Waarom wandelliteratuur vandaag zo hip is

Door Virginie Platteau, op Fri May 31 2019 22:00:00 GMT+0000

Wie dezer dagen een boekhandel binnenstapt, vindt ze hoog opgetast: boeken over wandelen, natuur en wildness. Blijkbaar hunkeren we massaal naar ruimte, rust en het ongerepte. Wandelen is een eenvoudige manier om te ontsnappen aan het ritme van alledag. Of is er meer aan de hand? Wijst de uitgebreide afdeling wandellectuur ook op een existentiële verschuiving in ons denken over de mens als maat van alle dingen? En is wandelen vandaag dan een transgressieve daad?

Van walking dinners en wandelbrainstorms over wandeltherapeuten tot de talloze trails en de pelgrimstocht naar Santiago de Compostella die op vele bucketlijstjes prijkt – er wordt wat afgewandeld tegenwoordig. Al zijn de hedendaagse wandelaars niet bepaald pioniers: ook in het verleden werden er door de intelligentsia al talloze kilometers afgemaald tijdens hun noeste denkarbeid.

Aristoteles legde de grondslag van de wandelmanie met zijn legendarische methodiek van het ‘peripatetisch onderricht’, maar in de eeuwen die volgden kende hij enthousiaste navolging. Rilke loopt zijn kustpad in Trieste, Schopenhauer struint rond in Kopenhagen, Kant doet neurotisch dagelijks hetzelfde toertje om de blok in Königsberg, Nietzsche beklimt elke helling rond Sils-Maria, Rousseau wandelt noodgedwongen de grens over met Zwitserland, Wordsworth zwerft door het Lake District in Groot-Brittannië. Jane Austen, Virginia Woolf, James Joyce… allen gingen aan de wandel. En produceerden daarop geschriften die je bezwaarlijk zomaar eventjes on the go kunt lezen.

Thoreau-de-romanticus

Misschien wel de bekendste wandelaar is de Amerikaanse auteur Henry David Thoreau (1817-1862). Thoreau trok zich twee jaar lang terug in een blokhut in de bossen van Massachusetts en schreef in dit zelfgekozen isolement zijn natuurklassieker Walden: de plicht tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Thoreau ervaarde de natuur met onbekommerde ontvankelijkheid en wandelde urenlang met open, verwonderde blik.

Terwijl je wandelt, werkt je lichaam samen met je geest en wordt denken haast een fysieke activiteit.

Geïnspireerd door de grote biologen van de verlichting Charles Darwin en Alexander von Humboldt probeerde hij zijn lezers van de natuur te laten houden. Wat je kent en liefhebt, zal je immers vanzelf beschermen. Natuurschrijvers zoals Thoreau wilden al in de negentiende eeuw dat mensen met eerbied keken naar bossen, moerassen, rivieren of zelfs naar woeste gronden.

De eenvoud van de eenzame stilte die Thoreau als observator overvalt, spreekt aan. Sommige van zijn beschrijvingen van de harmonie in de natuur zijn doordrongen van een vreugdevolle hoop – alsof hij je als lezer meeneemt in de allereerste lente van de wereld. Niet toevallig is Thoreau vandaag in de boekhandels bezig aan een bescheiden opmars. Zijn essay Walking (1862) werd recent voor het eerst in Nederlandse vertaling uitgegeven met als ondertitel Op zoek naar de verloren natuur.

Thoreau pleit met vuur voor individuele vrijheid, eigenheid en zelfstandigheid en kiest resoluut partij voor de sublieme wilde, niet door mensenhand getemde natuur. Een door en door romantische opstelling die nu schoorvoetend meer bijval vindt, met het antropocentrisme op zijn retour.

De kracht van kuieren

Thoreaus werk is dan ook gefundenes Fressen voor een activistische auteur als de Amerikaanse Rebecca Solnit. Eind mei verschijnt van haar een herziene uitgave van Wanderlust (2001), waarin ze refereert aan Thoreau en ze ons eraan herinnert dat simpelweg te voet gaan, rondstruinen, flaneren, stappen of wandelen een vrijheid biedt waarvan we ons in deze gemotoriseerde tijden amper nog bewust zijn. ‘Klassieke wandelaars, romantische en modernistische wandelaars, ze erkenden allen het creatieve belang van deze simpele beweging doorheen tijd en ruimte’, schrijft Solnit.

(c) Mario Debaene

Wandelen maakt de geest ontvankelijk, laat het ego opgaan in de omgeving, vergt overgave. Terwijl je wandelt, werkt je lichaam samen met je geest en wordt denken haast een fysieke activiteit. Dat stelde Nietzsche, die er een strikt wandelregime op na hield, al uitgebreid vast.

Het doelloze, onbaatzuchtige wandelen – en dus niet bijvoorbeeld het trail runnen om je grenzen te verleggen – is een alledaagse activiteit die te vaak wordt veronachtzaamd.

Het doelloze, onbaatzuchtige wandelen – en dus niet bijvoorbeeld het trail runnen om je grenzen te verleggen – is een alledaagse activiteit die te vaak wordt veronachtzaamd. Intussen hebben we segways, deelsteps en alle mogelijke transportmiddelen uitgevonden om sneller vooruit te komen. Terwijl de geest ‘denkt aan een tempo van 3 mijl per uur’, aldus Solnit. Wandelen zou dus wel eens een van de meest genadige manieren kunnen zijn om tot een staat van verlichting te komen op literair, filosofisch of eender welk ander vlak.

Van voettocht naar optocht

Wandelen kan echter nog veel meer zijn dan een heilzame filosofische activiteit. ‘Wie wandelt, loopt maatschappelijk uit de pas’, schreef de Franse auteur David Le Breton in zijn Ode aan het wandelen. Je kan wandelen vandaag misschien zelfs beschouwen als een vorm van verzet tegen een maatschappij die efficiëntie en snelheid eist, met dien verstande dat de vrijwillige wandelaar nog de luxe heeft om zich dat subversieve kuieren toe te eigenen. Maar wat met het zwerven van de dakloze of de onvrijwillige, moeizame en onbeschrijflijke voetreis van de vluchteling?

Nog prominenter wordt de politieke betekenis van wandelen wanneer het collectief gebeurt, in een betoging of optocht. Betogingen zijn geen functionele verplaatsingen: ze zijn een manier om de straten massaal te vullen met verontwaardiging. De mars is een oproep tot actie en de macht van het getal toont zich in individuen die in groep bewegen door de openbare ruimte.

(c) Mario Debaene

Solnit merkt in een interessant terzijde op dat de vele revoluties in Frankrijk misschien ook te wijten zijn aan het gegeven dat het in Parijs zo prettig demonstreren is vanwege de brede boulevards. In een middeleeuws stadje met smalle straatjes ligt dat minder voor de hand. Op dezelfde manier leiden de urbane keuzes voor winkelwandelstraten en de beslissing om stadscentra geleidelijk terug te geven aan de voetgangers tegenwoordig tot hoogoplopende emoties.

De meest urgente collectieve wandelingen vandaag zijn misschien wel de klimaatmarsen, maar heel wat wandel- en natuurauteurs waarschuwden ook in het verleden al voor wat ze nu met lede ogen aanzien: de vernietiging van onze wereld door een levensstijl die ons ziek maakt.

De afzondering in de natuur doet je net opgaan in een groter geheel, in de eenheid daarbuiten.

Een aantal van deze auteurs beleeft nu een herdruk, zoals de Amerikaanse dichter en landbouwer Wendell Berry, of John Muir die de trails in Yosemite en Sequoia vastlegde en daar zo aanstekelijk over berichtte dat Theodore Roosevelt het gebied als nationaal park beschermde. Dichter bij huis is er de Nederlandse cultuurfilosoof Ton Lemaire, die in de jaren 1990 als een hedendaagse Thoreau de deur van de academische wereld achter zich dichttrok en nu teruggetrokken leeft in de Dordogne. Hij bestempelt zichzelf als ‘ecologisch vluchteling’.

Thoreau-de-transcendentalist

Zelfs de ecologische actualiteit brengt ons overigens terug bij Thoreau, want hij bezingt in zijn werk niet alleen de ongerepte schoonheid van de natuur – hij morrelt tegelijkertijd aan ons denken over de plaats die we als mens innemen in het grotere geheel. Het nawoord bij Wandelen vat het nuchter:

‘Er is onderwijl een bibliotheek volgeschreven over filosofisch wandelen en daarbij gaat het niet (of hooguit zijdelings) over spierpijn en blaren. Thoreau vindt wandelen om het wandelen, als louter lichamelijke bezigheid, een nogal zinloze exercitie. Thoreau wandelt niet slechts met zijn benen, hij loopt met zijn gedachten en mijmert zich een weg naar zijn ideale wereld. “We zouden liefst een wandeling maken die we in de reële wereld nog niet eerder hebben gemaakt, die perfect symbool staat voor de weg die we in onze innerlijke en ideale wereld graag zouden volgen; en alleen omdat we er nog geen duidelijke voorstelling van hebben, slagen we er soms niet in te bepalen welke richting voor ons de juiste is.”’

Thoreau beschrijft in feite een vorm van mindfulness. Als wandelaar geeft hij blijk van een geestelijke alertheid, een intense aandacht voor het moment zelf, een optimaal bewustzijn van de wereld en zichzelf. Zijn poëtische beschrijving van de zintuiglijke ervaring van de natuur gaat over in een op het Oosten geïnspireerde spirituele en metafysische duiding van de wereld.

Het transcendentalisme waartoe hij zich door de Amerikaanse essayist R.W. Emerson liet inspireren, bereidde de weg voor hedendaagse trends als yoga, bewust bewegen, natuurlijke voeding, ‘resoneren met de natuur’. De afzondering in de natuur zorgt in die zin net voor een sterker bewustzijn en een opgaan in een groter geheel, in de eenheid daarbuiten. Misschien ligt daarin wel nog een onvermoede politieke betekenis van wandelen.

Walk the talk?

Tenslotte rest misschien nog de vraag of al die mooie boeken ook echt naar buiten leiden. Sturen ze ons effectief de paden op, de lanen in of is het omgekeerd: verlangen we naar buiten worden daar vervolgens mooie boeken over geschreven? Of bezitten deze wandelboeken vooral de magie van de vicarious experience, de kracht van de verbeelding? Zetten ze ons aan het dromen, brengen ze de natuur bijna tastbaar in huis?

(c) Mario Debaene

Wat dat eerste betreft: voel je niet schuldig wanneer je liever op de sofa blijft hangen met een wandelboek – kopje thee erbij – dan de daad bij het woord te voegen. Je naar een ongerepte natuurlocatie begeven voor een fikse wandeling is tegenwoordig, vergeef mij, geen walk in the park. Wat is natuur nog in dit land? Vanuit onze verkavelingen gaat het langs steenwegen naar provinciale domeinen, stadsbosjes of tuincentra, veel wilder wordt het niet op een doorsnee zondagmiddag.

Geen plek is nog ongerept, en bovendien verlangen we naar de sensatie van survival, maar dan wel in een warme outdoor-regenjas. Langs een uitgetekend wandelpad met instagramwaardige uitzichten en aan het eind een koffiebar. Gaat het met de wandelboeken niet net zoals met al die kookboeken? Niet alle Ottolenghifans slaan werkelijk aan het kokkerellen met granaatappelpitten en hummus. Erover lezen, je in de verbeelding verliezen – dàt is eten en drinken.

Screensavers van mooie natuurlandschappen en foto’s van bossen en watervallen in de kantoorliften proberen je met hun surrogaatnatuur te verleiden tot betere prestaties.

En toch. Volgens de zogenaamde aandachthersteltheorie raken de zintuigen uitgeput van eenzijdige concentratie op intellectueel werk. De rustige aandacht die je tijdens een natuurwandeling ervaart, zou dat aandachtsniveau weer op peil brengen. Zonsondergangen, bloesems of wolkenformaties vereisen geen directe actie van onze aandacht (tenzij je bioloog of meteoroloog bent, of je je in de jungle bevindt). Ze geven dus rust. We kunnen een beetje rondkijken en genieten zonder dat we de informatie moeten negeren of actief verwerken, zoals schreeuwerige reclameboodschappen dat van ons vragen.

Het prettige neveneffect is dat we na een wandeling in de natuur een stuk beter presteren. Screensavers van mooie natuurlandschappen en foto’s van bossen en watervallen in de kantoorliften proberen je met hun surrogaatnatuur te verleiden tot betere prestaties.

Helaas voor de werkgevers heeft de wetenschap vastgesteld dat je voor optimale benefit toch écht naar buiten moet. Alleen dan ervaar je wat alle natuurschrijvers en -kunstenaars proberen uit te drukken en wat hen telkens weer ontsnapt. Zoals de onvolprezen Patricia De Martelaere een van haar geroemde essays besloot: ‘Een vleugje mystiek in de moderne natuurbeleving is ook best aardig.’