Waarom ik fan ben van Nachtwacht (en neen, niet het schilderij van Rembrandt)

Door Evelyne Coussens, op Fri Aug 29 2025 09:36:00 GMT+0000

Nachtwacht, de succesvolle Studio 100-serie waarin een elf, een weerwolf en een vampier duistere demonen terugsturen naar de onderwereld, brengt menig zevenjarige in vervoering. Maar ook de 45-jarige podiumcritica Evelyne Coussens tekent present wanneer in december 2025 de vierde langspeelfilm in de bioscoop komt. Omdat Nachtwacht een verdomd goed gemaakt cultuurproduct is, én omdat het haar troost in een wereld waarin de échte demonen niet eens meer maskers dragen.

Er zit een elf bij ons aan het ontbijt. Al wekenlang verschijnt ze aan tafel in het doorzichtig blauw-grijze elfenkleedje waarmee ze slaapt en dat ze koppig weigert in te ruilen voor een normale pyjama. Boven de cornflakes oreert ze Latijn – ‘Obliviscere! Lux!’ – en ze vertrekt niet naar school zonder haar diadeem met spitse oortjes. Haar echte naam mogen we niet gebruiken. Onze dochter is getransformeerd in Keelin, een van de drie hoofdpersonages uit de Studio 100-serie Nachtwacht, die tussen 2015 en 2020 liep op Ketnet en nu nog steeds te zien is op VRT MAX.

In Nachtwacht gaan Keelin (oorspronkelijk Céline Verbeeck, sinds 2023 Sophie Janssens), de weerwolf Wilko (Giovanni Kemper) en de vampier Vladimir (Louis Thyssen) de strijd aan met allerlei demonen die uit de onderwereld naar boven komen om het onschuldige dorpje Schemermeer te bedreigen. Keelin, Vlad en Wilko wonen in mensengedaante tussen de andere inwoners, die zich niet bewust zijn van hun dubbele rol. In confrontatie met de monsters transformeren ze, waardoor ze magische krachten krijgen en de demonen aan het eind van elke aflevering met de spreuk ‘Ad inferos!’ terugsturen naar de onderwereld. Nachtwacht is een van de meest succesvolle producten uit de Studio 100-stal en van de serie zijn een onuitputtelijke reeks afgeleiden gemaakt: van de voorspelbare merchandise (de populaire verkleedkleren en accessoires), over luisterverhalen, leesboekjes en stripverhalen, tot theatershows en bioscoopfilms. In december komt Het kristal van het kwaad uit, de vierde langspeelfilm.

Dat een zevenjarige in de ban is van Nachtwacht is wellicht nog enigszins aanvaardbaar, maar ook ik ben gecharmeerd, neen, geboeid, neen, gewoon oprecht in de ban. Wat bezielt me, welke demon heeft me in zijn greep?

Dat een zevenjarige in de ban is van Nachtwacht is wellicht nog enigszins aanvaardbaar, al kunnen andere Studio 100-producten als Mega Mindy of Piet Piraat haar vierkant gestolen worden. Maar het moet gezegd: na een lange winter waarin we elke avond samen één aflevering bekeken, ben ook ik gecharmeerd, neen, geboeid, neen, gewoon oprecht in de ban. Wat bezielt me, welke demon heeft me in zijn greep?

Herkenbare vreemdheid

Om te beginnen een disclaimer: dit is geen doorzichtige poging tot ontsnobbing van mezelf. Het is tegenwoordig natuurlijk erg cool om guilty pleasures te hebben. Hoogopgeleiden bekennen zich sinds het vermeende verdwijnen van ‘hoge’ en ‘lage cultuur’ en masse tot schlagerfestivals, bezoeken (witte) ‘volkscafés’ en bespreken aan de koffiemachine de laatste ontwikkelingen in Familie. Tegelijkertijd knipoogt de ironie steeds vetjes mee, en schuilt in dat benoemen van guilty pleasures ook onmiskenbaar de notie van schuld – zo gemakkelijk gaat dat uitwissen van culturele verschillen blijkbaar ook weer niet. (Nog los van het feit dat de toenadering ook slechts in één richting gebeurt, van ‘hoog’ naar ‘laag’, maar soit.) Deze lofzang op Nachtwacht is echter geen oprisping van anti-elitaire zelfprofilering. Ik vind de serie écht goed. En dan in de eerste plaats: goed gemaakt.

Zo bevindt Nachtwacht zich bijvoorbeeld op een aantrekkelijk kruispunt van rijke (westerse) culturele referenties. Het dorpje Schemermeer is een mengeling van een oude, agrarische wereld en een hedendaagse. Op de vierkantshoeve waar de serie werd gefilmd lijkt de tijd te zijn blijven stilstaan ergens in de jaren 1950 – de bewoners dragen katoenen broeken en hemden, kleurrijke jurken en ze beoefenen oude ambachten. De wat vreemde outfits van de drie hoofdpersonages – een lange cape voor de vampier, de blauw-grijze jurk van de elf, de jongensachtige hemdjes van de weerwolf – vallen te midden van deze weinig moderne kostumering niet erg op. De herberg (niet: het café) is de centrale verzamelplaats, het ‘politiekantoor’ is een piepklein huisje met één bijna schattige cel met tralies. Regelmatig zijn er dorpse dansfeesten en in een van de afleveringen dreigen de drie helden naar goede middeleeuwse traditie op de brandstapel te worden gezet. Tegelijkertijd scheurt de plaatselijke arm der wet Cooper (Peter Van De Velde) rond in een Jeep, nieuw model (goede productplacement), en bellen de elf, de weerwolf en de vampier elkaar, alle magische krachten ten spijt, vooral met hun smartphone.

Dezelfde herkenbare ‘vreemdheid’ geldt voor de demonen, die vaak teruggaan op mythologische wezens uit de antieke verhaaltraditie: de Gorgo, Medusa, Cerberus, de dryade, de cycloop. In taal refereert Nachtwacht zowel aan de antieke traditie –- met spreuken van zuiver of verbasterd Latijn –- als aan een heidense elfentaal.

Geen aliens hier, geen robots, geen futuristische, machinale of technologische uitdagers – voor haar ‘vijanden’ grijpt Nachtwacht resoluut terug naar een gekend reservoir van de in de westerse cultuur diep verankerde schrikbeelden.

Maar er zijn ook christelijke referenties: Lucifer, de Ruiter van de Apocalyps. Geen aliens hier, geen robots, geen futuristische, machinale of technologische uitdagers – voor haar ‘vijanden’ grijpt Nachtwacht resoluut terug naar een gekend reservoir van de in de westerse cultuur diep verankerde schrikbeelden. Ze zijn eng, o jazeker, maar niet onbekend. Dat geldt nog het meest voor de demonen waaraan een freudiaanse toets zit: zij nemen het lichaam van mensen over, waardoor ze the enemy within worden – het kwaad in ieder van ons. Ook het vertrouwde wordt zo het vreemde.

Setting, kostumering en personagevorming zitten, kortom, op de wip tussen vreemd en vertrouwd, of toch voor een hoogopgeleid, westers publiek dat de culturele referenties herkent. Voor élk publiek herkenbaar is de geijkte verhaalopbouw van de afleveringen. De basisdramaturgie, mede bepaald door de beperkte tijd van een aflevering, is schematisch: steeds hetzelfde stramien van ontdekking van het kwaad en spanning door de schijnbare overwinning van het kwaad, tot de drie vrienden met hun slimheid, moed en samenwerking erin slagen de hopeloze situatie te keren. Goed overwint kwaad, zonder uitzondering – Nachtwacht doorbreekt in geen enkele aflevering de veilige voorspelbaarheid van dat contract met de (jonge) kijker.

Propere high fantasy

Van dichtbij bezien is Nachtwacht daarmee natuurlijk een gekuiste kinderversie van high fantasy als Game of Thrones en Lord of the Rings, waar eveneens een hoop westers-middeleeuwse en christelijke connotaties aan vastzitten. Gekuist, want in Nachtwacht komt geen expliciet geweld voor, geen seks ook – tussen de twee mannelijke en de vrouwelijke hoofdfiguur is geen zweem van romantische spanning; de basis van hun verbond is een diepe, kuise vriendschap en een onbreekbaar vertrouwen. Dit zijn de waarden waarmee Nachtwacht inhaakt op de belevingswereld van zevenjarigen: trouw, moed, solidariteit, samenwerking en vriendschap. Religieuze ideologie, zoals (onderliggend) in C.S. Lewis’ fantasyklassieker The Chronicles of Narnia (waarin het hoofdpersonage, de leeuw Aslan, te interpreteren valt als Christus) ontbreekt.

Wat nog ontbreekt: de ambiguïteit tussen goed en kwaad die in de volwassen versies van high fantasy de personageontwikkeling zo boeiend maakt – denk aan de geweldige Tyrion Lannister in het eerste seizoen van Game of Thrones, een personage dat zich beurtelings aan de goede en slechte zijde van het kwaad bevindt, of de morele beproevingen van de jonge Frodo die in de ban raakt van de Ring. Als fantasy een morele gids voor volwassenwording is, dan wordt deze mentale reis bij Keelin, Wilko en Vladimir slechts minimaal aangegaan. Ze hebben weliswaar elk hun lastige karaktertrekken (Wilko is opvliegend, Vlad een betweter …) maar hun ziel wordt nooit écht op de proef gesteld.

Klinkt niet echt uitdagend dus, en al zeker niet voor een volwassen kijkkader. Maar voor het beoogde doelpubliek is het precies uitdagend genoeg. Tolkien zei al dat fantasy staat of valt bij de gratie van haar geloofwaardigheid – bij het evenwicht tussen realistisch en fantastisch, herkenbaar en vervreemdend. De unique selling proposition van Nachtwacht is net dat het zich voor jonge kinderen perfect aan die balans houdt. Het beste voorbeeld daarvan is de vormgeving van de demonen, die soms zo knullig is dat je de kostuumontwerpers ervan zou verdenken het opzettelijk te doen. Op een enkele uitzondering na, waar de demon wordt vormgegeven met een computergestuurd beeld, zijn de slechte wezens herkenbare mensen/acteurs, met een pak aan, een masker op, vervormd door zware grime. Ze zijn menselijk en niet-menselijk tegelijk. Ze zijn een beetje eng en ook een beetje belachelijk, zoals ze daar staan te grommen en blazen als hellehonden of heksen, terwijl de mens onder de vermomming duidelijk herkenbaar blijft.

En toch durfde onze dochter aanvankelijk enkel door de spleetjes van haar vingers te piepen wanneer er een demon ten tonele verscheen. Studio 100 kent zijn publiek en de zeden van de tijd zeer goed – een beetje spanning trekt aan, maar wanneer een serie te eng wordt, haken kinderen (en beschermende ouders) snel af. Om de vakkundigheid en de intelligentie waarmee Nachtwacht is vormgegeven, kan ik het bedrijf alleen maar bewonderen.

Wees niet bang

Blijft de vraag waarom ik, als volwassene, er ook echt van geniet. Een eerste antwoord is puur persoonlijk. Ik word vanuit een sterke psychoanalytische interesse enorm aangetrokken door de idee van een ‘onderwereld’, waar dingen zich roeren en zich een weg banen naar de buiten- en bovenwereld. In een samenleving waarin, zoals de Zuid-Koreaanse filosoof Byung Chul-Han schrijft, alles bekend, bereikbaar en transparant is, vind ik het appel van zo’n onderwereld onweerstaanbaar, zoveel spannender dan piratenavonturen of misdaadbestrijding door een megameisje. De engste demonen uit Nachtwacht zijn voor mij dan ook niet degenen in de groteske kostuums, maar de wezens die bezit nemen van de mensen zelf: niets zo eng als het denkbeeld dat het monster zich schuilhoudt in jezelf.

Dat ik vatbaar ben voor nostalgisch denken, heeft te maken met het feit dat ik tegenwoordig diep vanbinnen zowat continu doodsbang ben.

Het standaardantwoord op de vraag naar het succes van fantasy (ook voor volwassenen) luidt natuurlijk: escapisme. We willen weg van het hier en nu. Tegelijkertijd willen we niet té ver weg, niet in de ruimte en niet in de tijd: Nachtwacht (en fantasy in het algemeen) voert ons in tegenstelling tot sciencefiction niet vooruit maar terug, naar vertrouwde contexten die in ons collectieve (westerse) geheugen besloten liggen. In zijn meest (ook politiek) benepen vertaling: we willen terug naar een geïdealiseerde ‘goede oude’ tijd (al kan je de middeleeuwen bezwaarlijk een aantrekkelijk tijdskader noemen, maar daar gaat de romantiek van het verlangen aan voorbij). Ik ben absoluut vatbaar voor dat soort nostalgisch denken, geloof ik.

Dat ik dat ben, heeft te maken met het feit dat ik tegenwoordig diep vanbinnen zowat continu doodsbang ben, en niet voor de eenogige cycloop of de verleidelijke sirene, maar voor de Man met de Kuif, de Psychopaat in de Tesla of Bibi met de Bommen. Als de geloofwaardigheid van fantasy boogt op zijn realisme, dan gaat de realiteit vandaag elke verbeelding te buiten. De demonen dragen geen maskers maar petjes met slogans, en ze zijn niet met een simpel ‘Ad inferos!’ naar de onderwereld te bannen. Dus zwelg ik maar in elke aflevering van Nachtwacht, waar transgressie nooit écht transgressief is, en agressie nooit écht agressief.

Is het normaal dat ik als 45-jarige vrouw ga huilen wanneer een vampier een liedje zingt? ‘Wees niet bang / Wees niet bang / Want de Nachtwacht redt de hele wereld van de ondergang.’

Was dát maar waar.