Vreemde vogels, sterke verhalen

Door Thijs Lijster, op Sun Sep 24 2017 22:00:00 GMT+0000

Eén probleem van onze tijd heet al vele jaren ‘het einde van de grote verhalen’, met dank aan het postmodernisme. Is elk groter ideologisch streven sindsdien per definitie passé, terwijl deze tijd juist zoveel nood lijkt te hebben aan richting? Hoe die impasse te doorbreken? Zoals al kort aangezet in mijn essaybundel De grote vlucht inwaarts, geloof ik in ‘sterke verhalen’. Wat is precies een sterk verhaal?

Laat ik beginnen met twee afbeeldingen, die allebei iets te maken hebben met het postmodernisme en met vogels. De eerste is een still uit Alfred Hitchcocks klassieker The Birds (1963). We zien de scène waarin de vogels een pompstation in het dorpje aan de Bodega Bay aanvallen, meerdere slachtoffers maken en uiteindelijk een gigantische explosie veroorzaken. Na snelle close-upshots van paniek en chaos op de grond, schakelt Hitchcock over naar een wijds en lang shot hoog vanuit de lucht, in stilte neerkijkend op het gebeuren en de brand daar beneden.

Plotseling wordt dit beeld echter ‘verstoord’ door een meeuw die van de zijkant ons blikveld binnen vliegt. Er volgt nog een vogel, daarna nog een en nog een, tot de kijker zich te midden van de zwerm bevindt en zich realiseert dat zijn vermeende standpunt van buitenaf eigenlijk het perspectief van een van de vogels is.

Hedendaagse mondiale kwesties dwingen ons om groot te denken, maar dat heeft het postmodernisme ons nu juist afgeleerd.

Een vogelperspectief weliswaar, maar geen neutrale en afstandelijke blik, veeleer de blik van de dader. Volgens filosoof Slavoj Žižek, die deze scène analyseerde in de filmdocumentaire The Pervert’s Guide to Cinema (2006), toont Hitchcock ons zo dat er geen ‘big Other’ is, in lacaniaans jargon: geen afstandelijk totaalstandpunt van waaruit we de geschiedenis en de mensheid kunnen beschouwen en van eenduidige betekenis voorzien. Er zijn alleen subjectieve (vogel)perspectieven, deel van het geheel.

De tweede vogel is een foto uit de serie Midway – Message from the Gyre (2009–2013) van de Amerikaanse kunstenaar Chris Jordan. Jordan maakte de foto op de Midway Atoll, een eilandengroep midden in de Stille Oceaan waar jaarlijks een grote kolonie albatrossen broedt. De laatste jaren slinkt de kolonie echter aanzienlijk: talloze kuikens komen om van de honger, omdat de ouders hen stukjes afval voeren uit de gigantische plastic soup die in de oceaan om het eiland drijft.

De foto van Jordan is als een monade, een wereld in het klein: in één enkel beeld toont hij ons de verreikende gevolgen van hoe de mensheid de planeet bestiert (of liever: verstiert). De troep die wij zo achteloos aanschaffen en even gemakkelijk weer weggooien, duikt zelfs weer op op duizenden kilometers afstand van de bewoonde wereld. Zoals Hegel in Napoleon de wereldgeest te paard zag, zo zien we hier andermaal de wereldgeest, rottend op het strand met een maag vol plastic.

Samen confronteren deze vogels ons met het volgende probleem. Enerzijds dwingen hedendaagse mondiale kwesties ons om groot te denken. De albatros van Jordan laat ons zien hoe alles zo met alles verweven is in de geglobaliseerde wereld, dat traditionele onderscheidingen tussen natuur en cultuur, of tussen politieke, economische en ecologische crises, aan betekenis verliezen. Onze ideeën over het goede leven of over de rechtvaardige samenleving hangen onmiddellijk samen met de leefbaarheid van onze planeet.

De ‘kleine’ verhalen die in de nasleep van het postmodernisme ontstonden, volstaan om verschillende redenen niet.

Anderzijds heeft het postmodernisme ons nu juist afgeleerd om zo groot te denken. Er bestaat immers niet zoiets als een ‘God’s eye view’, zoals Hitchcock en Žižek nog maar eens duidelijk maken. Het ‘einde van de grote verhalen’, zoals Jean-François Lyotard de postmoderne toestand ooit in een beroemd geworden formulering omschreef, betekende dat we bescheidener moesten denken. Iedere poging om, in Hegels termen, de ‘totaliteit’ te vatten – oftewel de mensheid en de geschiedenis in een alomvattend narratief te dwingen – zou immers alleen maar uitmonden in totalitarisme; dat hadden de slachtpartijen van de twintigste eeuw afdoende bewezen.

Op het eerste gezicht geven de twee vogelplaatjes ons dus twee tegenstrijdige boodschappen: dat van Hitchcock toont de onmogelijkheid van de allesomvattende blik, dat van Jordan benadrukt juist de noodzaak van zo’n perspectief.

Verhalen met kracht

De grote verhalen mogen dan niet meer mogelijk zijn – daar hadden de postmoderne denkers gelijk in – toch kunnen we niet zonder zulke verhalen om ons te helpen oriënteren in een complexe en onoverzichtelijke wereld. De ‘kleine’ verhalen die in de nasleep van het postmodernisme ontstonden – microanalyses van lokale situaties, de romantisering van vloeibare identiteiten – volstaan om verschillende redenen niet.

Ten eerste bleken we daarmee machteloos te staan tegenover de enige overgebleven ideologie die van zichzelf blijft ontkennen dat het een ideologie is: het neoliberalisme. Sterker: zulke kleine visies bleken zelfs perfect compatibel met het dominante do it yourself! denken – denk bijvoorbeeld aan hoe goedkope ruimte voor participatieve kunstenaars in kwetsbare wijken uiteindelijk uitloopt op de uitdrijving van de oorspronkelijke bewoners, ten voordele van het grote geld van ontwikkelaars.

Traditioneel hebben sterke verhalen een nogal negatieve connotatie, maar ik gebruik de term positief.

Ten tweede dreigen we de samenleving, door grote ideologische vraagstukken uit de weg te gaan en allerlei discussies te herleiden tot de ‘menselijke maat’, over de hele linie te depolitiseren: maatschappelijke kwesties als sociale ongelijkheid, medicalisering en milieuvervuiling werden en worden nog al te vaak gezien als individuele problemen waar een individuele oplossing voor moet komen. Succes heet vandaag immers een keuze en ‘een beter milieu begint bij jezelf’.

In mijn boek De grote vlucht inwaarts (2016) heb ik in navolging van cultuurfilosoof René Boomkens een pleidooi gehouden voor het vertellen van sterke verhalen, na het einde van de grote verhalen. Wat is een sterk verhaal? Traditioneel hebben sterke verhalen een nogal negatieve connotatie: we verwijzen dan naar overdreven en opgeblazen verhalen, visserslatijn of zelfs leugens. Ik gebruik de term echter positief: het sterke verhaal is een verhaal waar een zekere kracht vanuit kan gaan, en dat zo in staat is om een beweging in gang te zetten – in de eerste plaats een beweging van de geest, maar als het goed is ook een maatschappelijke beweging. Net als het grote verhaal tracht het sterke verhaal het geheel te vatten, maar in de wetenschap dat zoiets onmogelijk is.

Van alle begrippen die in De grote vlucht inwaarts de revue passeerden, bleek het sterke verhaal het meest aan te spreken, en tegelijk riep het de meeste vragen op. Wat is daadwerkelijk de kracht van een sterk verhaal als we het met evenveel gemak kunnen lekprikken als ‘slechts’ een verhaal? Is ieder kunstwerk een sterk verhaal? En een vraag die zich vooral in de nasleep van de Amerikaanse presidentsverkiezingen opdrong: in hoeverre onderscheidt het sterke verhaal zich van de alternative facts van klimaatontkenners en volksmenners? Toegegeven, in Boomkens’ werk noch in mijn eigen boek wordt het begrip systematisch uitgewerkt. Reden te meer om er nog eens bij stil te staan.

Iedereen beschouwt zichzelf en de wereld waarin we leven altijd als onderdeel van een verhaal: een verhaal over wie we zijn, waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan. Maar niet iedereen heeft dezelfde macht om dat verhaal te vertellen zoals het hem uitkomt. Over de harde confrontaties tussen politie en manifestanten tijdens de G20-top van begin juli in Hamburg kregen we vooral de gezagsdragers te horen, veel minder de betogers.

Het sterke verhaal is een poging de realiteit anders te beschrijven, vanuit een ander perspectief.

De Italiaanse filosoof Antonio Gramsci sprak in dat verband al over ‘hegemonie’: de heersende klasse is in staat om haar blik op de realiteit als ‘common sense’ te presenteren, en die blik aan anderen op te leggen door middel van onderwijs, media, kunst, religie… Zo kan ze vaststellen wat voor ‘realistisch’, ‘noodzakelijk’ en ‘(on)mogelijk’ door zal gaan.

Het sterke verhaal is een poging de realiteit anders te beschrijven, vanuit een ander perspectief, en kan daarom in Gramsci’s termen als een eerste stap van contra-hegemonie beschouwd worden. Een bekend voorbeeld is de wijze waarop de Occupy-beweging zichzelf als de ‘99%’ presenteerde, een uitdrukking die uiteindelijk zelfs opgepikt werd door president Obama.

Ik spreek nadrukkelijk van een eerste stap, want voor daadwerkelijke contra-hegemonie is politieke organisatie en een langetermijnstrategie nodig – ook dat was een (pijnlijke) les van Occupy. Het is wel een cruciale stap: iedere verandering van de wereld begint bij het besef dat de huidige inrichting ervan niet vanzelfsprekend is, en dat het ook anders kan. Juist daarom spelen de kunsten zo’n cruciale rol in het vertellen van sterke verhalen: omdat verbeelding nodig is om de wereld anders te kunnen denken.

Voorbij de Waarheid

Een sterk verhaal doet je kortom anders naar de werkelijkheid kijken, waardoor je het dominante verhaal niet langer als de enige mogelijke werkelijkheid ziet: there is an alternative! Sinds de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten roept zo’n uitspraak natuurlijk vanzelf associaties op met alternative facts. Volgens nogal wat opiniemakers is het fenomeen Trump de ultieme consequentie van het postmodernisme, dat niet alleen de waarheid met hoofdletter W, maar ook de liberale democratie torpedeerde, omdat het de sluizen openzette voor de populisten en hun fact-free politics. Maar is Trumps suggestie dat klimaatopwarming een hoax is van de Chinezen dan ook geen sterk verhaal?

De notie van fact-free politics impliceert dat er zoiets zou bestaan als politics-free facts, quod non.

Een sterk verhaal is geen complottheorie. Het sterke verhaal vertrekt vanuit de mogelijkheid dat het anders zou kunnen zijn, terwijl de complotdenker nu juist verzekerd is van zijn eigen gelijk. Die laatste is immers de enige die het complot doorziet en de schuldige kan aanwijzen, terwijl hij zelf zijn handen wast in onschuld. De verteller van ‘alternatieve feiten’ is heilig overtuigd van die feiten; het sterke verhaal presenteert zich, om mezelf maar te citeren, ‘nadrukkelijker en explicieter dan het grote verhaal als een verhaal, dat wil zeggen als een constructie die op kunstmatige of zelfs gekunstelde wijze een eenheid aanbrengt in een tot dan toe onoverzichtelijke en onsamenhangende verzameling fragmenten.’

In tegenstelling tot het neoliberalisme onderkent het sterke verhaal dus juist zijn eigen ideologische gehalte, wat het paradoxaal genoeg juist minder ideologisch en zelfs ideologiekritisch maakt. De notie van fact-free politics impliceert dat er zoiets zou bestaan als politics-free facts, quod non. Feiten zijn nooit onomstreden, en altijd de inzet van debat, ook politiek debat.

Maar de notie van het sterke verhaal gaat niet zozeer om de bevestiging of de ontkenning van feiten, maar veeleer om hoe je die aan elkaar verbindt en er betekenis aan geeft. Dat gebeurt door uit te zoomen en de schaal van hedendaagse problemen onder ogen te zien.

Een goed voorbeeld is misschien het oeuvre van Renzo Martens

Minstens zo risicovol als het complotdenken dat in de duistere krochten van het internet woekert, is immers het contingentiedenken dat de mainstreammedia in zijn greep houdt. Voor dat contingentiedenken zijn financiële crises, natuurrampen, collectieve depressie- en burn-outklachten… afzonderlijke nieuwsfeiten, die het harmonieuze systeem tijdelijk uit balans brengen. Het zijn dan individuen of simpelweg het noodlot die er schuld aan hebben, in plaats van een wereldorde die door en door corrupt en allerminst duurzaam is. Of de berichtgeving herleidt het complexe, abstracte en vluchtige kapitalisme tot de ‘graaiende bankier’, omdat het kwaad dan een menselijk gezicht krijgt.

Om die beperkende manier van denken te doorbreken, en om niet te blijven steken in zelfgenoegzame verontwaardiging of louter symbolische acties, mikken sterke verhalen op een verbindend (vogel)perspectief.

Om alle complexiteit en abstractie toch inzichtelijk te maken, zijn alternatieve wijzen van representatie en vertelling nodig. Precies dat beoogt het sterke verhaal. Dat kan ook een kunstwerk zijn. Een goed voorbeeld is misschien het oeuvre van Renzo Martens, die met zijn Institute for Human Activities in Centraal-Afrika een gentrificatieproces in gang probeert te zetten door in de jungle van Congo een white cube te openen, met daarin werken van Marlene Dumas en Luc Tuymans naast lokale kunstenaars. Met zijn project maakt hij niet alleen de complexe en dynamische relaties tussen politiek, cultuur en economie invoelbaar, maar laat hij bovendien zien hoe de kunstwereld zelf daar vanaf het begin al deel van uitmaakt. Zoals in het frame van Hitchcock is het vogelperspectief tegelijk dat van de dader.

Allemaal medeplichtig

Dat brengt ons een laatste keer terug bij de vogels. Want bij nader inzien blijken die twee tegengestelde vogelplaatjes minstens één trek gemeen te hebben: beide vogels, die van Hitchcock en die van Jordan, zijn vreemd, in de dubbele betekenis die de Britse filosoof en ecoloog Timothy Morton aan dit begrip gaf in zijn Dark Ecology (2016). Enerzijds is ‘vreemd’ (weird) dat wat ergens niet thuishoort, wat ergens anders of er helemaal niet zou moeten zijn, maar, vreemd genoeg, toch hier is. Zoals plastic in het karkas van een albatros, of Donald Trump in het Witte Huis.

Er is geen buiten, niemand kan zijn handen wassen in onschuld.

Anderzijds verwijst weird, aldus Morton, ook naar een vreemde verwevenheid van oorzaak en gevolg of van subject en object: zoals de ouroboros, de slang die in zijn eigen staart bijt. Het is de vreemdheid van de detective die zelf ook dader blijkt te zijn, zoals in Oedipus Rex of Blade Runner: hij meent neutraal, objectief en afstandelijk te zijn, maar komt erachter dat hij zelf deel is van wat hij observeert.

Wij zijn zelf weird: vreemde vogels, altijd al medeplichtig. Chris Jordan spreekt in een toelichting bij zijn foto’s over de ‘maffiamentaliteit’ van het mondiale kapitalisme: ‘Collectively we are committing a vast and unsustainable act of taking, but we each are anonymous and no one is in charge or accountable for the consequences.’ Er is inderdaad geen buiten, en niemand kan zijn handen wassen in onschuld, maar juist dat dwingt ons om groot te denken. Sterker nog: het verplicht ons om onze eigen ‘vreemdheid’, onze verwevenheid met de wereld, te onderzoeken en te onderkennen. De foto van het karkas van het albatroskuiken is in die zin tegelijk een spiegel, waarin we onszelf moeten herkennen.

De grote verhalen van de moderniteit waren eigenlijk nog te klein: ze beperkten zich tot de menselijke samenleving en geschiedenis, en lieten de verteller zelf buiten het verhaal. Sterke verhalen daarentegen zijn ook altijd vreemde verhalen: non-lineair, spiraalvormig, zelfverwijzend. Ze zijn tegelijk pretentieuzer en meer bescheiden dan de grote verhalen: pretentieus voor zover ze het liefst de gehele schepping zouden herbeschrijven, bescheiden over de plaats van de mens in dat verhaal.

We moeten alles wat doorgaat voor ‘common sense’, oprekken en herdefiniëren.

In wezen is het sterke verhaal dus een poging om de wereld te zien vanuit het perspectief van die andere vreemde vogel: de bekende ‘engel van de geschiedenis’ die Walter Benjamin beschreef in zijn geschiedfilosofische thesen, op basis van een schilderij van Paul Klee. De engel staat met zijn rug naar de toekomst gericht en met zijn gezicht naar het verleden, de ogen en mond opengesperd: ‘Waar voor ons een aaneenschakeling van gebeurtenissen verschijnt, ziet hij één grote catastrofe die onafgebroken puinhoop op puinhoop stapelt en ze hem voor de voeten smijt.’ De engel zou die puinhopen graag opvegen en herstellen, maar er waait een storm uit het paradijs die het hem onmogelijk maakt zijn vleugels te sluiten. Die storm, aldus Benjamin, is wat wij ‘vooruitgang’ noemen.

De storm van de vooruitgang raast voort, terwijl de puinhopen zich blijven opeenstapelen. Wat dat betreft, is het grote verhaal van de moderniteit nog altijd springlevend. Het komt erop aan dit verhaal niet alleen in woord, maar ook in daad ten grave te dragen. We moeten daarom sterke verhalen vertellen, alles wat doorgaat voor ‘common sense’ oprekken en herdefiniëren, en daar vooral ook naar beginnen te handelen, willen wij ooit het klassieke einde van elk verhaal halen: ‘en zij leefden nog lang en gelukkig’.