2017) © Pieter Jan Valgaeren

Een problematisch verschil, want iedereen moet de mogelijkheid hebben om zich via een rijk en nabij cultureel aanbod te ontplooien. Een Vlaanderen dat zo’n rijk programma enkel in zijn stedelijke kerngebied kan realiseren, faalt als State of the Art. De voormalige Vlaamse minister van Cultuur, Sven Gatz (Open VLD), deelde die analyse. Eind oktober 2017 stelde hij samen met de toenmalige Limburgse gedeputeerde voor Cultuur Igor Philtjens (Open VLD) het Cultuurplan Limburg voor. Met een budget van 3,6 miljoen euro wilden beide excellenties een uitgebreider cultuuraanbod, meer plaatselijke cultuurparticipatie en -productie in Limburg stimuleren. Het plan was niet onomstreden. Zo betreurde Christophe Aussems, artistiek leider bij het Limburgs-Leuvense stadstheater Het nieuwstedelijk, dat het Cultuurplan niet Kunstenplan heette: ‘What’s in a name, repliceerde minister Gatz, maar de naam is wel degelijk belangrijk. Door te spreken over een Cultuurplan, gooi je alle mogelijke culturele actoren op één hoop, gaande van de erfgoedsector tot de amateurkunsten en het sociaal-culturele werk. Stuk voor stuk waardevolle sectoren, maar wel met totaal andere uitdagingen dan het professionele kunstenveld. Eindelijk had daarop eens de focus kunnen liggen. Dat dat niet gebeurd is, is al even jammer als opvallend.’

Een veldanalyse stelde niet alleen dat artistiek Limburg opvallend weinig Vlaamse subsidies had gekregen, maar dat het er ook weinig had gevraagd.

Ook opvallend in de context van het Cultuurplan was de aanstelling van een ‘aanjager’. De keuze viel op Pieter Jan Valgaeren, kunsthistoricus en artistiek directeur van de Stadstriënnale Hasselt-Genk. Valgaeren moest voornamelijk Limburgse artiesten en kunstenorganisaties ondersteunen bij netwerking en complexe subsidieaanvragen. Met een stevige veldanalyse legde hij in december 2018 enkele pijnpunten van het Limburgse kunstenveld bloot.

Focus op cultuur in Limburg stelde niet alleen dat artistiek Limburg in de voorbije jaren opvallend weinig Vlaamse subsidies kreeg, maar dat het er ook weinig vroeg. Voor de werkingssubsidies van het huidig Kunstendecreet werden er in totaal veertien Limburgse subsidiedossiers ingediend, terwijl het gemiddelde aantal subsidieaanvragen per provincie 50,6 bedroeg. Van het geringe aantal ingediende Limburgse dossiers kregen er maar zeven groen licht. Opnieuw een opvallend klein deel, in vergelijking met de goedkeuringsgraad in andere provincies.

Tabel werkingssubsidies Kunstendecreet 2017-2022 © Pieter Jan Valgaeren

Kritisch denkwerk

Valgaeren ziet in dit verhaal een belangrijke verantwoordelijkheid van makers en organisaties: ‘Dat er zo opvallend weinig dossiers vanuit Limburg werden ingediend en goedgekeurd, lag zeker voor 80 procent aan de sector. Het Limburgse kunstenveld heeft lange tijd te weinig aandacht geschonken aan professionalisering, kennisvergaring rond subsidieregelgeving en participatie aan netwerkmomenten over de provincies heen. De focus moest altijd liggen op programmatie, er was te weinig bewustzijn over de eigen sociaaleconomische positie en te weinig zelfreflectie. De cultuursector is net als andere bedrijfssectoren erg competitief. Raden van bestuur van kunstenorganisaties moeten hun relevantie ter discussie stellen.’

Van het geringe aantal ingediende Limburgse dossiers kregen er maar zeven groen licht in 2017.

Noël Slangen kijkt vooral naar de werking van de advies- en beoordelingscommissies. De columnist en huidige directeur van de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Limburg gaf zijn Open VLD-lidmaatschap in 2016 op, onder andere uit onvrede met de beperkte Vlaamse subsidiëring van het Limburgse kunstenveld. Slangen wijst erop dat de jury’s van beoordelingscommissies vaak een bepaalde taal in subsidiedossiers verwachten. Daarbij zou de inhoudelijke essentie te weinig aandacht krijgen: ‘Zo krijg je een Mattheuseffect. De grote en historisch verankerde kunstenorganisaties in de grootsteden Gent, Antwerpen en Brussel kennen die subsidietaal door en door. De hantering ervan draagt bij aan positieve beoordelingen. De eerder jonge Limburgse kunstenorganisaties die de subsidietaal nog niet helemaal onder de knie hebben, maar inhoudelijk wel een goed verhaal hebben, zijn het slachtoffer. Wedijveren met de bekende grootstedelijke kunstenorganisaties is gewoonweg veel moeilijker.’

‘Wanneer een kunstenorganisatie moet stoppen, gaat er veel cruciale expertise verloren. Dat mogen we niet laten gebeuren.’

Voor de nieuwe periode van het Kunstendecreet (2023-2027) zijn er weer veertien Limburgse dossiers ingediend. Het nieuwstedelijk, Cie Tartaren en Het Gevolg horen daar ook bij. Ze hebben een structurele werking in Limburg, maar hun maatschappelijke zetel ligt elders. ‘Op het totaal van 282 ontvankelijke dossiers lijkt het Limburgse aandeel opnieuw erg klein, maar enige nuancering bij deze cijfers is niet onbelangrijk’, aldus Christophe Aussems. ‘Je kan niet verwachten dat een kunstenveld met een bescheiden omvang plots tientallen dossiers meer indient. We moeten ook de focus op kwantiteit in vraag durven te stellen. De (potentiële) impact van de ingediende dossiers is belangrijker.’

Tegelijk wijst Aussems op de impact van negatieve beoordelingen in het verleden: ‘De zeven Limburgse organisaties die geen structurele werkingsmiddelen kregen tijdens de huidige werkingsperiode, hebben geen nieuw subsidiedossier ingediend. Zonder structurele middelen is het duidelijk uiterst moeilijk om je als kunstenorganisatie in enkele jaren volledig te herdenken. Er is in het kunstenlandschap geen “opvangveld” dat je na zo’n negatieve beslissing meteen doet rechtkrabbelen. Het aantal professioneel actieve kunstenorganisaties in Limburg zit nu echt wel op een kritisch minimum. Wanneer een kunstenorganisatie moet stoppen, gaat er veel cruciale expertise verloren. Dat mogen we niet laten gebeuren.’

LIKO: een lerend netwerk

Om expertise uit het Limburgse kunstenveld samen te brengen en (nieuwe) kunstenorganisaties te ondersteunen bij hun professionalisering, werd het Limburgse Kunstenoverleg (LIKO) opgestart. Dit ‘lerend netwerk’ zette een coachingtraject van anderhalf tot twee jaar op om nieuwe organisaties toe te leiden naar de Vlaamse werkingssubsidies. Van de veertien ingediende Limburgse dossiers voor het nieuwe Kunstendecreet zijn er zes nieuwkomers, zoals kunstenwerkplaats Vonk, het Absolutely Free Festival en dansgezelschap tout petit. Zij hebben allemaal zo’n coachingtraject gevolgd dat zowel een stevige inhoudelijk-artistieke als zakelijke ondersteuning omvatte. Er was ook veel ruimte voor uitwisseling met kunstenorganisaties die veel ervaring hebben met complexe subsidieaanvragen. Het LIKO werkt erg laagdrempelig. Op zaterdag 9 juli staat er een nieuwe en gratis toegankelijke coachingnamiddag gepland voor opkomende Limburgse kunstenaars. Kandidaten voor een beurs of projectsubsidie binnen het nieuwe Kunstendecreet kunnen er zich aanmelden met een uitgewerkt plan, maar evengoed met een nog ruw idee.

Van de veertien ingediende Limburgse dossiers voor het nieuwe Kunstendecreet hebben tien een positief preadvies gekregen.

Van de zes Limburgse nieuwkomers die structurele werkingsmiddelen hebben aangevraagd binnen het nieuwe Kunstendecreet, springt tout petit er misschien wel het meest uit. Het gezelschap verankert dans structureel in het professionele Limburgse kunstenaanbod en vertrekt net als Het nieuwstedelijk vanuit een ‘meerstedelijke’ insteek, namelijk vanuit Leuven en Hasselt. Zeven andere kunstenorganisaties hebben het LIKO-traject ook gevolgd, maar beslisten uiteindelijk om toch niet mee te dingen naar de werkingssubsidies. Volgens het LIKO gaat het daarbij stuk voor stuk over ‘weloverwogen keuzes die passen in de duurzame ontwikkeling van het Limburgse – en in het algemeen ook Vlaamse – kunstenveld’.

De inspanningen van het Limburgse Kunstenoverleg werpen duidelijk hun vruchten af. Van de veertien ingediende Limburgse dossiers voor het nieuwe Kunstendecreet hebben tien een positief preadvies gekregen. Dat is 71 procent, wat in lijn ligt met het Vlaamse gemiddelde van 74 procent. Vlaams volksvertegenwoordiger Steven Coenegrachts (Open VLD) bevestigt deze positieve tendens: ‘De Limburgse subsidiedossiers zijn op zakelijk vlak grosso modo beduidend beter dan vroeger.’ De enige Limburger in de cultuurcommissie van het Vlaams Parlement prijst daarbij het werk van het LIKO: ‘De sfeer van openheid om kritisch naar elkaar te kijken, heeft zeker bijgedragen aan de verdere professionalisering van het Limburgse kunstenveld.’

De sfeer van openheid om kritisch naar elkaar te kijken, heeft zeker bijgedragen aan de verdere professionalisering van het Limburgse kunstenveld.

Kanttekening is dat er van de tien positieve dossiers uit Limburg twee als ‘buiten budget’ zijn gecategoriseerd. Binnen de toegekende budgetten vonden de commissies dus helaas geen geld voor die twee organisaties. Over heel Vlaanderen hebben 31 kunstenorganisaties zo’n zuur verdict gekregen. Andere kanttekening is dat Z33 een negatief preadvies kreeg. Het Hasseltse Huis voor Actuele Kunst, Design en Architectuur nam de voorbije jaren een regierol op in de professionalisering van het Limburgse kunstenveld. In één klap is het grootste Limburgse kunstenhuis en een belangrijke trekker van artistiek Limburg bedreigd in zijn voortbestaan.

Een Limburgs cultureel ecosysteem

Een trekker die een uithangbord is voor het Limburgse kunstenveld en zo ook kunstenaarstalent van buiten de provincie kan lokken, wat in een niet-grootstedelijke regio extra uitdagend is. Grootsteden hebben immers met hun typische open, tolerante en innovatieve karakter een spontane aantrekkingskracht op kunstenaars. Architecte en kunstenares Ciel Grommen getuigde voor De Zaak Cultuur waarom ze van het Zuid-Limburgse Borgloon naar Brussel verhuisde: ‘Het kunstenaarschap sprak me aan. Maar dat leek buiten mijn bereik. Door weg te trekken heb ik de prikkels gekregen die ik zocht. Ik woon niet in Brussel om ontwikkelingskansen te krijgen, maar ik woon er om geïnspireerd te worden.’

Limburg telt wel enkele middelgrote steden zoals Hasselt en Genk, maar hun beperkte omvang, relatief lage inwonersaantal en perifere ligging ten opzichte van het grootstedelijke gebied Gent-Antwerpen-Leuven-Brussel spelen hen parten. Het blijft voor Limburg een permanente uitdaging om structureel aansluiting te vinden bij de cultuurdynamiek in de genoemde grootsteden. Noël Slangen pleit er daarom voor om een stevig Limburgs cultureel ecosysteem uit te bouwen. Hij ijvert voor meer randinitiatieven rond bestaande culturele vlaggenschepen als Z33 en Het nieuwstedelijk. ‘Dergelijke spelers zou de Vlaamse overheid krachtiger moeten ondersteunen in hun opschaling, zodat ze intensief kunnen bijdragen aan de verdere uitbouw van dat Limburgse culturele ecosysteem’, besluit de voormalige politicus. Christophe Aussems bevestigt het belang van de opschaling van bestaande Limburgse kunstenhuizen: ‘Het nieuwstedelijk is gegroeid uit de fusie van Braakland/ZheBilding en de Queeste. Door op te schalen, creëer je doorgroeiperspectieven voor je medewerkers. Als je deze perspectieven niet kunt bieden, gaan je mensen na verloop van tijd weg.’

Door op te schalen, creëer je doorgroeiperspectieven voor je medewerkers

‘Maar koken kost geld en dan durft het mantra “geef ons geld, want wij hebben sowieso al minder” al snel om de hoek te loeren’, waarschuwt Steven Coenegrachts. ‘Regiogebonden correcties moeten er inderdaad zijn, maar uiteindelijk primeert de kwaliteit van de dossiers.’ Het parlementslid spoort de Limburgse kunstensector aan om alternatieve financieringsbronnen te zoeken: ‘Samenwerkingen met de private sector zouden een win-winsituatie zijn. Een bruisender Limburg kan mee een halt toeroepen aan de braindrain van jonge talentvolle werknemers naar andere provincies.’

Verder moet het Limburgse kunstenveld zich volgens Coenegrachts blijven onderscheiden door een Euregionale insteek. Limburg is de enige Vlaamse provincie die in de Euregio Maas-Rijn ligt, een internationaal gebied met grote steden zoals Aken, Maastricht en Luik. Ook Pieter Jan Valgaeren roept op om Limburgse kunstenprojecten stelselmatig in de Euregio in te bedden: ‘Euregionale samenwerking is een troef om zich te begeven in het internationale (cultuur)netwerk.’ Een voorbeeld van zo’n succesvol Euregionaal kunstenproject is Currents. Dit platform voor talentontwikkeling in de beeldende kunst wordt gedragen door Z33, Jester en Marres, het Maastrichtse Huis voor Hedendaagse Cultuur. Pas afgestudeerde academiestudenten uit België, Nederland en de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen kunnen dankzij Currents hun werk tentoonstellen aan een groot publiek in Z33, Jester en Marres.

’Euregionale samenwerking is een troef om zich te begeven in het internationale (cultuur)netwerk.’

Lies Serdons is bezielster van de Hasselts-Genkse kunstenwerkplaats Vonk. Zij betwijfelt of de Euregio wel het beloofde land is voor de Limburgse kunstenaars: ‘Enerzijds zijn er de communicatieve hindernissen door taalverschillen, anderzijds is er amper snel openbaar vervoer vanuit Limburg naar de rest van de Euregio. Bovendien zijn de financiële middelen voor kunst in Nederlands Limburg en Luik al even beperkt.’ Volgens Christophe Aussems moeten we ook rekening houden met de gefaalde kandidatuur van Maastricht om in 2018 Europese Culturele Hoofdstad te worden: ‘De weerslag hiervan was enorm. Het kunstenveld heeft veel geld, tijd en energie geïnvesteerd in dit Euregionale project. Door de mislukking van de kandidatuur, zijn meteen veel incentives om Euregionaal samen te werken verdwenen.’

Serdons is er evenmin van overtuigd dat Limburgse kunstenprojecten an sich ‘te lokaal’ zouden zijn: ‘81 procent van de kunstenaars met wie we samenwerken komt van buiten Limburg. We hebben een structurele samenwerking met partners in New York. Daar organiseerden we van 25 tot 30 april een netwerkprogramma om de internationale contacten van Belgische kunstenaars uit te breiden. Dit deden we samen met het Flanders House, de Vlaamse ambassade in New York.’ ‘De grensoverschrijdende samenwerkingen zijn er wel degelijk’, beaamt Esther Ursem, de directeur van Musica, het impulscentrum voor muziek in het Noord-Limburgse Pelt. ‘Musica werkt samen met de universiteit van Maastricht, maar het ontbreekt dergelijke initiatieven vaak aan zichtbaarheid.’

‘81 procent van de kunstenaars met wie we samenwerken komt van buiten Limburg. We hebben een structurele samenwerking met partners in New York.’

Die gebrekkige zichtbaarheid lijkt wel een breder probleem te zijn van het Limburgse kunstenveld. Steven Coenegrachts ziet een verband met de samenstelling van de beoordelingscommissies van het Kunstendecreet: ‘De deelnamegraad van Limburgers aan die beoordelingscommissies moet omhoog. De zichtbaarheid van ons kunstenveld zou meteen verbeteren.’ Luuk Nouwen, senior leider artistieke trajecten bij Jester (een fusie van FLACC en CIAP), beschouwt de beperkte aanwezigheid van Limburgers in de beoordelingscommissies als de keerzijde van het Limburgse samenwerkingsmodel: ‘Een van onze krachten is meteen een zwakte. We werken onderling zoveel samen dat we vaak te betrokken zijn om elkaars projecten überhaupt te mogen beoordelen.’

Vaarwel provincie, hallo IGS

Een andere keerzijde van het Limburgse samenwerkingsmodel uitte zich ook in het moeilijke afscheid van de provinciale cultuurbevoegdheid. Jarenlang was cultuur een bevoegdheid van Vlaanderen, de lokale besturen (steden en gemeenten) en de provincies. De provinciebesturen ontfermden zich daarbij over culturele projecten die te klein waren voor Vlaanderen en te groot voor de lokale besturen, maar in Limburg ging het verder dan dat. ‘In Limburg trok het provinciebestuur alles wat met cultuur te maken had naar zich toe. Wie geld nodig had voor een kunstenproject, ging standaard aankloppen bij de provincie’, getuigt Eddie Guldolf. Hij verdiende zijn strepen onder meer als programmator in C-Mine en als medeoprichter van het LIKO. Slangen treedt Guldolf bij: ‘Het provinciale bestuursniveau was de ontmoetingsplaats voor het Limburgse kunstenveld. Bovendien was het voor de kunstenaars een vertrouwde schakel tussen hen en bijvoorbeeld de Vlaamse overheid.’

Sinds 2019 zijn de Vlaamse provincies niet meer bevoegd voor cultuur. Vlaanderen nam het merendeel van het budget dat Limburg aan cultuur spendeerde over, ongeveer tien van de vijftien miljoen euro. Daar kwam uiteindelijk nog drie miljoen euro aan niet-aanwijsbare kosten bij. In totaal werd dat dus 13.935.253 euro. Ongeveer 11 miljoen euro daarvan stroomde naar grotere instellingen zoals Z33 en het Gallo-Romeins Museum in Tongeren. 426.000 euro werd gebruikt om plaatselijke cultuurinitiatieven te blijven subsidiëren. Het overige geld vloeide naar investeringen in infrastructuur, loonkosten voor personeelsleden die van de provincie naar het Vlaamse bestuursniveau overkwamen, werkingskosten, enzovoort. Sommige cultuurinstellingen droeg de provincie over aan de steden, zoals het Gallo-Romeins Museum en de Provinciale Bibliotheek in Hasselt. Het gebouw waarin Z33 huist werd naar Vlaanderen overgeheveld. De provincie Limburg zelf bleef beheerder van Bokrijk nabij Genk en het Dommelhof in Pelt.

‘De deelnamegraad van Limburgers aan die beoordelingscommissies moet omhoog. De zichtbaarheid van ons kunstenveld zou meteen verbeteren.’

De Vlaamse regering lanceerde in navolging van deze bevoegdheidsoverdracht het Bovenlokaal Cultuurdecreet. ‘Bovenlokaal’ staat daarbij voor de verbinding tussen verschillende lokale besturen, artiesten en organisaties. Het decreet stimuleert naburige gemeenten en steden om de ‘verbindersrol’ van de provincie over te nemen en samen met het artistieke veld grotere cultuurprojecten te realiseren. In Limburg leidde het Bovenlokaal Cultuurdecreet concreet tot de oprichting van ECRU. ECRU is een intergemeentelijk cultureel samenwerkingsverband (IGS) tussen de lokale besturen van As, Beringen, Genk, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Leopoldsburg en Maasmechelen. ‘ECRU heeft zowel een erfgoed- als cultuurpoot’, licht coördinator Leen Gos toe. ‘Met de cultuurpoot willen we cultuurparticipatie en talentonwikkeling van kunstenaars bevorderen in de zeven gemeenten. Daarnaast faciliteren we projecten die zich richten op doelgroepen die niet altijd gemakkelijk bereikbaar zijn. Iedereen kan subsidies bij ons aanvragen voor cultuurprojecten die in onze regio plaatsvinden en een bovenlokale uitstraling hebben. We ondersteunen eveneens (semi)professionele kunstenaars om subsidiedossiers te schrijven. Daarbij houden we niet de pen vast, maar lezen we wel na, doen we suggesties voor bepaalde partnerschappen, controleren we de begroting en leiden we toe naar andere steunpunten.’

‘In Limburg trok het provinciebestuur alles wat met cultuur te maken had naar zich toe.’

De bovenlokale insteek van ECRU laat toe om projecten te realiseren van een bepaalde schaalgrootte die de deelnemende gemeenten veel moeilijker op zichzelf zouden kunnen realiseren. Een voorbeeld daarvan is Hectaren van het geheugen, een samenwerking met Het Gevolg. Het project geeft asielzoekers uit de drie opvangcentra van de ECRU-regio de kans om via theater hun levensverhalen te verwerken en te delen met de autochtone inwoners.

Opvallend is wel dat ECRU het enige culturele IGS is in Limburg, terwijl andere provincies bijna volledig gedekt zijn door zulke samenwerkingsverbanden. Coenegrachts wijst daarbij naar de koudwatervrees van Limburgse lokale besturen om in een zoveelste structuur te stappen. De volksvertegenwoordiger ziet meer heil in fusies van gemeenten en steden: ‘In dat opzicht is de geplande fusie van Tongeren en Borgloon interessant. Tongeren is de oudste stad van het land en beschikt met het Gallo-Romeins Museum over een echte cultuurtempel. Borgloon heeft zich de voorbije jaren dan weer op de kaart gezet met kunst in de openbare ruimte. De combinatie van deze culturele eigenheden zal ongetwijfeld boeiende projecten opleveren. De fusie op zich kan het dan weer mogelijk maken om van zo’n project echts iets groots en professioneels te maken.’

Het blijft een aandachtspunt voor Limburgse stadsbesturen om voldoende financieel gewicht te geven aan hun lokale kunstenveld.

Ook Eddie Guldolf gelooft in de rol die steden op vlak van cultuur kunnen spelen: ‘Stedelijke beleidsmakers hebben steeds meer een positieve kijk op cultuur. De tijd dat een schepen aan mij vroeg wat acteurs overdag doen, is gelukkig voorbij. Maar het blijft wel een aandachtspunt voor Limburgse stadsbesturen om voldoende financieel gewicht te geven aan hun lokale kunstenveld. Hasselt subsidieert Z33 jaarlijks voor 100.000 euro, terwijl Vlaanderen in 2021 bijna drie miljoen euro aan middelen vrijmaakte voor Z33. In Vlaanderen staan steden meestal in voor een derde tot de helft van de middelen van de professionele kunsteninstellingen. In Limburg is dat duidelijk (nog) niet het geval.’

De maatschappelijke oogst

Maar Guldolf benadrukt dat die kritiek geen uiting is van een calimerocomplex: ‘Integendeel, we zijn ambitieus en geloven in ons kunnen.’ Artistiek wil niet vervallen in een klaagzang. Plannen om de provincie cultureel te doen bruisen, klinken immers luider dan de frustraties, ook bij Stephanie Koziej, de nieuwe coördinator van het LIKO: ‘Als neutrale contactpersoon zal ik de Limburgse kunstenaars en organisaties ondersteunen bij hun toekomstige groei. Ik wil mee een community feeling creëren voor artiesten, met bijvoorbeeld LIKO-caféavonden.’ Tegelijk leeft het besef dat meer professionalisering noodzakelijk is om het Limburgse kunstenveld te verfijnen en te intensiveren. ‘We hebben ons te lang genesteld in het provinciale comfort. Met het LIKO willen we blijven inzetten op kritische zelfevaluaties en kijken waar we elkaar kunnen versterken’, besluit Guldolf. ‘We willen ook nog meer aandacht geven aan netwerking met beleidsmakers. Zij moeten beseffen dat meer cultuur en kunst nodig is om Limburg levendig te houden.’

‘We hebben ons te lang genesteld in het provinciale comfort.'

Deze boodschap ondersteunt ook Adinda Van Geystelen, algemeen en artistiek directeur van Z33: ‘Het is onze maatschappelijke taak om kunst echt tot bij de mensen te brengen, uit alle mogelijke lagen van de bevolking. In Limburg liggen op dat vlak nog mooie kansen. Met Z33 willen we deze kansen grijpen. Het zou fout zijn om enkel genoegen te nemen met de positieve commentaren van kuntprofessionals. We besteden veel aandacht aan verbreding. Zo blijven we inzetten op toegankelijke zaalteksten, blijven we extra verhalen aanbieden met bijvoorbeeld podcasts en experimenteren we met nieuwe vormen van bemiddeling. We zijn ambitieus en hopen die ambitie te kunnen waarmaken met de subsidietoekenning binnen het nieuwe Kunstendecreet.’ Esther Ursem tot slot onderlijnt eveneens de positieve weerklank van een sterke kunstensector in de samenleving: ‘Wie voldoende vruchtbare voedingsstoffen verspreidt over het kunstenveld, zal ook op maatschappelijk vlak veel oogsten. Zeker in Limburg.’