Verlos de cultuurwerker van de willekeur

Door Robrecht Vanderbeeken, op Tue Sep 08 2020 22:00:00 GMT+0000

Ondanks het eb en vloed van het coronavirus blijft ons beleid sukkelen om de cultuurwerkers op het droge te krijgen. Dat ligt vooral aan het vele flexwerk in het kunstenveld, schrijft Robrecht Vanderbeeken.

Als het coronavirus iets aantoonde, dan wel dat heel wat cultuurwerk onregelmatig en onzeker is. Meestal wordt het geregeld via uitzendbedrijven en verloopt het qua contracten anders dan bij klassieke werknemers of zelfstandigen. Daardoor kunnen deze flexwerkers niet of slechts deels terugvallen op overheidsgaranties zoals tijdelijke werkloosheid of overbruggingskrediet. Ze zitten tussen wal en schip. De uitzendbureaus konden niet snel genoeg de verantwoordelijkheid doorschuiven naar de overheid.

Pas op 15 juli kwam er wat verlossing, weliswaar via een juridisch belabberde noodwet. Dat dit welgemeend reddingswerk zo lang duurde, illustreert op zich ook hoe onbetrouwbaar en onbeschermd los werk is.

Flex fiasco

In het vooruitzicht van een volgende coronagolf zal snel de roep klinken om deze noodwet te verlengen. Wie tien artistieke of technisch-artistieke activiteiten of twintig arbeidsdagen kan aantonen in het jaar voorafgaand aan de lockdown, krijgt nu recht op een uitkering tot 31 december. Met als dubieuze bonus, toch vanuit sociaalrechtelijk perspectief, dat je onbeperkt kan bijverdienen via auteursrechten. Desondanks is deze noodwet een zegen: ze vermijdt dat velen financieel en mentaal instorten en dus aan een flex fiasco ondergaan.

Zonder een verlenging van deze noodwet riskeren we bovendien, gezien het grote en stijgende aantal flexwerkers dat de winkel van de brede evenementensector draaiende houdt, een culturele collaps.

De politieke discussie over deze maatregelen zorgde al voor mediaspektakel in het parlement. Want hoewel een meerderheid het steunpakket goedkeurde in de commissie Sociale Zaken, volgde er geen goedkeuring in de voorziene plenaire stemming. ‘Het is genoeg geweest met deze Sinterklaaspolitiek’, verklaarde Björn Anseeuw (N-VA). Het wetsvoorstel zou volgens het kamerlid tot sociale fraude leiden en een ontsporing van de uitgaven in de sociale zekerheid. Dit oppositiewerk leidde tot weken uitstel, de kunstwereld trok ondertussen noodgedwongen de straat op: #StillStanding.

De noodwet is eigenlijk even precair als het probleem dat ze wil oplossen: ze helpt slechts die cultuurwerkers die hun artistieke bezigheid van vorig jaar kunnen bewijzen.

Een heruitzending van deze polemiek valt te verwachten want de noodwet is eigenlijk even precair als het probleem dat ze wil oplossen. Ze helpt slechts die cultuurwerkers die hun artistieke bezigheid van vorig jaar kunnen bewijzen. Wat met de groep die dat niet voor die periode kan aantonen, maar wel voor de maanden die erop volgden?

De onbeperkte cumul aan auteursrechten riskeert het draagvlak onder de gecombineerde noodwet uit te halen.

De onbeperkte cumul aan auteursrechten, die enkele acteurs- en muzikantenverenigingen via lobbywerk als een karretje aan de noodwet wisten te koppelen, riskeert bovendien het draagvlak onder de gecombineerde noodwet uit te halen. Het was namelijk al voorzien dat je €9072,96 bruto aan auteursrechten bovenop een uitkering kon bijverdienen zonder dat je daarvoor minder uitkering kreeg. Hoe krijg je het dan uitgelegd dat deze gunst bedoeld is om de meest precaire verdieners te helpen? Sommige acteurs of muzikanten varen er wel bij. Anderen voelen nu veel meer druk om zich in rechten te laten uitbetalen en zo bouw je dus geen sociale zekerheid zoals pensioenrechten op.

Verloning via rechten is toxisch, afgaande op het misbruik en de armoede die het veroorzaakt in de wereld van de ICT’ers of de journalistiek.

Verloning via rechten is toxisch, afgaande op het misbruik en de armoede die het veroorzaakt in de wereld van de ICT’ers of de journalistiek. Erg solidair met andere beroepen is de cultuursector hier helaas niet. Het is ook onverantwoord dat de PS, Groen en Ecolo deze cumul, ondanks een negatief advies van de Nationale Arbeidsraad (NAR), in hun wetsvoorstel tactisch koppelde aan een tijdelijke uitbreiding van de toegang tot de werkloosheid. Dat zijn niet alleen twee verschillende zaken, dit gaf het oppositiewerk van N-VA ook onnodig veel krediet, waardoor het weinig scheelde of de Raad van State cancelde het wetsvoorstel. Dan was het voor de flexwerkers van de regen in de drop, net voor het parlement in verlof ging.

Cultuurpolitiek, een catastrofefilm?

Hoewel het cultuuraanbod dit najaar noodzakelijkerwijs onder curatele staat van veiligheidsmaatregelen en kleurcodes – we leven op het ritme van het virus – is het vooruitzicht op creatief protest op straat en in de parlementen alvast gegarandeerd. Inclusief een mediageniek cultuurpolitiek debat. Thema’s in overvloed: de zaalcapaciteit, een eventuele nieuwe lockdown op cultuur, de verdeling van noodfondsen, de vereiste verlenging van de noodmaatregelen en de noodzakelijke herziening van het zogenaamde kunstenaarsstatuut in de werkloosheid. Daar ligt de instapdrempel voor beginnend talent te hoog.

Er zijn nochtans budgetneutrale oplossingen: versoepel de strenge toegang en verstreng de soepele criteria om het statuut te kunnen behouden. Toch valt daarover zelfs binnen het kunstenveld geen consensus te vinden omdat dit dossier een hefboom biedt om te pleiten voor een heel andere sociaaleconomische organisatie van flexwerk. Zowel inzake sociale vangnet, bijvoorbeeld via een basisinkomen, als de creatie van een nieuw arbeidsstatuut naast zelfstandige en werknemer.

Het klopt natuurlijk dat een radicalere denkoefening nodig is, want de nodige loodgieterij aan de voordeelregels in de werkloosheid biedt evenmin een afdoende oplossing. Gelukkig zijn er in ons land zowel voor artistieke als technische cultuurwerkers die werken als werknemer voordeelregels in de werkloosheid gekomen. Maar ze zijn niet zaligmakend.

Paradoxaal genoeg werkte het kunstenaarsstatuut als vangnet in tijden van cultuurbesparingen de precariteit mee in de hand.

Integendeel, ze duwen cultuurwerkers systematisch in de werkloosheid en deden zo de voorbije jaren het aandeel onbetaalde arbeid aanzienlijk groeien. Volop aan het werk, maar toch opgejaagd door de activeringsprogramma’s van de VDAB. Paradoxaal genoeg werkte het kunstenaarsstatuut als vangnet in tijden van cultuurbesparingen de precariteit dus mee in de hand. De eigenlijke tewerkstelling beperkt zich immers steeds meer tot de uiteindelijke presentatie. Wie op tour is, krijgt soms geen reisdagen uitbetaald want de uitkering zou dat opvangen. Het aantal werkdagen krimpt, opdrachten worden korter. Daardoor geraakt verloning ook steeds meer administratief uitbesteed aan interim. Hoewel dit dikwijls niet wettelijk is maar toch gebeurt omdat afdoende controle ontbreekt. Dure uitzendbedrijven zoals Smart, Artists United of Amplo profiteren van deze groei.

Eerder dan een nieuw statuut bedenken dat de bestaande statuten uitholt in het voordeel van de werkgevers, kunnen we die bestaande statuten ook versterken in het voordeel van de cultuurwerkers.

We hebben dus structurele oplossingen nodig en de pandemiemiserie dwingt ons er ook toe ethisch ambitieus te zijn. Het probleem kennen we: het allegaartje aan mogelijke flexwerkeraanstellingen boomde omdat het goedkoper is en aan de controle van overheid en vakbonden ontsnapt. De oplossing? Eerder dan een nieuw statuut te bedenken dat de bestaande statuten uitholt in het voordeel van de werkgevers, kunnen we ook proberen die bestaande statuten te versterken in het voordeel van de cultuurwerkers. We moeten er dus voor zorgen dat flexwerkers volgens een degelijk bestaand statuut kunnen werken.

Flexicurity

Als het bijvoorbeeld financieel zo moeilijk is om als zelfstandige te kunnen starten, laten we dan het zelfstandigenstatuut herzien zodat starters in verhouding tijdelijk minder sociale bijdragen betalen? Gecompenseerd door een hogere bijdrage van de grote verdieners. Sinds 2018 betaal je als zelfstandige nog maximaal 20,5% van je netto belastbaar inkomen aan sociale bijdragen. Uit solidariteit tussen de zelfstandigen onderling mag dat plafond wel gesloopt. Zeker voor beeldend kunstenaars zou dit een hele steun kunnen zijn.

De overheid voorziet overigens al een ‘springplank naar zelfstandige’ waardoor je de inkomsten uit zelfstandige nevenactiviteiten gedurende 12 maanden met een uitkering kan combineren. Voor artistieke activiteiten mag je als zelfstandige sowieso al onbeperkt in de tijd bijverdienen naast jouw uitkering. Laten we ook collectieve overeenkomsten onderhandelen inzake minimumlonen voor zelfstandigen. In Nederland bestaat dit al.

Dat was natuurlijk ook nodig want de Nederlandse overheid heeft het zelfstandigenstatuut fiscaal gepromoot – een indirect subsidiebeleid zeg maar – zonder daar enige garanties inzake sociale bescherming tegenover te stellen. Waardoor veel cultuurwerkers nu diep in de miserie zitten. In ons land kan je pas als zelfstandige aan de slag na een positief advies van de commissie kunstenaars die nakijkt of jouw sociaaleconomische situatie dit wel aankan. Dan pas krijg je een zelfstandigheidsverklaring. Die beschermende grendel is nodig.

De rechtstreekse tewerkstelling kunnen we promoten bijvoorbeeld door interim voor sommige paritaire comités duurder te maken voor de werkgever. Elke organisatie met een eigen RSZ-nummer zou toch in staat moeten zijn om zelf de extra tewerkstelling te regelen, eventueel bijgestaan door een erkend sociaal secretariaat. Interim moet bovendien de uitzondering op de regel blijven: systematische controle is aangewezen. We zouden werkgevers die arbeid willen lenen er ook toe moeten verplichten om de administratieve beheerkost van het uitzendkantoor (gemiddeld 8 procent op het totale bedrag!) steeds op zich te nemen en dus niet door te schuiven naar de flexwerkers.

Responsabiliseer interimkantoren! Verplicht ze om met een vaste kost per dossier te werken, eerder dan een percentage op het hele bedrag.

Ook: responsabiliseer interimkantoren! Verplicht ze om met een vaste kost per dossier te werken, eerder dan een percentage op het hele bedrag. Eis bovendien transparantie over de berekening van deze beheerkost. Die ontbreekt vandaag helaas. Zorg er tevens voor dat de doelgroepvermindering voor kunstenaars die bij de rechtstreekse aanstelling naar de werkgever gaat, niet in de zakken van het uitzendkantoor verdwijnt maar de cultuurwerker ten goede komt. Een eenvoudige oplossing: geef in het geval van interim geen korting op de werkgeversbijdrage maar op de werknemersbijdrage. Zo kan de cultuurwerker rechtstreeks van dit voordeel genieten. Een andere oplossing: geef die doelgroepkorting alleen in geval van rechtstreekse aanstelling.

De afhouding van het Sociaal Fonds Interim is ook een probleem. Er werd ooit geprobeerd deze over te hevelen naar de sociale fondsen van de kunstensector, maar dat werd geweigerd. Zo blijven sommigen die minder dan 65 dagen via uitzendwerk hebben gewerkt, uitgesloten van hun eindejaarspremie (die 8,33 procent van het totale jaarlijkse brutoloon bedraagt) wat discriminerend en ook wraakroepend is.

Wat de overheid natuurlijk ook kan doen, is zelf een administratief bureau oprichten als alternatief voor de interims.

Wat de overheid natuurlijk ook kan doen, is zelf een administratief bureau oprichten als alternatief voor de interims: een openbare dienst zonder duur verdienmodel. In Frankrijk bestaat dit al: het ‘Guichet Unique du spectacle Occasionnel.’ Ooit hadden we T-Interim, ontstaan als een dienst van de VDAB, in publieke handen. Onze overheid heeft die onder de neoliberale vlag van ‘de derde weg’ helaas eerst geprivatiseerd en dan verkocht.

Nog: kom werkgevers die in deze onzekere tijden contracten van langere duur willen aanbieden, eerder dan een opdracht verkruimeld in dagcontracten, tegemoet met een vrijstelling in de bedrijfsvoorheffing. Het werknemersstatuut voor wisselvallig werk in de brede creatieve sector kan eveneens ambitieuzer. Wat te denken van een nieuw type contract dat naast meer flexibiliteit inzake autonomie (wat betreft uurregelingen en uitbesteding van werk) bovenop de gewone sociale zekerheid ook extra sociale garanties biedt? Gefinancierd door een fonds voor de creatieve sector, dankzij bijdragen van zowel de werkgevers als de overheid?

Als N-VA in het debat over de noodmaatregelen zegt dat ze zoveel belang hechten aan een eerlijke sociale zekerheid en daarom soms grimmig doen over cultuurwerkers die in de hangmat van de uitkering zouden hangen, hebben ze dan eveneens de moed om zo’n flexfonds te steunen waarbij ook de werkgevers hun verantwoordelijkheid nemen? Dat de vakbonden overal tegen zijn, is een dooddoener. Uiteraard vallen er oplossingen te onderhandelen. Op voorwaarde dat ook de werkende mensen erop vooruit gaan op een duurzame manier en dat we de kost ervan niet opnieuw eenzijdig afschuiven op de belastingbetaler.