Vijfhonderd jaar eenzaamheid
Door Zeynep Kubat, op Fri May 31 2019 22:00:00 GMT+0000De ervaring van afzondering is niet enkel een aangenaam privilege voor dagdromers, solitaire wandelaars en vrome monniken. Afzondering roept een bonte verzameling aan connotaties op, en minstens zoveel negatieve als positieve. Het is net die ambivalentie die vele kunstenaars en schrijvers door de eeuwen inspireerde tot beelden van rust en creativiteit, maar ook van eenzaamheid en innerlijke versplintering. Een visuele verkenning van afzondering door de kunstgeschiedenis.
De kluizenaar: solo tegen alle verzoekingen
Een ongeëvenaarde inspiratiebron over verschillende culturen heen is de figuur van de kluizenaar. Van de christelijke heremiet tot de islamitische maraboet: de afwerping van het immanente leven vormde voor vele religies de grootste spirituele uitdaging die er is. Het is immers niet gemakkelijk om de aandacht bij het geloof te houden wanneer je verhit door de verzengende woestijnzon onkiese gedachten krijgt, of je maag enkel gevuld is met een paar eikels en wat sprietjes gras.
Zo’n spirituele strijd vocht ook Antonius van Egypte (251-356). Hij werd een van de meest afgebeelde kluizenaars in de westerse kunstgeschiedenis. We vinden zijn beeltenis al lezend terug in verluchte manuscripten, maar ook op schilderijen van Rembrandt en zijn navolgers. Als twintigjarige knaap vertrok Antonius naar een bergachtig gebied rond de Nijl, rouwend om de dood van zijn ouders. Hij was een rijk man, maar liet al zijn bezittingen achter voor een ascetisch leven.
Het verhaal van Antonius bood kunstenaars de mogelijkheid om op legitieme wijze het groteske weer te geven in de kunst.
Zijn kluizenaarschap zou echter snel veranderen in een hallucinante trip, omdat de snode duivel allerlei verlokkingen op hem afstuurde. Verleidelijke vrouwen kwamen zijn kuisheid uitdagen, demonen kwamen hem pijnigen en pesten, valse monniken kwamen hem overdadig voedsel aanbieden. Telkens opnieuw werd zijn spirituele afzondering in het gedrang gebracht door zulke fata morgana’s. Toch bleef hij volharden en werd hij ten slotte heilig verklaard.
Het verhaal van Antonius bood kunstenaars de mogelijkheid om op legitieme wijze het groteske weer te geven in de kunst. Geen wonder dus dat Hiëronymus Bosch (ca. 1450-1516) een hele triptiek aan zijn geval wijdde. Het linkerluik moet van boven naar onderen gelezen worden. Antonius wordt door twee demonen de lucht in geslingerd en is daarna te uitgeput om zelfstandig te stappen. Twee figuren helpen hem over een houten brug.

Op het rechterluik zien we de traditionele iconografie van de lezende Antonius, terwijl een naakte dame hem vanuit een gespleten boomstam probeert te verleiden. De blik van Antonius is afgewend, waarop de toeschouwer zijn schaamte en frustratie volgt naar een gedekt tafelblad, gedragen door acrobatische naakte vrouwen.
Op het hoofdpaneel van deze triptiek beeldt Bosch Antonius voor een vierde en laatste keer af. Ruïnes van een toren en brandende gebouwen vormen de achtergrond voor een heidens diner. Sporen van de dierenriem verraden de mogelijkheid van een heksensabbat. Edele mannen en vrouwen, narren, schijnheiligen en hypocriete medebroeders staan op de gastenlijst, terwijl een knielende Antonius aan de voorkant van de dis ontsteld naar zijn publiek kijkt. Zo dwingt hij de toeschouwer bijna om getuige te worden van zijn infernale Temptation Island.
Naast de kluizenaar is ook de solitaire wandelaar een klassieke vertegenwoordiger van afzondering.
Ondanks de angstaanjagende horror vacui waar vele kunstenaars op terugvielen om net de eenzaamheid van Antonius weer te geven, blijft dit een cultuurgebonden positief verhaal van afzondering. Dankzij de mogelijkheid om alleen te zijn, kon Antonius zich in zijn eigen gedachten keren en zijn spiritualiteit in haar meest pure vorm beleven. Zo verzamelde hij voldoende draagkracht om de verlokkingen van de duivel te overwinnen.
De wandelaar: ruimte banen voor poëzie
Naast de kluizenaar is ook de solitaire wandelaar een klassieke vertegenwoordiger van afzondering. De Romantiek speelde een grote rol in de erkenning van alleen zijn als een positieve ervaring. In 1845 ging de schrijver Henry David Thoreau (1817-1862) zich afzonderen omdat hij op zoek was naar het wezenlijke van zijn bestaan. Daarvoor zou hij zich, net zoals religieuze kluizenaars, terugtrekken in een woud nabij zijn geboortedorp. Wandelen zou zijn dagelijkse bezigheid worden – en misschien zelfs dienen als vorm van therapie om zijn eenzame geest niet los te laten in duistere gemoedstoestanden.
De sublieme ervaring van de natuur beschrijven was echter niet alleen voorbehouden aan de westerse Romantiek. De weergave van overrompelende landschappen bestond al langer in de kunst. Een voorbeeld daarvan is een oude Chinese prent uit ca. 1687, vervaardigd door Zha Shibiao (1615-1698). Een rotsachtig landschap met pijnbomen inspireert een wandelaar om gedichten te reciteren. Dit weten we enkel dankzij het opschrift op de prent, maar ook het beeld zelf loopt over van poëzie. De wandelaar staart in een ontwapenende en ontspannen houding naar een pijnboom.
-The-Walters-Art-Museum,-Baltimore.jpg)
Afzondering geeft aanleiding tot bezinning en creatieve schepping. Door alleen te zijn in de natuur ervaar je de pracht van de wereld die ons omringt. Samen met de wandelaar ontdekken we de schoonheid van het landschap, maar we horen zijn gedicht niet. Misschien mogen we het zelf invullen? Net als de spaarzame penseelstreken van Zha Shibiao, gekopieerd van zijn voorganger Shen Chou (1427-1509), kies ik voor een spaarzaam gedicht: I think that I shall never see / A poem lovely as a tree (Joyce Kilmer, 1914).
Creatieve vrouwen: de deugd van autonoom denken
Het is een universeel erkende waarheid – zoals Jane Austen het vast ook geformuleerd zou hebben – dat creatieve geesten afzondering nodig hebben om kunst voort te brengen. Schilders in ateliers, videomakers in de studio, schrijvers op retraite, studenten met oordopjes of koptelefoons: de zoektocht naar een eigen denkruimte is gemeengoed.
Kunstenaars van elk tijdperk zochten erkenning voor hun nood om sociale prikkels uit te schakelen tijdens momenten van creatie.
Talloze cultuurreuzen uit de kunst en de literatuur, van John Keats tot Susan Sontag, verdedigden de deugden van afzondering om na te denken, te schrijven en te scheppen. Kunstenaars van elk tijdperk zochten erkenning voor hun nood om sociale prikkels uit te schakelen tijdens momenten van creatie.
Dit discours rond creatieve afzondering zou echter het meest betekenen voor de vrouw. Virginia Woolf (1882-1941) beschreef reeds in haar klassieker A Room of One’s Own (1928), met een van de meest heldere boutades uit de essaygeschiedenis, dat een vrouw twee dingen nodig heeft om fictie te kunnen maken: geld en een eigen kamer. Voor haar kristalliseren deze gebreken, die nog tot lang na haar publicatie van toepassing waren, het ware probleem van vrouwen en fictie.
Door de precaire situaties te schetsen die vrouwen moesten doorstaan om ambities te kunnen koesteren, reflecteert Woolf op eeuwenoude maar heel actuele sociaal-maatschappelijke problemen. Een tiental jaren voor Woolf haar gedachten neerpent, schildert de Deense kunstenaar Vilhelm Hammershøi (1864-1916) zijn vrouw Ida in hun interieur.

Het interieur heeft de karakteriserende Deense eenvoud in architecturale lijnvoering en meubilair als voorbode op het typische Scandinavische design van de late twintigste eeuw. Een vrouw zit met haar rug naast het raam. Het zonlicht valt elegant op het tapis-plain in de vorm van het raamwerk. Even elegant zit de vrouw op de tip van haar stoel met haar nek naar voren en haar blik naar beneden. Haar gebogen ellenbogen zijn netjes verwijderd van de tafelrand. Haar houding zal vast meer te maken hebben met het ongemak van haar korset. Het lijkt alsof ze aan het lezen of schrijven is. Het zou de kaftafbeelding kunnen zijn van de nieuwste biografie over Virginia Woolf.
We stappen langs achteren binnen in een ruimte met een gesloten deur en gesloten ramen, waardoor een voyeuristisch element binnensluipt. Het perspectief dat aangereikt wordt, suggereert dat deze vrouw alleen in een kamer zit, de droom van elke schrijfster. Het is een zeer intiem portret van Ida Ilsted, ook al beweert de titel dat dit een portret is van het zonlicht op de vloer. Misschien hoeven we beide elementen niet strikt te onderscheiden. Ida was het zonlicht in Vilhelms leven, en – belangrijker nog – het licht dat hij nodig had om te schilderen.
Voor de geëmancipeerde vrouw is het allerminst behulpzaam om zich in een staat van permanente afzondering te bevinden.
Ida, de grote liefde van Vilhelm en zijn muze tot het einde van zijn leven, speelt op bijna elk schilderij van Hammershøi de hoofdrol. Zijn hele kunstenaarschap stond of viel met haar aanwezigheid. Zou hij zijn interieur in het huis op de Strandgade in Kopenhagen met dezelfde betoverde waarneming beschouwd hebben, mocht Ida het niet sieren met haar aanwezigheid?
Vele schilderijen van Hammershøi bevinden zich in de collectie van het Statens Museum for Kunst in Kopenhagen. Op de website van het museum staat een informatiepagina over de kunstenaar, maar de naam van Ida komt geen enkele keer voor. Ida heeft ook geen Wikipediapagina. In de boeken wordt ze enkel vermeld als vrouw van Hammershøi en zus van Peter Ilsted, een bevriende kunstenaar.
Naast het belang van een intieme ruimte voor de eigen intellectuele ontwikkeling, is het voor de geëmancipeerde vrouw allerminst behulpzaam om zich in een staat van permanente afzondering te bevinden, zegt Woolf.
Ik vraag me af wat er gebeurd zou zijn als Ida haar kamer had verlaten. Zonder twijfel stond ze met veel plezier model voor haar echtgenoot en haar broer. Het is echter niet geweten of ze tegendraadse emoties had over haar maatschappelijke rol als vrouwe Hammershøi. Als ze de witte deur op het schilderij had geopend en achter zich had toegetrokken, had ze dan een leven opgebouwd waarmee ze haar eigen Wikipedia-pagina had verdiend?
Eenzaam in de stad: anonieme melancholie
De fictie van Ida Ilsteds onafhankelijke leven had een vergeefse strijd tegen de patriarchale bierkaai kunnen zijn, maar evengoed een gigantisch succes, mocht ze naar de grote stad zijn ontsnapt. Daar win je makkelijker je onafhankelijkheid. Tegelijk dreigt daar sneller een tergend eenzaam bestaan in de anonimiteit van de urban jungle.
Kijken naar kunst werkte voor Olivia Laing als een tegengif voor haar eigen eenzaamheid.
Misschien was Ida na haar vertrek wel de vereenzelviging geworden van de vrouw in een New Yorkse ‘automaat’, zoals geportretteerd door Edward Hopper in 1927. Een automat was een eethuis in New York, waar je een kop koffie en een kleine hap kon verkrijgen aan bescheiden prijzen. Precies zo zit op het schilderij een vrouw in vooraanzicht alleen aan een tafeltje. Met haar ene handschoen nog aan, is ze diep in gedachten verzonken. Ze kijkt in haar kopje alsof ze het antwoord op haar zorgen in kan vinden de dampende bruine drank.

Zelfs in het vrijdenkende New York was het als vrouw niet ideaal om ’s avonds alleen in een café te zitten. De reflectie van de ronde lampen in de vitrine verraadt het late tijdstip. De vrouw heeft haar jas en hoed nog aan. Ofwel is ze gehaast en zal ze na haar koffie meteen doorgaan, ofwel is ze zodanig afgeleid dat ze het is vergeten. Hoewel Edward Hopper hardnekkig beweerde dat hij geen schilder van de eenzaamheid was, is dat precies de impressie waaraan de geportretteerde vrouw niet kan ontsnappen.
Wat de kunstgeschiedenis met zekerheid kan noteren, is de tijdloze herkenbaarheid van melancholie in dit beeld. Olivia Laing (°1977) schreef in 2016 het boek The Lonely City, waarin ze de diepe vereenzaming beschrijft waarin zij onvrijwillig verviel toen ze op haar eentje verhuisde naar New York. In het schilderij van Hopper herkende ze haar spiegelbeeld.
Kijken naar kunst werkte voor Laing als een tegengif voor haar eigen eenzaamheid. De afzondering van de auteur mondde uit in de publicatie van haar boek, waarin ze de isolatie beschrijft van allerlei bekende kunstenaars, schrijvers en muzikanten en hun verhaal verweeft met haar eigen ervaring.
De onrust die sommigen ervaren in een wereld met een overdaad aan prikkels, keuzes en verantwoordelijkheden, lijkt steeds extremer te worden.
Nog geen jaar geleden publiceerde Ottessa Moshfegh (°1981) Mijn jaar van rust en kalmte, een roman over een rijke jonge vrouw die met alle privileges afstudeert aan Columbia University in New York en een posh appartement bewoont in Manhattan, terwijl ze in een kunstgalerie werkt. Ondanks haar comfortabele positie, waar anderen alleen maar van kunnen dromen, vervalt ze in een onverklaarbare staat van sociale burn-out. De grenzen tussen gezonde afzondering en ziekelijke vereenzaming vervagen.
In haar verhaal herkennen we Ida en Virginia, maar ook de anonieme vrouw boven haar kop koffie. Dit verhaal van afzondering is een toonbeeld van de ambiguïteit in de ervaring van het alleen zijn in de hedendaagse maatschappij.
#metime: selfies tegen eigentijdse overprikkeling
Diezelfde verwarring valt af te lezen in hedendaagse concepten, zoals de populaire online hashtags #metime of #selfcare, waarmee velen de zorg voor zichzelf opwerpen als een vorm van emancipatie voor het vermoeide en overwerkte lichaam. Dikwijls beperkt deze zelfzorg zich tot een selfie in bad met komkommers over de ogen en gezichtsmaskers aan. Vorig jaar overleed een twaalfjarig meisje in Moskou aan de gevolgen van elektrocutie omdat ze haar smartphone in bad liet vallen. Het beeldscherm wordt zelfs tijdens die noodzakelijke momenten van zelfzorg niet losgelaten.
Deze vreemde ontwikkelingen herinneren aan een installatie van Jon Rafman (°1981), waarbij de toeschouwer in een krappe douche moet gaan staan om een van zijn video-installaties te bekijken. Rafman weet de fenomenen en gevolgen van onze hoogtechnologische samenleving sterk in beeld te brengen. Zijn video-installaties maken gretig gebruik van de internetcultuur en ballen de ambivalentie van positieve vooruitgang en emotionele vervreemding samen. Ook andere installaties van Rafman dwingen fysieke afzondering op aan elke toeschouwer die toegang wil krijgen tot zijn videobeelden.
-2014-Victor-Pinchuk-Foundation.jpg)
De onrust die sommigen ervaren in een wereld met een overdaad aan prikkels, keuzes en verantwoordelijkheden, lijkt steeds extremer te worden. Terwijl onze sociale netwerken groeien, houden sommigen toch geen energie meer over om duurzaam te investeren in zichzelf of in een levendige sociale omgeving. Uiteindelijk blijven we zoals Antonius van Egypte achter in het gezelschap van honderden wezens die onze aandacht opeisen, terwijl we in werkelijkheid alleen zijn.
Zha Shibiao herinnert ons aan de vele geneugten van afzondering, zolang die maar niet eeuwig duurt.
Rafman mag dan wel beweren dat zijn toeschouwer ‘alleen maar niet eenzaam’ is in deze installaties, toch behoedt online contact ons niet van vereenzaming. Eenzaamheid begint zelfs een structureel maatschappelijk probleem te worden in onze ontwikkelde samenleving. De populariteitsrace op het net helpt ons niet om het taboe op die ongewilde sociale isolatie op te heffen.
Vereenzaming is geen misdaad, noch hoeft het een gevolg te zijn van afzondering. Laten we taboes en vooroordelen dus vermijden en vooral inspiratie halen uit voorbeelden zoals de Chinese wandelaar van Zha Shibiao. Hij herinnert ons aan de vele geneugten van afzondering, zolang die maar niet eeuwig duurt.