Waar is cultuur in de campagne? Wij bekeken de partijprogramma’s

Door Gilles Michiels, op Tue May 21 2019 17:00:00 GMT+0000

Als cultuur al schitterde in de verkiezingscampagne, was het door afwezigheid. Welke voorstellen toveren de Vlaamse partijen juist tevoorschijn richting 26 mei? Rekto:verso grasduint samen met kunstkritiekcollectief De Zendelingen in hun programma’s naar frisse ideeën. Zodat u weet wat u rond cultuur mag verwachten, als u zondag in het hokje staat.

‘U zal niet of nooit, ook niet bij enkele wat meer diepgaande interviews, één jota over cultuur vinden.’ Groen-coryfee Bart Caron en VUB-professor Guy Redig stellen het op Knack.be vast met grote ontgoocheling.

Met de recente publicatie van hun boek Vanop de frontlijn moeten de twee éminences grises zowat de enigen zijn die cultuur op de verkiezingsagenda hebben gezet.

Gatz’ beleid was betrokken en stimuleerde cultureel ondernemen, maar zal ook herinnerd worden om de vele besparingen en enkele aanslepende dossiers.

Hun observatie ligt in de lijn van wat iedereen wel aanvoelt: cultuur is geen speerpunt voor stemkanonnen, wordt door geen enkele partij geclaimd als ministerpost en blijkt dus zelden een goedbedeeld kind bij de begrotingsronde. Tijdens een regeringsvorming wordt cultuur er bijgefoefeld, verwoordde Kaaitheater-directeur Guy Gypens dat in 2011 bij rekto:verso, doelend op de late benoeming van Joke Schauvliege (CD&V) tot cultuurminister.

Zijn gesprekspartner was ironisch genoeg haar opvolger Sven Gatz (Open Vld), die drie jaar later zelf werd opgevist om na het afsluiten van het regeerakkoord de Vlaamse equipe te vervoegen.

Gatz’ beleid was betrokken en stimuleerde cultureel ondernemen, maar zal ook herinnerd worden om de vele besparingen en enkele aanslepende dossiers, zoals de zaak-Toporovski (valse schilderijen in het MSK) en zijn geremde plan voor de digitalisering van het radiolandschap.

Onduidelijk is vooralsnog de impact van Gatz’ meest ingrijpende beleidsdaad: de afschaffing van de provinciale bevoegdheden voor cultuur. De centen van de provincies (84,5 miljoen euro) werden overgeheveld naar Vlaanderen of gedropt bij de gemeenten, die nu zelf kunnen beslissen of ze die spenderen aan hun cultuurcentrum of pakweg een nieuw voetbalveld. Voorlopig blijft de schade beperkt, al verdient het verdere verloop een grondige monitoring.

Cultuur wordt in de partijprogramma’s doorgaans behandeld met vage termen als ‘stimuleren’ en ‘ondersteunen’.

Om het gat tussen Vlaanderen en de autonome gemeenten te dichten, schreef Gatz een bovenlokaal decreet uit, dat regionale en transversale samenwerkingen (bvb. met onderwijs of welzijn) moet stimuleren. Overhaast rommeldecreet volgens de één, hoopvol instrument volgens de ander: de toekomst zal de meerwaarde van Gatz’ hervorming uitwijzen.

Van die toekomst geven de partijprogramma’s ons alvast een eerste glimp. Cultuur wordt er doorgaans in behandeld met vage termen als ‘stimuleren’ en ‘ondersteunen’, maar tussen de gemeenplaatsen door lezen we toch ook duidelijke prioriteiten. Wat mogen we verwachten van de volgende Minister van Cultuur?

De Zendelingen, een netwerk voor reflectie en kritiek, liet elke partij in korte filmpjes zeven prioriteiten uitspreken. Dit artikel plaatst die plannen in perspectief met kritische duiding. Wat blijken de grote werven voor morgen? En waar liggen tussen partijen de voornaamste verschillen?

Cultuur onder de kaasschaaf

Eerst de huidige situatie. Alle goede intenties ten spijt, moest Gatz de laatste vijf jaar roeien met kortere riemen. Van ‘Snoeien om te bloeien’, de lijfspreuk van de regering-Bourgeois II, bleek cultuur één van de grootste slachtoffers. In totaal bedraagt het budget (behalve enkele infrastructuurwerken) nu 1,12% van de Vlaamse begroting of zo’n 517 miljoen euro.

Wie de gezondheidsindex in rekening neemt, leert dat het cultuurbudget in het laatste decennium met 43,6 miljoen euro is gedaald.

In absolute cijfers ligt dat bedrag hoger dan de 220 miljoen van Luc Martens (CD&V) in 1999 of de 472 miljoen van Bert Anciaux (sp.a) in 2009. Wie echter, zoals Caron en Redig, de gezondheidsindex in rekening neemt en dus de bedragen omzet naar hun actuele waarde, leert dat het cultuurbudget in het laatste decennium met 43,6 miljoen euro is gedaald. Die terugval vindt zijn oorsprong vooral in de grote besparing die Gatz moest doorvoeren bij zijn aantreden in 2014, want vanaf 2016 kende het budget een kleine heropleving.

Nog steeds te weinig, zegt oKo (overleg Kunstenorganisaties) in zijn recente memorandum, want de besparingen hebben de sector te veel onder druk gezet. ‘Wat kunstenbeleid betreft excelleert Vlaanderen intussen niet meer. Als we niet willen dat onze kunsten verder inboeten op performantie, bereik en draagkracht, is er dringend nood aan een herstelinvestering en vervolgens een optimalisatie van het budget met 25% voor nieuwe initiatieven.’

Vanop de frontlijn (Caron & Redig, p. 90)

Tax shelter: uitbreiden of bijsturen?

Mag de sector daarop hopen? Zijn partijfilosofie getrouw poogde Gatz de slinkende staatssteun te counteren met private middelen, een krachtlijn die het meest wordt belichaamd door de tax shelter. Dat systeem bestond sinds 2003 al voor de audiovisuele sector, maar Gatz introduceerde het in 2016 ook binnen de podiumkunsten. Dat resulteerde vorig jaar alvast in 325 aanvragen, goed voor een geschatte bruto investering van bijna 43 miljoen euro.

Als het van Open Vld en N-VA afhangt, wordt de samenwerking tussen cultuurwereld, particulieren en privéondernemers de komende vijf jaar alleen maar versterkt. Concreet willen de liberalen een geefwet introduceren om het klimaat rond giften te verbeteren en de tax shelter uitbreiden naar alle muzieksectoren, de beeldende kunsten en erfgoed. N-VA denkt aan de gamesector.

Waar Open Vld en N-VA hun aandacht vooral richten op infrastructuurwerken, grote instellingen en internationalisering, geeft links meer ademruimte aan kleinere spelers.

CD&V bepleit dan weer de oprichting van een onafhankelijk aanvullend fonds, dat privaat-publieke samenwerking moet vergemakkelijken en extra middelen uit de markt wil halen. Zoals ook sp.a en oKo vinden de christendemocraten dat de non-profitsector daarnaast, net als bedrijven, een beroep moet kunnen doen op de Vlaamse ondersteuning voor innovatie en ondernemerschap.

De linkerkant van het sociaaleconomische spectrum plaatst kritische kanttekeningen bij de privatisering (of soms ‘vermarkting’) van de kunsten. Volgens Groen zorgt de tax shelter ervoor dat de overheid belastingsinkomsten verliest: het systeem zou als alternatieve financiering verkocht worden, maar is in essentie een opbrengstsysteem voor investeerders. Op die manier wordt staatsgeld uitgegeven zonder kwaliteitscriteria, stellen Caron en Redig, en dat geld gaat zelden naar risicoproducties.

PVDA, sp.a en Groen streven daarom naar een bijsturing van het systeem. ‘Het zou logisch zijn om de gederfde belastingsinkomsten, veroorzaakt door de tax shelter, als subsidies toe te kennen, na een kwalitatieve beoordeling’, aldus Groen. Geen enkele partij pleit voor de afschaffing van de tax shelter.

Een eerlijke betaling voor kunstenaars?

Waar Open Vld en N-VA hun aandacht vooral richten op infrastructuurwerken, grote instellingen en internationalisering, geeft links meer ademruimte aan kleinere spelers (jonge kunstenaars, bottom-up praktijken, educatie, maar ook kwaliteitsboekhandels, arthousecinema’s en experimenteel werk).

Groen wil vernieuwing waarborgen door 10% van het budget uit te trekken voor projectsubsidies. Ook CD&V benadrukt het belang van ‘zaaigeld’, maar komt – zoals vaker in zijn cultuurprogramma – niet tot concrete maatregelen. Open Vld bepleit meer middelen voor individuele kunstenaars, zonder verdere explicitering.

Zo lijkt vooral de linkse kant gevoelig voor de precariteit van kunstenaars en cultuurwerkers, een problematiek die Gaea Schoeters en Annelies Van Parys recent hebben aangekaart in een open brief aan de toekomstige Minister van Cultuur.

Er blijkt een groeiend politiek draagvlak om de instabiele sociaal-economische positie van de kunstenaar actief te verbeteren.

Groen streeft naar eerlijke vergoedingen en wil het sociaal statuut van kunstenaars verbeteren. Eenzelfde geluid is te horen bij PVDA, dat een eind wil maken aan het stukloon en ook denkt aan de rechten van vrouwen, flexwerkers en vrijwilligers. Volgens de partij moet fair practice, met ook aandacht voor diversiteit, transparantie en duurzaamheid, een verplichting worden bij de toekenning van subsidies.

Ook sp.a ziet een ongezonde cocktail van dalende middelen, competitiviteit en ‘flexwerk dat in praktijk lage inkomens betekent’. De ‘systeemomslag’ die de partij vooropstelt, moet cultuurwerk duurzaam ondersteunen, onder meer door concrete engagementen te verbinden aan subsidie-aanvragen. Wellicht mede dankzij het inkomensonderzoek Loont passie? groeit dus het politieke draagvlak om de instabiele sociaal-economische positie van de kunstenaar actief te verbeteren.

Schaduwkabinet

Een ander heikel punt is participatie. Het dominante culturele landschap onderwaardeert de meerderheid van de bevolking, stelde Engagement afgelopen week nog. De kunstenaarsorganisatie, die ongelijkheid in de kunsten tegengaat, constateerde dat de Vlaamse cultuur nog steeds wordt vormgegeven door ‘een cisgender, heteronormatief, valide, wit, hogeropgeleid, patriarchaal perspectief’.

Engagement bekeek 203 besturen van de 216 structureel gesubsidieerde kunstorganisaties. Uit cijfers van 2017 blijkt dat ongeveer 80% van de organisaties een mannelijke voorzitter heeft, en dat 71% van de besturen meer mannen dan vrouwen telt.

Kan een vernieuwd Cultuurpact zorgen voor een betere weerspiegeling van zowel de etnisch-culturele als de filosofische diversiteit van de bevolking?

Om de genderbalans en de ondervertegenwoordiging van minderheden aan te pakken, stelt Engagement twee maatregelen voor: het inzetten van quota en de oprichting van een Schaduwkabinet, waarbij mensen uit minderheden samen met de Minister van Cultuur de blinde vlekken in het cultuurveld bestrijden. Wie krijgt deze voorstellen in het regeerakkoord?

Het vernieuwde Cultuurpact dat Caron en Redig vooropstellen, zet de grootste stap in die richting. Vanop de frontlijn breekt een lans om het pact uit 1973 met zijn verzuilde logica te openen voor hedendaagse maatschappelijke evoluties. Een soortgelijke update van het Cultuurpact – een van de zeldzame resterende federale cultuurkwesties – is opgenomen in de verkiezingsprogramma’s van Groen en CD&V.

Het nieuwe pact moet er volgens Caron en Redig voor zorgen dat zowel de etnisch-culturele als de filosofische diversiteit van de bevolking weerspiegeld wordt in bestuursorganen, adviesorganen, personeelsgroepen en op de podia van culturele huizen. ‘Het pact moet daarnaast de politisering van besturen in openbare culturele instellingen vervangen door adequaat medebeheer van echte gebruikers. En ten slotte, het zou het ook een krachtig instrument moeten zijn voor actieve culturele democratie, eentje dat participatie echt bevordert.’

Weg met de bibliotheek?

Ook in het publiek blijven immers een aantal groepen ondervertegenwoordigd. De voorbije legislaturen is de overheid er slechts half in geslaagd om bestaande etnisch-culturele en sociaal-economische drempels te verlagen. Denk aan het Participatiedecreet onder Bert Anciaux, die uiteenlopende groepen bij het cultuuraanbod wilde krijgen, maar ook de UiTPAS van Joke Schauvliege, een spaar- en voordeelkaart voor vrijetijdsactiviteiten.

Die pas toont alvast gematigd positieve resultaten en ook enig drempelverlagend en participatieverhogend effect voor kansengroepen. Nu streven de partijen naar een volledige uitrol over Vlaanderen (CD&V en sp.a) en een breder aanbod (PVDA, dat ook gratis cultuurpassen aan jongeren wil aanbieden). Vlaams Belang wil graag extra abonnementsformules, zoals een uitbreiding van de huidige Museumpas naar andere kunsten, maar denkt ook aan boekencheques en bibliotheekbussen om cultuur dichter bij het volk te krijgen.

Participatie is dan ook vooral een lokaal verhaal, maar voor veel plaatselijke cultuurspelers blijft het koffiedik kijken of ze hun centen zullen behouden. Zo kan de gemeente sinds 2016 autonoom beslissen over het voorbestaan van zijn (sinds 1978 verplichte) bibliotheek – wat niet meteen tot afschaffingen heeft geleid, maar wel al tot bezuinigingen her en der.

Vlaams Belang denkt aan boekencheques en bibliotheekbussen om cultuur dichter bij het volk te krijgen.

Ook het brede sociaal-cultureel werk (bvb. amateurkunsten, lokaal cultuurbeleid in Brussel en de Vlaamse Rand, participatie, sociaal-cultureel volwassenenwerk) moest de laatste jaren forse klappen incasseren. Gatz beëindigt zijn ambtstermijn met een flinke daling van de middelen ten opzichte van 2014, al kondigt Open Vld in zijn programma een inhaalbeweging aan.

Hoe dat manoeuvre er concreet kan uitzien, lees je vooral in de programma’s van PVDA, sp.a en Groen. PVDA wil naar Nederlands model cultuurscouts inzetten in stadswijken en cultuurcoördinators in scholen en pleit voor gratis deeltijds kunstonderwijs tot 18 jaar. Idem voor sp.a, dat een prioriteit maakt van de opwaardering van het deeltijds kunstonderwijs, het sociaal-artistiek werk, cultuureducatie en de amateurkunsten.

Groen wil de effecten van Gatz’ bovenlokale ommezwaai grondig screenen, met bijzondere aandacht voor kansengroepen en intergemeentelijke samenwerkingen zonder extra bezuinigingen. De drie partijen garanderen tenslotte één bib per gemeente, als plaats van ontmoeting en digitale en (media)geletterdheid.

Diezelfde ambitie mag je in principe van CD&V verwachten, dat inzet op taalvaardigheid, leesbevordering en samenwerking met scholen. Bij De Zendelingen vermeldt ook N-VA leesbevordering bij zijn zeven prioriteiten, al rept het daarover met geen woord in zijn programma.

Dure Vlaamse Meesters

Nochtans lijkt de promotie van alles wat Vlaams is en Nederlands spreekt hét culturele speerpunt van de Vlaams-nationalisten. Zo ziet N-VA de VRT als hefboom om een gemeenschappelijke identiteit en cultuur te promoten en ijvert ze voor een systeem om Vlaams meesterschap officieel te erkennen.

Het opvallendst zijn de plannen van N-VA voor een gloednieuw museum en belevingscentrum voor de Vlaamse geschiedenis, burgerschap en cultuur. Die circuleren ook bij Vlaams Belang, dat cultuur centraal stelt in haar identiteitsdiscours en zelfs een Vlaams-Europese leidcultuur als enige publieke cultuur in de Vlaamse Grondwet wil laten inschrijven.

Het opvallendst zijn de plannen van N-VA voor een gloednieuw museum en belevingscentrum voor de Vlaamse geschiedenis, burgerschap en cultuur.

Daarom is het extra opvallend hoe het engagement van Vlaams Belang voor de kunsten beperkt is tot enkele regels aan het slot van haar programma. Dat valt wellicht te verklaren door het uitgesproken wantrouwen van de partij tegenover ‘een zelfverklaarde cultuurelite, die zich bezighoudt met experimentele projecten waar slechts zijzelf in geïnteresseerd is’.

Vlaams Belang is ook de enige partij die de financiële ondersteuning van culturele initiatieven expliciet afstemt op meetbare doelstellingen, zoals het aantal bezoekers: ‘Elke geïnvesteerde euro in cultuur moet direct of indirect een maatschappelijke meerwaarde creëren. Die kan ook liggen binnen domeinen als educatie, sociale cohesie, recreatie of toerisme.’ Alleen: hoe en door wie wordt die meerwaarde bepaald?

Bij deze return on investment loert het gevaar van instrumentalisering om de hoek. Cultuur dreigt dan geen ondersteuning te krijgen om zijn intrinsieke waarde, maar wordt gerecupereerd voor een politieke agenda via bijvoorbeeld ‘regiobranding’ en ‘imagovorming’, begrippen die bijvoorbeeld opduiken in het programma van N-VA. Die prioriteiten vallen ook te lezen in het sterk versnipperde internationale cultuurbeleid, stelde Lieven Van den Weghe in Etcetera vast.

Sp.a vraagt om een masterplan voor vrijetijdsinfrastructuur, dat tegen 2040 het tekort aan kwalitatieve ruimtes voor vrije tijd moet wegwerken.

Voor Sven Gatz mag dan wel de autonomie van de sector primeren, zijn beschikbare budget voor presentatiebeleid en doorbraaktrajecten in het buitenland (een half miljoen per jaar) steekt schril af tegen het gemiddelde van twee miljoen dat Toerisme Vlaanderen elk jaar voor de Vlaamse Meesters veil heeft.

CD&V, Open Vld en N-VA noemen de steun aan onze kunstenaars in het buitenland dan wel bij hun zeven prioriteiten, maar de vraag is in hoeverre daarbij ruimte is voor inspanningen die verder gaan dan het uitdragen van de ‘creatieve, dynamische regio’ die Vlaanderen is. Let op het verschil in focus tussen ‘Vlaanderen promoten in het buitenland’ (N-VA) en ‘toptalenten ondersteunen’ (CD&V).

Verweesde kinderen

Zeker N-VA lijkt, meer dan aan vernieuwing, de voorkeur te geven aan internationalisering, infrastructuur en erfgoed.

Het klopt dat op die domeinen een inhaalbeweging nodig is: in 2019 kende het cultureel erfgoed pas voor het eerst in tien jaar tijd een ernstige stijging van het budget, en dat voor een sector die amper twee decennia geleden werd ontdekt. N-VA en Open Vld willen die inhaalbeweging verder honoreren door extra te investeren in musea en grootschalige infrastructuurwerken.

De volgende legislatuur staan immers werken aan het KMSKA, het M HKA, het Kaaitheater, het Gentse operagebouw en de Bourlaschouwburg gepland. Ook de wachtlijst met restauratie- en erfgoedpremiedossiers wil N-VA wegwerken, al rekent ze voor de restauratie van sites wel op privéfinanciering en crowdfunding.

PVDA wil dat de overheid een centrale digitale bibliotheek uitbouwt om de culturele en wetenschappelijke instellingen en organisaties in een netwerk aan elkaar te koppelen.

De uitdagingen in de erfgoedsector zijn voor de overheid dus niet mals. Groen kaart in zijn programma het beperkte maatschappelijke draagvlak voor cultureel erfgoed aan. De partij heeft als voorvechter van duurzaamheid de compleetste visie ontwikkeld, die niet alleen de bescherming van onroerend erfgoed en de herbestemming en hedendaagse functionaliteit van oude gebouwen in rekening neemt, maar ook een open visie toont op Vlaams erfgoed, met daarin plaats voor migratie-erfgoed.

Volgens CD&V heeft het huidige beleid ook een visie nodig om de versnippering tussen onroerend en roerend erfgoed weg te werken. Sp.a vraagt dan weer om een masterplan voor vrijetijdsinfrastructuur, dat tegen 2040 het tekort aan kwalitatieve ruimtes voor vrije tijd moet wegwerken. Om daarbij de kunstenorganisaties niet te schaden, moet – dixit oKo – het onderscheid tussen artistieke werkingsmiddelen en middelen voor infrastructuur transparanter.

Een andere prioriteit voor erfgoed ligt volgens Groen, CD&V en PVDA in de digitale langetermijnbewaring van collecties. In 2017 was slechts 24% van de Vlaamse erfgoedcollecties gedigitaliseerd, bovendien in wisselende kwaliteit. Gatz hoopt die achterstand weg te werken met het nieuwe Cultureel Erfgoeddecreet dat onlangs ingang vond, maar de volgende jaren zijn extra maatregelen nodig.

N-VA en CD&V beloven de wetenschappelijke federale instellingen extra middelen om zelf een ambitieus groeiplan uit te werken.

PVDA wijt het ontbreken van een centraal actieplan aan wanorde tussen de verschillende beleidsniveaus, die ‘de zaken overlaat aan het toeval en de privé’. De partij wil dat de overheid een centrale digitale bibliotheek uitbouwt om de culturele en wetenschappelijke instellingen en organisaties in een netwerk aan elkaar te koppelen. Daarin staat PVDA lijnrecht tegenover Vlaams Belang, dat private erfgoedstichtingen naar Brits voorbeeld wil.

N-VA en CD&V benadrukken vooral de autonomie van de wetenschappelijke federale instellingen en beloven hen extra middelen om zelf een ambitieus groeiplan uit te werken. Maar waren zij niet juist de partijen die in 2014 vanuit de Belgische regering mee tekenden voor besparingen tot 20% op die federale instellingen? ‘Het zijn zowat de verweesde kinderen van het cultuurbeleid’, zegt Groen, dat die tendens wil tegengaan.

Bij de groenen en de liberalen klinkt overigens het belangrijkste voorstel voor musea. De twee partijen denken eraan een staatsverzekering voor de bruiklenen van kunstwerken in te voeren. Op die manier zouden de Vlaamse musea de hoge verzekeringskosten kunnen drukken, met vergrote kansen op internationale tentoonstellingen tot gevolg. Vandaag is België één van de drie Europese lidstaten zonder zo’n regeling, wat onze erfgoedsector miljoenen zou kosten.

Bruto nationaal geluk

Samengevat: veel werk aan de winkel. Veel voorstellen ook, die vragen om veel geld. Om dat af te dwingen, is niet alleen de goodwill van een minister nodig, maar de steun van een hele regering. Heeft Gatz’ transversale logica ook daar al ingang gevonden? Als de culturele middelen willen stijgen met 200 miljoen euro (PVDA) of tot 2% van het regeringsbudget (sp.a en Groen), zal dat nodig zijn.

Het wordt tijd dat we publieke financiering van cultuur beschouwen als een investering, stelt de adviesraad SARC daarover. Dat woord klinkt dikwijls om overheidssteun van andere sectoren te duiden, maar je hoort het zelden over cultuur.

PVDA wil de culturele middelen doen stijgen met 200 miljoen, terwijl sp.a en Groen pleiten voor een groei tot 2% van het regeringsbudget.

Caron en Redig formuleren in Vanop de frontlijn daarom de hypothese van veelbelovendheid, die de waarde van cultuur niet toetst aan meetbare criteria of kunst verantwoordt als behoeder van een ‘bruto nationaal geluk’, maar vraagt om een overheid die a priori gelooft ‘dat deze culturele, educatieve en ook wel verzorgende praktijken in zich een rijke – zelfs unieke – potentie dragen, die stevig en cruciaal bijdraagt tot het welzijn en de welvaart van mensen en hun gemeenschappen.’

Als de volgende regering dat potentieel naar waarde schat, boetseert ze cultuur niet naar het gezicht van deze campagne, als het ondergeschoven kindje, maar erkent ze haar kritische en maatschappelijke meerwaarde in woorden, daden en middelen. Benieuwd dus naar maandag 27 mei, en de vijf lange jaren die erop zullen volgen.