Vraag het aan de speelplaats! Meertaligheid in Brussel

Door Lisette Ma Neza, op Mon Dec 01 2025 11:30:00 GMT+0000

Op Lisette Ma Neza’s ideale speelplaats vliegen, zwemmen, springen, hinkelen en zinderen talen door elkaar. Maar de Brusselse stadsdichter en slam poet ziet met lede ogen aan hoe veel kinderen bij het buitenspelen net hun taal en stem verliezen – door een eenzijdig schoolbeleid en een rigide regering. Lisette wijkt daarom uit naar de kleedkamer. Daar, waar het toezicht wegvalt, weerklinkt het uitgelaten kabaal, de taalchaos en het taalplezier van kinderen en jongeren.

De speelplaats

De speelplaats

pakt je tong af − en begint te lopen

een kleuter

weet nog niets

over onzichtbaarheid

weet ze alles

over spek en bonen
ogen liegen nooit, dat weet een kleuter

en of ze gezien wordt
of gehoord
of niet

weet een kleuter

verstoppertje spelen we van kleins af aan
geen angst is groter
dan die van het kindje dat als laatste wordt gekozen bij de gym

het alfabet heeft maar 26 letters
een peuter kent elk woord
van horen
zeggen
maar

mama

kent hij van binnenuit

ik bedoel niet mama
ik bedoel oma
je oma is in gevaar –

help je haar?

we sterven uit

dit is mijn tweede, derde
witte taal
jij bent de vierde
generatie
al

en toch zullen we nog een paar eeuwen
op de ander lijken
naar nieuwkomers kijken, zoals in de spiegel

dit is jouw eigen taal

ze leert je fietsen
in de regen
altijd zeggen waar het op aankomt
al is het plat bot of te direct

ze leert je je bordje leeg te eten
ze leert je carnavallen en kontebonken
ze leert je houden van
maar om zes uur terug naar huis
altijd thuis eten

ze leert je bekvechten en zand erover
en
voor jezelf opkomen
als het er echt op aankomt

vergeet je oma niet –
krijt je achternaam op de speelplaats
als een kreet

een ode aan onze meertaligheid
een ode aan onze minder-
heid
een ode aan onze
zichtbaarheid

bruin

is oma’s lievelingskleur
zij houdt van je in meerdere klanken

in andere (mede)klinkers

overgrootopa gaf ons lettergrepen om in te wonen:
ntu- gi
ka
ra- ne
ma- bum
ho- we ro ny -ra bum

dit is je naam
spreek haar uit

Nora / Vraag het aan de speelplaats

Ik ontmoette Nora afgelopen zomer tussen de kleuters, tijdens een theater- en muziekkampje. Zelf is ze bijna tien, maar ze wilde voor het kampje graag bij haar kleine zus blijven. En waarom ook niet?

Nora is niet geboren, noch getogen in Brussel, maar net als ik hoort ze er wel bij. Ze is een typische Brusselaar, vind ik. Bij aankomst sprak haar vader in de ene taal tegen haar en antwoordde Nora in een andere taal. De onvertaalbaarheid hiervan hield mij heel de zomer vast. Tot in de winter bleef ik gefascineerd kijken naar de vele meertalige kinderen om mij heen. Zijn het taalknobbels? Hoogbegaafden? Of gewoon producten van de maatschappij en de tijd waarin ze leven? Van de werelden die door elkaar bestaan – thuis en op de speelplaats? Maar bij Nora viel me nog iets anders op dan het gemak waarmee ze van de ene naar de andere taal overschakelt. Nora leerde mij praten met handen en voeten.

Als stadsdichter van Brussel verkleed ik mij soms als stadsduif om kampjes te leiden of om voor de klas te staan. Ik plak dan allerlei kleuren veertjes op mezelf – ‘pluimen’ in het Vlaams. Een stadsduif maakt van elke plek haar thuis en is oooooveral al eens geweest. Ook in de straat van Nora en haar zusje. Op elke plek propt zo’n stadsduif een nestje bij elkaar waarin ze stadsgedichtjes verstopt.

Aan het einde van het kampje vroeg ik aan Nora’s vader wat er met haar stem was gebeurd. Bij onze eerste ontmoeting had ik haar namelijk wél horen spreken. Ze zat aan mijn pluimen, stelde me vragen en giechelde. Maar toen ik opstond en vóór de kinderen ging staan, als een juf, als een van de grote mensen naar wie je moet luisteren – vanaf dat moment heb ik Nora geen woord meer horen zeggen. Zelfs niet tijdens onze lange gesprekken.

Ze leek niet verdrietig, noch boos. Integendeel, ze was een van de meest enthousiaste kinderen en knutselde erop los. Haar kleine zus was een stuiterbal en had een soort domino-effect op Nora. Soms vertaalde ze wat Nora uitbeeldde voor mij, maar meestal begreep ik haar taal wel – de taal van Nora’s handen en voeten.

Nora verloor haar taal op de speelplaats.

Ze werd gepest door de kinderen in haar kleuterklas, vertelde haar vader me: ‘Het schoolplein was voor haar een plek waar niemand haar te hulp schoot. De juffen schreeuwden tegen haar. Thuis geloofden we haar niet, totdat ik het met mijn eigen ogen zag. Ik heb de juffen erop aangesproken, maar ze stonden erbij en keken ernaar en gaven het niet toe.’ Nu spreekt Nora niet meer.

Niet tegen juffen, alleszins.

Ze spreekt pas na een hele lange tijd. Als ze je vertrouwt.

Stilte is geen taal

Nu je nog geen taal kunt spreken
maar wij het alvast weten –

dat je
jouw achternaam
jouw vijf lettergrepen
misschien niet uit zult willen / durven
spreken

maar Liefste, fluistert een grote zus
tegen haar eerste baby:

Zwijgen is geen optie
Stilte is geen moedertaal

mama gooit als eerste met je dobbelsteen
en kiest een tong voor je uit

terwijl je aan haar intimiteit zuigt
wil je haar leren kennen
je maakt geluid

je doet haar lachjes na

jouw stilte bevat
dada
en voor het eerst een JA
je kust ons
omdat we bisou, bisou zeggen
je verstaat ons maar
je bent onverstaanbaar

je eerste taal is
onderweg

dat voel je
dat je ons begrijpt

maar Liefste,

dit zijn je anderstalige dagen

je slaapt
je slaakt een kreet
je tong ontwaakt
een beetje
weet je
een stoel is nog geen stoel, maar een heuvel
een huid is nog niet wit, maar donkerbruin
deze
meertaligheid
mag
je thuis
zijn

dit vertalen van
elkaar

Helaas is Nora niet het enige kind dat thuiskomt met een vorm van mutisme of taalverlies na het buitenspelen. Als Brusselse stadsduif ontdekte ik dat de speelplaats een uitgelezen plek is voor stemverlies. Het zou echter een plek moeten zijn waar talen door elkaar heen mogen vliegen, zwemmen, springen, hinkelen en zinderen. Maar net hier worden talen belemmerd en stemmen ingeslikt – door een schoolbeleid, door juffen, door pestgedrag, en door de regering die plots tevoorschijn kruipt …

‘Alleen maar Nederlands in de klas!’

Ik herinner me de eerste keer dat ik een docent een eigen taal van een leerling zag afsnauwen. Het was 2021, mid-corona, en de voormalige directeur van Don Bosco, een middelbare school in Brussel, belde Michael de Cock op, artistiek directeur van de KVS: ‘We hebben geen leraren Nederlands meer. Daardoor is er een klas met gaten in het uurrooster. Hebben jullie een kunstenaar die we voor de klas kunnen zetten?’ Zo kwam ik voor het eerst op een Brusselse speelplaats terecht.

‘Ssst!!’

‘Enkel Nederlands spreken op de speelplaats!!’

Ik heb mijn hele leven in het Nederlandse onderwijs gewoond, maar dat had ik nog nooit gehoord. De speelplaats was altijd het verhaal van ons: van vertalen, van thuistalen, van mengtalen. Een plek om te vieren, delen, giechelen, bekvechten, fluisteren en dansen. Ik herinner me het schoolplein als een broedplaats voor verbinding, een kruisbestuiving van wie wij waren. Het maakt me verdrietig als ik zie dat die ultieme vrijplaats ook een plek van afstaan, inslikken en opsluiten is.

Taalbarrières worden er niet uitgedaagd, maar opgetrokken. Het is de plek waar onze Belgische taalstrijd ontstaat. Midden in het onderwijs. België is een übercomplex en verdeeld land, en ik ben van mening dat ze die verdeeldheid aan haar talen heeft te danken. Aan de koppigheid van haar sprekers, die geen taalgenoten, maar wel landgenoten zijn. Landgenoten die niet per se tegen elkaar zijn, maar zeker ook niet voor elkaar …

In lerarenkamers merkte ik een angst voor ‘de vreemde taal’ op. Angst om iets niet te verstaan, maar ook een diepere angst voor de ander. Bang dat er iets onfatsoenlijks wordt gezegd of iets verloren gaat. Of gewoon: bang dat de wereld groter is dan ons. Die angst voor de ander duwt moedertalen weg, omdat ze als minderwaardig worden beschouwd. Ze onderdrukt talent en sluit de straattaal uit van elk panelgesprek. Talen horen bij stemmen, stemmen horen bij mensen. Als stemmen steeds stiller van zich kunnen laten horen op de speelplaats, dan is dat een probleem op elk niveau van de samenleving. Misschien zit er een Nora bij je op kantoor? Kijk eens goed om je heen. Misschien is er een schoonmaakster op je werkvloer die altijd met handen en voeten tegen je spreekt?

Het is tijd om haar taal te leren.

Liever dan de speelplaats neem ik je graag mee naar een andere plek.

Waar de angst voor wat vreemd is afwezig is
Waar de angst om te spreken afwezig is

Gebruik je verbeelding en word weer een kind. Zie jezelf als kleuter of puber in een superdiverse klas. En kruip in de kleedkamers voordat jullie gaan sporten.

Wat hoor je? Kabaal, is het niet?
Maar in welke talen klinkt het kabaal
nu er geen volwassenen bij zijn?

Voel je het taalplezier? De chaos? De rivieren die in elkaar stromen? De zachtheid van wie timide is? Het enthousiasme van wie denkt dat ze een koning is?

Vraag het aan de kleedkamer: Of meertaligheid een gebrek of net een rijkdom is? Of meertaligheid een plek op de speelplaats verdient?