Verdwijnpunt. Bloemlezing van getranscribeerde ufowaarnemingen
Door Arnout De Cleene, op Tue Aug 19 2025 15:36:00 GMT+0000Wanneer een vreemd fenomeen verschijnt aan de hemel, nemen we de smartphone en beginnen te filmen. Ondertussen bespreken we het verschijnsel. Maar hoe beschrijven we het ongekende? Arnout De Cleene trof een archief van filmpjes aan, verzameld door het Belgisch UFO-meldpunt, en luisterde naar de commentaren. Hij transcribeert ze getrouw en voorziet ze van enkele notities.
‘Beweegt dat‽’
…
‘Nee, dat zie ik niet op mijn gsm.’
…
‘Zo jaagt ge vliegen naar binnen.’
Genk, 29 juli 2009
‘Allez, ik heb het toch? Kijk eens goed!’
‘Het is al ver, hé. ’t Is weg, hé.’
‘Zie je dat, Charles‽ Recht voor je, kijk!’
‘’t Is precies ...’
‘Kijk! ’t Is zoals een paasklok, kijk! Maar het is weg, hé, nu, Charles. Maar vent ...’
Lotenhulle, 13 september 2015
‘Hij is weer dichter aan het komen, precies.’ (fluistert)
Stokrooie, 16 februari 2016
‘Nu is het weg.’ (gejoel, gelach)
Antwerpen, 28 mei 2016
‘Da’s de maan, hé, mensen. En ginder komt iets raars aan. Wacht, hé … Daar.’
‘Da’s precies een vlieger, hé? ... Hmmm?’
‘Ja‽ Keitraag, zonder geluid ... Het tweede. Volgens mij ben ik een ufo aan het spotten, jong ... Nu gaat die voor de maan, daar, hé.’
‘Is dat geen vlieger die laag vliegt?’
Ravels, 14 juli 2016
‘Kijk eens daar‽’
‘Ah, ja!’
‘Dat moet nogal iets groot zijn‽’
‘Da’s wel geen vliegtuig, hé‽ ... Shit ...’ (voorbijrazende auto’s)
‘Huh‽ ... Huh‽ ... Het is gelijk een vlieg-ster. Huh‽ ... Hé‽ ... En het gaat rap, hé‽’
‘En daar boven vliegt er ook een‽ Kijk, daar.’
‘Ja, maar die in de lucht. Ah, is dat misschien zoiets dat ze achter zich trekken? Kijk, want het gaat mee.’
‘Nee, want die vlieger gaat naar daar, hé.’
‘Huh‽ ... Maar dat gaat rap, hé‽ … En je ziet daar niets stekkeren, flikkeren, hé‽’
‘Nee … Zo raar. Shit, man. We gaan dat op het internet moeten zetten. Secure. Team. Here we come. Finally.’
‘Da’s geen normale vlieger.’
‘Nee, nee.’
‘Hij gaat rap, hé, maatje‽ Je moet eens kijken hoe rap dat dat gaat.’
‘Maar een vliegtuig gaat ook rap, hé.’
‘Nee, nee, da’s rapper dan een vliegtuig, kijk maar eens goed.’
‘Kijk daar.’ (voorbijrazende auto’s)
‘Ja, kijk maar eens goed.’
‘Toch gelijk een vlieger …’
‘Ja …’
‘Of toch gelijk een vlieger?’
‘... Ja.’
Nieuwpoort, 7 oktober 2016

‘Whatthefuck‽ Ge moet filmen. Ah, nee, nu hebt ge mijn stem. Doe dat asjeblief weg. Zoom eens in.’
‘Is dat nu gestopt met filmen, of niet?’
‘Nee-ee, kijk.’
‘Dat is toch raar, dat dat draait‽’
Zittert-Lummen, 22 januari 2017
‘Da’s geen vliegtuig‽’
‘Da’s toch wel een vlieger.’
‘Da’s een ufo.’
‘Da’s geen vlieger.’
‘Da’s geen ufo. Ufo’s bestaan niet.’
‘Nooit bewezen’
‘Dom kind.’
‘Ufo’s bestaan wel.’
‘Mama?’
‘Allez, dat noemen ze ufo’s, maar ...’
Geel, 23 maart 2017
‘Wa’s me dat eigenlijk‽ … Dat is toch geen ufo of het een of het ander‽ … Maar ik vind het raar dat het zo in de lucht zweeft ... Hmmm ... Ik vraag me af wat dat eigenlijk is ... Je kan dat via video een beetje bekijken en doen ... Het is eigenlijk wel interessant … Ha! … Ja, schat, ik ben het zelf aan het filmen, hoor … Het is … Ik zie precies dat … dat het iets raars is … Een ufo-achtige vorm‽ (gestommel) Even mijn grief oprapen ... Ik vind het eigenlijk wel … raar, dat dat boven zweeft ... Ik ben het aan het filmen … Ik ga zo een ufotheorie bovenhalen … Ja, wie weet … Ik weet zelfs niet wat het is ... Een ballon of het een of het ander, ja … Het verandert gelijk iedere keer van vorm ... Hoe raar dat het ook is … Ik ga het eens expres volgen, om te kijken wat het is … Waar is het? ... Ah, daar? … Ik woonde op dat appartementsblok … Maar … Ik vind het raar … Het passeert langs hier … Het is gewoon een zak, zeker? … Ik weet niet wat het is … Ik ga het st...’
Assebroek, 16 april 2018

‘Daar zie ik precies ook iets flikkeren.’
‘Dat kan toch geen vliegtuig zijn‽’
‘Nee, da’s geen vliegtuig, want een vliegtuig heeft een rood en een wit licht.’
‘Ja, maar dat doet altijd zo woep woep‽’
Antwerpen, 28 juli 2018
‘Ohmygod‽ Zie die bewegen als ge filmt‽ Ohmygod‽ Wat is dat‽ Dat is een bol‽’
‘Er beweegt enorm veel. Daar zit dingen rond. Kijk, ik blijf stilstaan, en hij gaat ... Hij beweegt. Kijk, jongen, hij gaat naar boven gewoon‽ Zie je het‽ Zie je het‽’
‘Whatthefuck‽’
‘Dit is wel niet juist. Hij vermindert van, van dingen, van kleur. Kijk, kijk, kijk, kijk!’
‘Damn ...’
‘Zie je het‽ Zie je het‽ Hij ver... Hij gaat hierover vliegen!’
‘Ja, hij komt naar hier.’
‘Kijk, hij is weg.’
‘Ik zie hem ook niet meer.’
‘Hij gaat weg.’
‘Ik kan hem niet meer pakken.’
‘Da’s precies een vliegtuig. Maar ook niet‽’
Schellebelle, 18 augustus 2018
‘Maar ge ziet dat niet eens op beeld.’
‘Maar ge ziet dat pinken, hé?’
‘Ja, pinken wel.’
‘OK. En ge kunt niet bijtrekken?’
‘Hij is aan het inzoomen.’
Wachtebeke, 21 februari 2019
‘Een wingsuit‽’
‘Een wat?’
‘Wat is dat voor iets, jong?’
Lennik, 24 maart 2019
‘(zware ademhaling) ‘Wat is dat, jong‽ Da’s niet normaal, hé‽’ (zware ademhaling)
‘Da’s een hele streep, hé‽ Wat zou dat zijn?’
Houthalen, 25 mei 2019
‘Ik ben aan het filmen.’ (geluid van draaiende motor)
‘Ja, stuur dat maar door, hé. Wat voor een wazig ... is dit, jong‽ Da’s echt een cosmic train, jong‽’
‘Ik ben hem kwijt‽ Ik ben hem kwijt!’ (angstig)
Mortsel, 25 mei 2019
‘Dat vliegt inderdaad wel raar.’
‘Ja, hé.’
‘Vliegt dat nu nog? Dat vliegt gelijk niet meer. Dat vliegt gelijk wel. Vliegt dat nog? Hé, dat komt gelijk dichter‽’
‘Ah ja, kijk!’
‘Hey‽’
Wervik, 23 juli 2019

‘Hé‽’
‘Een band die vliegt. Zie je?’
Wenduine, 30 juli 2019
‘Zo vreemd‽ … Die vlieger komt steeds altijd maar dezelfde kant uit‽ ... Da’s zo vreemd‽ ... Altijd dezelfde kant‽ ... Waarom draait die de hele tijd hier in mijn buurt‽ … En da’s al de vierde keer‽ ... Hmmmm ... Deze keer ga ik eens filmen, hoor ... Da’s zo vreemd ... Al de vierde keer dat hij dezelfde toer maakt ... En nu blijft hij staan‽’
Aarschot, 16 november 2019
‘Nu wel, ja.’
‘Ik zie het even niet.’
‘Nee.’
‘Ja, ik zie het.’
‘Die blijft echt lang.’ (fluistert)
‘Wanneer gaat die vertrekken?’
‘Ik weet dat niet.’ (fluistert)
‘Sjjjjjt.’
‘Is die misschien zo ...’
‘Och, stop.’
‘Naar wie ga je die sturen?’
‘Niemand.’
‘Daar zijn er twee‽’
‘Waar‽ Ja, een daarlangs, een mini!’
‘Heb je die gezien, Seppe? Amo, kijk!’
‘Ik zie een …’
‘Amo, kijk!’
‘Ik zie een miniflikje daarlangs.’
Zonhoven, 11 februari 2020
‘Ja! Gezien‽ Da’s niet normaal, hoor‽’
‘Nee, dat weet ik.’
‘Ze zijn terug, ze zijn terug‽’
‘Naar ginder gevlogen?’
‘Ja‽ Ja‽’
‘Ze gaan terugkomen, hé‽’
‘Ze gaan komen‽ Ze gaan komen‽ Ze gaan komen‽’
‘Ja!’
‘Wat‽’
‘Heb je het gezien‽’
‘Dat kunnen geen lichten zijn, hé‽’
‘Whatthefuck‽’
‘Dat kunnen geen lichten zijn‽’
‘Jawel, dat zijn lichten.’
‘Het zijn ufo’s, pot!’
‘Maar dat kan toch zo ver niet met dat licht‽’
‘Ohmygod, wat is dat, jong‽’
Lebbeke, 23 februari 2020
‘Hmmm? You saw that?’
‘Hmmm? Ja?’
‘Hmmm … Whatthefuck is this‽’
‘What is this‽’
‘What is this ... Goh‽’
‘Ohmygod, Jimmy‽ What is this‽ You see it flying just above our head‽ Is it‽ … What‽ … What kind of ...‽ Can it be something … from … from Aalst Carnaval?’
‘Hmmm. This doesn’t look like a regular beam to me, you know? Because we would actually see the light beam … It’s not, it’s not this one.’
Erembodegem, 23 februari 2020
‘Ge ziet dat moeilijk, hoor.’
... (achtergrondmuziek: Scorpions – ‘Still Loving You’)
‘Wat‽ Ohmygod!’
‘Moeten wij niet aanbellen, biepke?’
‘Mja.’
Aalst, 23 februari 2020
‘Hij is misschien veranderd in een alien.’
‘Kunt ge dat licht alstublieft niet in mijn ogen schijnen, want anders zie ik helemaal niets meer.’
‘Ik? Ah, mama.’
‘Papa?’
‘Wat?’
‘Wat is dit? Kan je dat verklaren? Mama?’
‘Nee.’
‘Ja, schat, maar allez ja, dan ga je niet veel zien.’
‘Papa is … al hoeveel jaar …?’
…
‘Papa is al veertig jaar aan het zoeken naar dit moment, waarschijnlijk.’
‘Ik zit te bibberen op de benen omdat ik bang ben.’
‘Het is gewoon koud.’
‘Niet omdat ik koud heb.’
‘Dat is niets of zo. Da’s gewoon ...’
‘Dat is wel iets, we moeten een verklaring hebben.’
‘Tussen die laatste en die twee is er een naar daar aan het gaan. Die is van richting aan het veranderen‽ Die is naar daar terug aan het gaan‽’
‘Ja.’
‘Zie je dat‽’
‘Ja-aaa.’
‘Mama is gewoon bang.’
‘Sjjjjt.’
‘Er gaat iets gebeuren.’
‘Ze blijven komen, hé. Er zijn er nog twee op komst. Ziet ge‽’
‘Papa, ik ben nu wel ingezoomd aan het filmen.’
‘Da’s héél goed.’
‘En ziet gij iets?’
‘Ja ... da’s zo ... ja ... ik weet niet hoe ik dat moet uitleggen.’
‘Ohmygod.’
Eindhout, 29 maart 2020

‘Het kunnen drones zijn.’ (kabbelend water, zoals in een buitenzwembad)
‘Regarde.’ (fluistert)
‘Mais non, ça ne dure pas si longtemps … Il y en a quatre maintenant.’
‘Là, tout à l’heure …’
‘En nog een.’
‘Een raket?’
‘Juste derrière.’
‘Ja, nog een. Een piepkleine.’
‘Een raket? Een raket, misschien?’
‘Ufo’s?’
‘Nog een. Het zijn er een twee drie vier vijf al.’
‘C’est quoi?’
‘Hé, maar dat blijft maar komen‽ In de verte. Charlotte‽ Kijk, in de verte zie ik er nog afkomen!’
‘Maar dat is toch raar dat ze allemaal van rechts komen?’
‘Je pense que c’est … ufo’s?’
‘Allemaal van daar.’
‘En hier zo’n grote‽ Zo’n grote, dikke, zo een dikke, papa‽ Hier, aan onze kant!’
‘Hier!’
‘Zo een dikke!’
‘Sjjjjjt! Sjjjjjt!’
30 maart 2020, Leuven
‘Die drone, die volgt mij al heel de weg. Van bij ons ma naar huis … En dat hangt stil … En die is mij gevolgd van in Geel. Heel plezant, hé? … (voorbijrijdende auto) En die hangt stil, en het moment dat ge bougeert dan volgt die mij en dan zakt die een klein beetje en die komt een beetje beetje beetje ...’
Geel, 13 april 2020
‘Ufo ... Geen ster aan de hemel ... Alleen een flitsend licht ... 20 … april 2020 in Westmeerbeek ... Wat zou dat zijn‽ ... Er zijn geen sterren aan de hemel ... Wat is dat nu‽ Ik zou het niet weten ... Inzoomen ... Dat kan geen ster zijn ... Er zijn geen sterren aan de hemel ... Hier ... Het is het enige lichtpuntje in de hemel ... Dat is … zeer verdacht ...’
Westmeerbeek, 20 april 2020
‘Is dat misschien toch zo’n wensballon?’
‘Maar die kan toch geen toertjes maken‽’
‘Ik vind het eng. Ik vind het niet leuk. Maar die daalt wel, hé, nu.’
‘Wat is dat‽’
‘Als het hier straks terug is, dan ga ik naar binnen, want dan vind ik het niet tof meer. Wat is dat‽ Echt‽’
Merchtem, 8 mei 2020
‘Look, look! This is an ufo ... Stil ... vvvvoem … Film hem dicht, hé, David, film hem dicht, hé, maat. (probeert te fluisteren) Schoon dicht filmen. Jaja. Dat is een ufo. Film hem maar dicht. Vvvoem. Dat is een ufo. Ge moet eens kijken, wat een snelheid‽ Je moet eens kijken hoe zeer dat die gaat!’
‘You see, honey, fast, so much, much faster than plain, and move, mean, fast.’
‘Stil … fast … stil … Ongelooflijk, maat. Maar ik mag niet roepen, hé, ik hoop dat ik de mensen niet wakker gemaakt heb.’
‘Ik ga dat eens op kleinbeeld zetten om te tonen dat hij echt wel beweegt.’
‘Looking for ufo.’
‘Move fast so much and high.’
‘That is an ufo, that’s not ... da’s geen vlieger, David. Look, look! Just, hé‽ Just fly here to there. Vvvvoem … stil … vvvvoem.’
‘Weird, yes?’
‘Dat is een ufo, maat. Daarjuist, die snelheid, hé? Die snelheid dat die daarjuist had. Dan moogt ge rekenen dat hij met 30-40.000 kilometer per uur ging. Ze hadden er vannacht gezien.’
‘In het nieuws gezien? In the news. And now see again.’
‘Zie je hem nog?’
‘Nee’
‘Allez, maat.’
Kaprijke, 20 mei 2020
‘Whatthefuck‽ Nu stopt dat‽ Dude, dat was freaky.’
Zonhoven, 6 juli 2020
‘Ziet ge het‽ Ge ziet hem.’
‘Ja, ik zie hem.’
‘Kunt ge zoomen?’
‘Nee.’
‘Ge ziet hem duidelijk. En hij maakt geen lawaai. Totaal niet.’
‘En hij blijft hangen.’
‘En al die lichtjes, die draaien, die draaiende lichtjes, de max, de max! Zot‽ ’t Is een ufo, maat, ’t is een ufo. Allemaal kleurtjes, allemaal lichtjes, en die draaien‽’
‘En wat is dat?’
‘Hé‽’
‘Wat is dat vanonder, hier‽’
‘Da’s een ster, hé.’
‘Ah.’
‘Maar ge ziet hem duidelijk. Ik zie hem duidelijk. Met het blote oog ziet ge hem duidelijk. Zie je dat?’
‘Ja.’
‘Ik zie hem duidelijk, dat de lichtjes draaien. En geen lawaai, niets. Ge hoort geen vliegtuig passeren.’
‘Zeg, maar die volgt wel die andere. Die zijn met twee. Zie op mijn scherm, zie op mijn scherm! Zie je, die zijn met twee‽’
‘Whatthefuck‽ En ... Maar ja, maar er komt nog een af, nog veel!’
‘Er komt nog een af‽’
‘Er komt er nog een af.’
‘Ja, hij komt in onze richting‽’
‘Ik zie hem. Ik zag hem alleen op mijn scherm.’
‘Ja, hij komt in onze richting, maar die is hoger. En dat is een vliegtuig.’
‘En wat was dat nu ineens, hier nog een derde, of wat‽’
‘Whatthefuck‽ Wat is er allemaal aan het gebeuren boven ons, maat‽ Da’s een vliegtuig. Een twee drie.’
‘Ja, dat is misschien wel een vliegtuig.’
‘Maar dat is geen vliegtuig.’
‘Nee.’
‘Een twee drie vier vijf. Zo kan je dat weten. En dat is een vliegtuig. Ik hoor hem al. Hoor je hem al? Hoor je het? Goed luisteren. Hoor je het?’
‘Ja.’
‘Zoals donder. Da’s een vliegtuig. En dat is geen vliegtuig. Kijk, hij is nog altijd aan het vliegen daar.’
‘En hier.’
‘Dat is een vliegtuig, en hij heeft maar één pinkend lichtje. Daar weer een, daar weer een! Die pinkt zelfs niet. Dat is geen vliegtuig, dat.’
‘Hmmmm, ik zie hem niet meer op de camera.’
‘Nee, ge kunt hem niet zien op de camera, het is te ver. Maar de andere was redelijk dicht, boven ons hoofd, dus ge had tijd om hem te filmen. Hebt ge gefilmd of een foto getrokken?’
‘Gefilmd.’
‘Kijk eens naar de film?’
Erpe-Mere, 9 augustus 2020

‘Hier. U-F-O. Kijk. Synchronization. Kijk.’ (achtergrondmuziek: Basement Jaxx ‘Where’s Your Head At’)
…
‘Oooooooh‽ Yves, kijk mee met mij, asjeblief‽’
‘Ja, ik kijk.’
‘Kijk asjeblief mee met mij. U-F-O connection. Hé, fa, ik weet dat niet, hé. Maar als gij die enlightnings niet ziet ... Of ben ik alleen aan het flippen‽ Kijk, synchronization. Starting with a manifestation. Kijk, hé. Look into the sky. Look into the sky. Synchronization. Angelics. Palladians. Sirius. Lion’s Gate. Open up portal eight eight four eight four times eight three A two A’s four times seven. Celebrate. Four four one. One one one. Six six six. Two two two. Heaven on earth.’ (achtergrondmuziek: The Presidents of the United States of America ‘Peaches’)
Hasselt, 11 augustus 2020
‘Elle travaillait aujourd'hui.’
‘Elle est où?’
‘Elle travaille jusqu’à 18 heures.’
‘Ah.’
…
‘Da’s de basis. Daar vanachter, daar zijn er superveel.’
‘Daar ook. Kijk, kijk, kijk! Quelqu’un peut me dire qu’est-ce que c’est les lumières qu’on voit donc dans ...’
‘Daar, daar ook. Kijk, daar!’
‘Whatthefuck is dat. Wat is dat, jong‽’
‘Zie, zie, zie!’ (fluistert)
‘Wat is dat‽’
‘Quelqu’un peut me dire c’est quoi les lumières? Is er iemand die mij kan vertellen wat deze lichten zijn die we in de lucht zien? Live in Brussel, kan iemand mij zeggen wat dit is, want dit is echt wel freaky. Je suis donc en direct de Bruxelles, mais est-ce qu’il y a quelqu’un qui peut me dire qu’est-ce que c’est, ces lumières? Voilà.’
Anderlecht, 19 december 2020
‘Da’s dus weer iets superraar, hé. Ik kan het natuurlijk weer niet goed, met mijn telefoon, och, jongens. Daar dus. Rechts. Links.’
‘Wat is dat …’ (fluistert)
‘Da’s toch iets raar alweer, hé, Alex, of niet‽’
‘Ja.’
‘Allez‽ Komaan.’
‘Da’s iets raar zoals een ufo.’
‘En de zon komt niet eens daar op. En nu vermindert het. Nu is het aan het verminderen, hé, de kleur? Alhoewel, op mijn telefoon zie ik het nog goed. Da’s de realiteit die we zien. Hup.’
‘Is dat een gat in de lucht of zo? Is dat een gat in de lucht?’
‘Allez, dat is toch raar, komaan‽ Zo één witte plek in het midden van de lucht, hoe kan dat nu, er is niet eens zon, en het is wit, hé, niet blauw van de lucht, want het blauw van de lucht is daar, zie je het verschil? Kijk. Dat is het blauw van de lucht.’
‘Blauw. Wit.’
‘Da’s wit, hé!’
‘Wolken op wolken, dat kan niet.’
‘Maar nee.’
‘Er moet ...’
Aalst, 13 januari 2021
‘Wat‽ Is dat een vliegtuig dat aan het neerstorten is, of zo‽’
Roeselare, 23 februari 2021
‘Ho, jong. Da’s een ufo.’
… (geluid van een buitenzwembad)
‘Allez, jong. Blijf dat filmen. Ik ga wuiven, ge weet maar nooit.’
Lommel, 9 juli 2021
‘Da’s wel snel.’
De Haan, 13 augustus 2021
‘Je moet hier eens een keer door komen kijken. Hoe dat dat eruitziet.’
‘Hmmmmm?’
‘Zeg, kom een keer.’
‘Hmmmmm.’
‘Kijk, hoe dat dat eruitziet’.
‘Hmmm. Ja.’
‘Een vlieger die daar passeert. Zie je hem gaan?’
‘Ja.’
‘Wat is dat wit ding, jong‽’
Lendelede, 23 september 2021

‘Whatthefuck is dit‽’
‘Oh, het zijn er twee‽’
‘Oh‽’
‘Een ufo! Een ufo! Maar komaan, allez‽ ... Zijt gij sceptisch?’
‘Ik weet het niet.’
‘Whatthefuck scheelt er met u‽ Oh, jong‽’
‘Whatthefuck is dit, man.’
‘Moeten we bang zijn‽ Nee toch, hé?’
‘Nee.’
‘Van waar komt dat?’
Rotselaar, 14 oktober 2021
‘Maar dat ging niet, dat was tegen de zonnestaar, hé.’
‘Weet ik, ja.’
‘De zonnestaar, en dan, weet ge.’
‘Ja. Ja.’
‘Ik zie er alleen maar twee.’
‘Ja, ik zie ze allemaal, jong.’
‘Daar, daar daar!’
‘Die zijn op een lijn, jong.’
‘Dat kan ook die militaire drones zijn, hé. Dat kan die militaire drones zijn, hé. Dat kan die militaire drones zijn.’
‘Jajaja.’
‘Ik denk dat die op Kleine-Brogel zijn opgestegen, en die moeten naar ergens gaan.’
Genk, 16 december 2021
‘Dat vliegt, precies.’ (geluid van motor gehoord vanuit een auto)
‘Ik kan dat niet stilhouden.’
‘Whatthefuck‽’
‘Ik zie het zelfs niet meer.’
‘Whatthefuck is dat, jong‽’
‘Ge moogt geen autofilmpjes maken.’
‘Inderdaad.’
‘Da’s geen luchtballon. Ofwel‽’
Herselt, 5 maart 2022
‘What is that? What. Is. That.’
‘What is that? What is it?’ (fluistert)
…
‘It’s going down.’
‘It’s gone.’ (fluistert)
Wijnegem, 19/03/2022
‘Waar is die jong? Ah, hier is die. Kijk, kijk, ziet ge dat‽ Voilà. Hier is die andere, die gaat naar die, en daar gaat die naar … daar ergens, daar is nog een.’
…
‘Wat is dat, Fons?’
…
‘Meent ge dat, Fons?
…
‘Die komt naar hier, jong. Frank! Frank!’
‘Ja?’
‘Kijk eens naar boven, ge ziet ufo’s! Ziet ge die‽ Drie! Ziet ge die‽ Kijk. Drie!’
‘Ah, dat zijn drones.’
‘Dat zijn geen drones.’
‘Da’s een drone, jong.’
‘Maar wat, drones?’
‘Wat is dat ding?’
‘Dat is een ufo, die draait rond.’
‘Da’s een drone.’
Heusden-Zolder, 3 augustus 2022

‘Shit, I forgot to record it. Typically me. Typically me. Christ. You see like, eh, a flickering? No, hé? No? Hmmm. Strange.’
‘Interessant.’
Kortrijk, 21 augustus 2022
‘Da’s een ronde bol. Kom maar achter mij staan, dan kunt ge het zien.’
‘Ja, da’s als een ronde bol, hé.’
‘Het pinkt precies, ook.’
‘Ja.’
‘Ziet ge dat het flikkert?’
‘Het verschuift.’
‘Nu was ik aan het denken, zou dat een vlieger kunnen zijn, een helikopter die naar iets op zoek is.’
‘Helikopters vliegen ’s avonds niet.’
‘Maakt ook geen lawaai, zo te horen.’
‘Nee.’
‘Dat heb ik goed gezien, hé?’
‘Hmmmm.’ (gestap op slippers)
Balen, 28 augustus 2022
‘C’est quoi? Mais c’est quoi‽’
‘Misschien heeft iemand dat gemaakt, papa?’
‘Wat is er?’
‘Kijk, nog een ding daarboven! Daarboven is iets gemaakt!’
‘E.T.’
‘Een ufo.’
‘Daar.’
‘Het is zwart. Là-bas.’
‘Dat kan ook een vlieger zijn, hé.’
‘Tu vois‽’
‘Mama?’
‘Mais c’est où?’
‘Papa?’
‘Hmmm. Hebben wij geen verrekijker?’
‘Een verderkijker.’
‘Papa, misschien heeft iemand dat gemaakt en dan ...’
‘Een frisbee.’
‘Un frisbee? Mais un frisbee ne reste pas comme ça, eh‽’
‘Mama, ik wil nu naar huis.’
‘Mais ...’
Zaffelare, 30 oktober 2022
‘Dat kwam echt terug naar boven ... Whatthefuck.’
Antwerpen, 28 maart 2023
‘Boven, rechts, ja. Maar een beetje naar rechts.’
‘Hier, dat puntje.’
‘Ge kunt hier nog inzoomen. Ja, ge kunt nog inzoomen.’
‘Zo. Zo.’
‘Wat is dat?’ (fluistert)
‘Het draait altijd, hé?’
‘Wat is dat?’ (fluistert)
‘Subiet zegt dat ineens poeh en dat verschiet ik.’
‘Nee, maar als je dat opentrekt is dat meer juist een puntje, hé.’
‘Een wit dingske, ja.’
‘Ja, ik moet mijn gsm niet gebruiken want die camera is niet goed genoeg om dat te ...’
‘Hoe, die is niet goed genoeg?’
‘Maar echt, dat is toch niet juist, hé‽’
‘Maar da’s een van het werk, hé.’
Mechelen, 5 april 2023
‘Ik dacht efkes dat het zo een lampion was, maar dat kan niet, hé.’
‘Nee, het is echt hoog in de lucht.’
‘Het is een baan aan het volgen.’
‘Het is een baan rond de aarde aan het volgen, maar het is ook niet aan het neerstorten.’
‘Nee, dan zou je rook zien.’
Gent, 2 juli 2023
‘Die ufo, zie jij die ook‽’
‘Ziedaar‽’
‘Wow‽’
‘Zie je dat‽’
‘Is dat geen vlieg?’
‘Keihoog.’
‘Waarom zie ik dat niet in het echt en wel met die camera‽’
‘Ja, da’s wel ... Zie hoe snel dat die ging‽ Whatthefuck‽’
Oostmalle, 10 juli 2023

‘Da’s helemaal ingezoomd. Even uitzoomen. Daar staat ie. Daar is de maan. Daar is ie. (zucht) Ah. (zucht). Ie gaat vertrekken. (lacht) Auf wienerschnitzel! … Oh, daar is ie weer. (zucht) … Ik ga stoppen, jong, ik krijg kramp.’
Bocholt, 14 juli 2023
‘Oh, dat stippeke is ... moeilijk te zien ... Daar ergens ... En daar heb je de volgende ... Heel traag ... Lijkt nu toch wel op een vliegtuig ... Een beetje ... Nee, het is hetzelfde, hé ... Geen idee ... Daar (fluistert) ... Dat is al de vierde, hé.’
Heffen, 18 juli 2023
‘En gaat het hoger? Of naar rechts of links?’
‘Het gaat gewoon vooruit, denk ik.’
Harelbeke, 20 september 2023
‘Wat is dat‽’
Brecht, 22 oktober 2023
Bron: Belgisch UFO-meldpunt
Notities bij de bloemlezing
Terwijl ik werkte aan een tekst over Lieke Marsmans Op een andere planeet kunnen ze me redden, stuitte ik op een archief van vermeende ufowaarnemingen: korte filmpjes van opvallende hemelverschijnselen, opgenomen door mensen van over het hele land en ingezonden naar het Belgisch UFO-meldpunt. De verklaringen van het meldpunt voor de gefilmde fenomenen zijn doorgaans prozaïsch. Behalve een klein aantal onverklaarbare visuele fenomenen gaat het om wensballonnen, luchtspiegelingen, planeten, spots en lasers, vlottende plastic zakken, drones, optische effecten door oneffenheden in een lens, vogels, vleermuizen en insecten, het ISS, enz. De meest in het oog springende verklaringen voor het vermeend waargenomen buitenaards leven zijn een promoballon in de vorm van een verfpot van een West-Vlaams schildersbedrijf, een vliegend kunstwerk van Tomàs Saraceno opgelaten tijdens de Triënnale van Brugge, en bemande (‽) zelfbouw-deltavliegtuigen.
Eigen aan het archief is het rommelige ervan: het gaat niet om professionele opnames, maar om filmpjes gemaakt met een dashcam, beveiligingscamera of meestal smartphone. Daarop zien we nu eens lichtschakeringen, dan weer een voorbijschuivende zwarte vlek of een afwijkende kleur aan de hemel. Het is niet altijd eenvoudig te weten waarover het juist zou moeten gaan. Het beeld is zelden statisch en dikwijls onscherp. Er wordt met wisselend succes in- of uitgezoomd. Trillingen en verplaatsingen zorgen voor schokkende beelden: de geëxciteerde regisseur-cameramannen en -vrouwen zoeken naar optimale filmcondities, verplaatsen zich naar donkerdere ruimtes en volgen het verschijnsel. De cadrage is geïmproviseerd, de horizon zelden waterpas. In beeld verschijnt onbedoeld een Vlaams landschap: zonnepanelen, holle keramische dakpannen en veluxen, toppen van populieren, met daarboven een lichtvervuilde hemel.
De amateurwaarneming van buitenaards leven is in de eerste plaats visueel, maar meer dan de visuele eigenschappen zijn het de auditieve kwaliteiten van de filmpjes die mij aantrokken. Vanaf 2024 werden de filmpjes door het meldpunt gecompileerd per maand of jaar, waarbij in plaats van de originele geluidsband synth-gebaseerde, etherische muziek te horen is. Op het YouTube-kanaal zijn de filmpjes van 2007 tot 2023 echter terug te vinden zonder sferische muziek. Die zijn in te delen in drie categorieën: a) films zonder geluidsspoor, b) films met geluidsspoor waarin niet gesproken wordt en enkel achtergrondgeluid te horen is, en c) films met geluidsspoor waarin er achtergrondgeluid is én gesproken wordt. Van die laatste categorie maakte ik transcripties en stelde een bloemlezing samen. Bij die captaties vallen een aantal zaken op die ze in mijn ogen bijzonder – dikwijls vermakelijk, soms ontwapenend, en op meerdere vlakken revelerend1 – maken.
De reden waarom mensen überhaupt filmen, is verbijstering en verwondering bij wat ze zien. Dat hoor je, en meer bepaald in een aantal terugkerende uitingen: er zijn opvallend veel whatthefuck‽’s, ohmygod‽’s, whaaaaaaaaat‽’s, huh‽’s en hmmmm‽’s en watisdat‽’s. De intonatie en het spreekvolume bij het bespreken van de ufo’s zijn daarbij erg wisselend. Uitroep en vraag, stelligheid en onzekerheid gaan hand in hand – het apodictische en het weifelende zijn geen tegenstellingen.2 Er wordt vaak om bevestiging gevraagd en alles wordt oeverloos herhaald. Mensen roepen van verbazing, maar er zijn ook velen die de verschijnselen met gedempt volume beschrijven. Ze fluisteren of manen elkaar aan om te fluisteren – om geen buren wakker te maken, bijvoorbeeld.3 Dat fluisteren lijkt ook te maken te hebben met de idee dat wat ze zien iets wilds en dierlijks is dat hen zou opmerken bij te luide uitroepen en vervolgens zou vluchten, of net naar hen toe zou komen.
Naast verwondering en verbijstering zijn er ook andere affecten te bespeuren. Er is euforie4 en angst5. Heel soms lijkt er argwaan te zijn – vaak merkbaar in het timbre van de stemmen –, waarbij het belang dat de getuige aan zichzelf hecht naar voren komt. Het kan niet toevallig zijn, zo laten ze verstaan, dat net die persoon de ufo waarneemt.6 De kosmos krijgt samenhang en betekenis door de getuige die die waarneemt.
Maar het belangrijkste affect is ongeloof. Is wat ze zien echt? Die vraag keert telkens terug. Daarbij komt de act van het filmen vaak aan bod: er wordt gevraagd of iets daadwerkelijk en met succes gefilmd wordt, er zijn commando’s over in- en uitzoomen, er wordt geklaagd over de kwaliteit van de captatie. Opvallend: wat de getuigen met het blote oog zien, wordt vergeleken met wat op het scherm verschijnt – en die twee stroken volgens hen niet altijd. Soms is de werkelijkheid te zien naast het scherm, soms op het scherm.7
Wanneer we iemand horen spreken, is het vaak omdat degene die filmt gezelschap heeft. Uit de dialogen valt af te leiden dat het gaat om gezinnen, vrienden, buren, koppels. Verschillende soorten reacties komen daarbij aan de oppervlakte: van gedeelde verwondering en enthousiasme, tot irritatie8 en desinteresse9. In sommige gevallen lijkt niemand anders in de buurt te zijn;10 toch wordt er gesproken. Het gaat dan schijnbaar om monologen: zonder toehoorder worden vragen hardop gesteld, verwondering uitgesproken, theorieën gelanceerd – misschien omdat het horen van de eigen stem geruststelt?11 Soms worden antwoorden op de eigen vragen gegeven.12 Soms wordt degene aangesproken die later het filmpje zal bekijken. In een paar uitzonderlijke gevallen lijkt de persoon zich te richten tot de buitenaardse levensvorm zelf.13
Maar wat wordt er precies beschreven, en op welke manier? Er zijn beschrijvingen die droog zijn, andere zijn regelrecht delirisch.14 Maar taal blijkt vooral slecht uitgerust om het onbekende te beschrijven, en dat wordt benoemd.15 Dan legt men zich neer bij ex negativo beschrijvingen van het verschijnsel, of bij zo vaag mogelijke bewoordingen.16 Er zijn indexicale uitroepen (‘Daar!’, ‘Kijk!’), die fungeren als een wijzende vinger, om iets niet te moeten benoemen. Naar dat onbenoemde gespotte fenomeen wordt verwezen met het onzijdig (‘Ik zie het’) of mannelijk voornaamwoord (‘Ik zie hem’), wat op subtiele wijze hints geeft over wat de mensen menen te zien (alien (m), ‘ufo’ (m), ‘ding’ (o), vliegtuig (o), enz.). Er zijn pogingen tot het beschrijven van de lichtintensiteit en -kleur, van snelheid en hoeveelheid. Er zijn ‘miniflikjes’ en ‘flikkeringen’. Het ‘pinkt’, het ‘verschuift’, het ‘stekkert’, het ‘draait’. Maar de beschrijvingen lopen vast, woorden stokken, en er vallen ook veel stiltes.
Men grijpt dan terug naar vertrouwde zaken om dat vreemde te omschrijven en analyseren – ook al is het duidelijk dat het toch om iets anders gaat.17 Giswerk in combinatie met bestaande kennis leidt tot straffe hypotheses. Logica is daarbij van ondergeschikt belang. Tegenstellingen zijn perfect aanvaardbaar: iets is een vliegtuig, en is tegelijk ook geen vliegtuig. De getuigen en hun omstanders geven daarbij idiosyncratische maar welluidende verklaringen: met trefzekere stem delen ze informatie over drones18, wolken19, vliegtuigen20 en helikopters21. Vanop de grond worden inschattingen gemaakt over de snelheid van de voorbijrazende schotels.22
Kortom: wanneer buitenaards leven lijkt te verschijnen, beginnen we te spreken. Wat we niet begrijpen en doorgaat voor anders, wordt met discours ingedijkt: met commentaar taxeren we het, we catalogeren het binnen bekende kaders. Maar terwijl we dat doen, gebeuren onbedoeld ook andere zaken. We komen zelf in beeld.23 Misschien beschrijven we de ongeloofwaardige24 aanwezigheid van ufo’s om op zijn minst zeker te zijn van ons eigen bestaan?
Terwijl we het buitenaardse interpreteren en ordenen, valt vooral ook op dat er in de beschrijvingen een ongeordende ‘rest’ meekomt. In de tuin kabbelt een fonteintje, iemand heeft een gsm van het werk, kiezels kraken onder schoenzolen, het licht wordt beter niet aangestoken, amechtige ademhaling, er is een feestje een paar huizen verder, where’s your head at, de kinderen zeggen naar huis te willen gaan, een auto vertraagt. Je zou het ‘ruis’ kunnen noemen,25 maar het is veelbetekenend. Een banale, burgerlijke rest bedt het uitzonderlijke in.26
De gefilmde ufowaarnemingen getuigen van het onverwachte karakter van de verschijnselen: ze komen zonder aankondiging, terwijl we iets anders aan het doen zijn.27 De filmpjes zeggen iets over waar we aandacht aan geven, en hoe; over focus en verstrooiing en de wazige grens tussen beide; over het uitzonderlijke en het banale; over wat hoofd- en bijzaak is en wat nu juist van wat afleidt. We zeggen dat we iets zien; we herkennen het niet direct. Er komt iets tevoorschijn – vaag en verontrustend en troostend.
1 Voor Marsman is het internet afstruinen naar ufowaarnemingen troostend, schrijft ze in Op een andere planeet kunnen ze me redden (2025). In het boek getuigt de Nederlandse auteur, op jonge leeftijd gediagnosticeerd met een ongeneeslijke kanker, van twee bekeringen – de ene met betrekking tot geloof in God, de andere tot geloof in buitenaards leven. De feiten zijn hard: ‘Zeven operaties, eindeloze bestralingssessies, jaren van chemopillen, experimentele immuuntherapie, complicaties, ontstekingen, dagenlang overgeven. Alle MRI’s, CT’s, longfoto’s, biopten. [...] Er zitten kleine bolletjes mislukt kraakbeen in mijn longen, die de boel langzaam, tergend langzaam zullen overnemen tot ik uiteindelijk zal stikken. Iedereen ziet het van mijlenver aankomen, niemand kan iets doen. Het is absurd.’ Het geloof in buitenaards leven biedt troost in de vorm van een ander, niet-rationeel perspectief op haar ziekte en de weinige tijd die haar volgens de wetenschap nog rest: ‘Er moet een ander leven zijn. Dit leven is te kort, te gebroken.’ Want: ‘Mogelijkheden bieden nu eenmaal mogelijkheden.’ Het boek – zes essays telkens gevolgd door een vijftal dagboekfragmenten – leest als een pleidooi om onzekerheid te omarmen, het jezelf toe te laten om in iets te geloven dat niet te bewijzen valt, en als uitnodiging aan de lezer om niet te rigide te zijn in de opvattingen.
2 In de transcripties maak ik gebruik van ‘‽’, het in onbruik geraakte interpunctieteken gekend als de interrobang dat ! en ? samenbalt. De interrobang (van ‘interrogation’ en ‘bang’, vormgeversjargon voor een uitroepteken) werd in de jaren 1960 bedacht door de Amerikaanse reclameman Martin K. Speckter. Het kreeg even tractie maar verdween vrij snel van het toneel. Speckter zag de interrobang als het leesteken voor de combinatie van verrassing en twijfel, vraag en uitroep, en stelde het voor om verwondering en retorische vragen te markeren. Het voordeel van de interrobang is dat de keuze tussen de courante leestekencombinatie ‘?!’ (een vraag die uitgeroepen wordt) of ‘!?’ (een uitroep die gevraagd wordt) omzeild kan worden.
3 ‘Ik mag niet roepen, hé.’ – Kaprijke, 20 mei 2020
4 ‘Ohmygod, Jimmy‽’ – Erembodegem, 23 februari 2020
5 Het bibberende kind in Eindhout, 29 maart 2020
6 ‘Waarom draait die de hele tijd hier in mijn buurt‽’ – Aarschot, 16 november 2019
7 ‘Op mijn telefoon zie ik het nog goed. Da’s de realiteit die we zien.’ – Aalst, 13 januari 2021
8 ‘Ja-aaa.’ – Eindhout, 29 maart 2020
9 De 3x ‘Hmmmm?’ in Lendelede, 23 september 2021
10 In de kern gaat Op een andere planeet kunnen ze me redden over eenzaamheid. Die eenzaamheid zit in de moeilijke relaties tussen Marsman en haar naasten, in de solitaire wandel door de behandelingen, en vooral in het vooruitzicht van haar dood. De centrale kwestie in het boek is hoe je, als schrijver die de dood in de ogen kijkt, die eenzaamheid kan beschrijven, en hoe je je als lezer daartoe kan verhouden.
11 In het essay ‘Allemaal kevers’ buigt Marsman zich over de roman Wittgenstein’s Mistress (1988) van de Amerikaanse auteur David Markson. Dat boek is een aaneenrijging van biografische ‘feitjes’, hoogstens een paar regels lang, veelal over spilfiguren uit de westerse cultuurgeschiedenis, die opgesomd worden door de spaarzaam aanwezige verteller Kate. Kate, zo suggereert de roman, is de enige nog levende persoon op aarde. Wat Marsman, samen met David Foster Wallace die de roman ook besprak, uit Marksons roman haalt, is de performatieve waarde van een uitspraak: ‘niet wat er gezegd wordt maar dat er gezegd wordt is belangrijk’: ‘[...] in hun eenzaamheid proberen [Marksons personages] houvast te vinden bij het gegeven dat er na de dood iets overblijft van wie zich tijdens zijn leven wist uit te drukken, zelfs al is dat niet meer dan een voetnoot onderaan een pagina in een biografie over iemand anders. De feiten blijven.’ Die feiten zijn talig: ze blijven in zoverre ze genoteerd worden – én gelezen: ‘Het werk blijft, maar zoals in een wereld met niet ten minste twee mensen taal onmogelijk is, zo is ook kunst onmogelijk als er niemand meer is om haar te aanschouwen.’ Op een andere planeet kunnen ze me redden bewijst, als boek, als tekst, dat iemand het neerschreef en is daarmee een existentieel gebaar voor een auteur die het einde ziet naderen.
12 ‘Wat is dat nu‽ Ik zou het niet weten.’ – Westmeerbeek, 20 april 2020
13 ‘Auf wienerschnitzel!’ – Bocholt, 14 juli 2023; ‘Ik ga wuiven, ge weet maar nooit.’ – Lommel, 9 juli 2021. Met die uitspraak geeft de vrouw uit Lommel een gecondenseerde versie van de redenering van de zeventiende-eeuwse filosoof Blaise Pascal met betrekking tot de vraag of je in God en het hiernamaals moet geloven – en die Marsman ook aanhaalt: ‘Je hebt niets te verliezen.’
14 De uitschieter is Hasselt, 11 augustus 2020: ‘Ben ik alleen aan het flippen‽ Kijk, synchronization. Starting with a manifestation. Kijk, hé. Look into the sky. Look into the sky. Synchronization. Angelics. Palladians. Sirius. Lion’s Gate. Open up portal eight eight four eight four times eight three A two A’s four times seven. Celebrate. Four four one. One one one. Six six six. Two two two. Heaven on earth.’ Op de achtergrond speelt Basement Jaxx’ ‘Where’s Your Head At’.
15 Er zijn momenten in het boek waarop Marsman schrijft dat ze de taal niet meer beheerst. Een belangrijk motief is de schreeuw, als een oerexistentieel gebaar dat de taal voorafgaat: ‘Er zijn trauma’s die zo groot zijn dat niets ze recht doet en toch hebben we de taal nodig om in ieder geval een poging te doen, een allereerste schreeuw – Dat is taal die geen recht doet aan de werkelijkheid, en toch betekenis heeft. Een tekortkoming van Wittgenstein is dat hij vooral wilde weten hoe taal werkt, terwijl taal vaak minstens zo veelzeggend is als ze niet werkt.’
16 ‘Dat kan geen ster zijn.’ – Westmeerbeek, 20 april 2020; ‘Daar zit dingen rond‽’ – Schellebelle, 18 augustus 2018
17 ‘Un frisbee‽ Mais un frisbee ne reste pas comme ça, eh.’ – Zaffelare, 30 oktober 2022; ‘’t Is zoals een paasklok, kijk!’ – Lotenhulle, 13 september 2015. Anderen doen meer creatieve pogingen: ‘Da’s echt een cosmic train.’ – Mortsel, 25 mei 2018; ‘Een band die vliegt.’ – Wenduine, 30 juli 2019
18 ‘Ik denk dat die op Kleine-Brogel zijn opgestegen, en die moeten naar ergens gaan.’ – Genk, 16 december 2021
19 ‘Wolken op wolken, dat kan niet.’ – Aalst, 13 januari 2021
20 ‘Een vliegtuig heeft een rood en een wit licht.’ – Antwerpen, 28 juli 2018
21 ‘Helikopters vliegen ’s avonds niet.’ – Balen, 28 augustus 2022
22 ‘Ge moogt rekenen dat hij met 30-40.000 kilometer per uur ging.’ – Kaprijke, 20 mei 2020
23 De referentie heeft iets onkies, maar Roland Barthes’ beroemde essay ‘La mort de l’auteur’ (1968) is ook voor Op een andere planeet kunnen ze me redden verhelderend – zij het vanuit contrast. Literatuurtheoretisch gezien geldt het verdwijnpunt van de auteur voor Barthes als een voorwaarde om de meerduidigheid van een tekst vrij spel te geven. Door de greep van de auteur op de tekst te lossen, kan de lezer op het voorplan treden: ‘dès qu’un fait est raconté, [...] la voix perd son origine, l’auteur entre dans sa propre mort, l’écriture commence’.
De crux bij Op een andere planeet kunnen ze me redden is dat de auteur op het moment dat die werkelijk aan het sterven is, des te aanweziger wordt. Dat lijkt logisch: als we het einde voelen naderen, klampen we ons vast aan onszelf. Door redenen die te maken hebben met biografie, maar ook met genre, tijdsgewricht en literair klimaat, en met het verschil tussen poststructuralistische theorie en geleefde realiteit, lijkt Barthes’ perspectief hier weinig relevant. Maar het duidt wel de spanning aan die er in Marsmans boek is tussen de (omwille van existentiële en taalfilosofische redenen) erg aanwezige auteur, die een strak gecomponeerd geheel aanbiedt, en de rol die weggelegd is voor de lezer. Die spanning is er omdat een zekere vrijheid voor de lezer ook net de inzet lijkt te zijn – het is een boek dat de klemtoon legt op het omarmen van onzekerheid en het bekampen van rigiditeit. Anders gesteld: kan de lezer een andere rol opnemen dan die van (levensnoodzakelijke) getuige van wat Marsman schrijft?
24 Tijdens zijn korte populariteit werd de interrobang gezien als een (lees)teken des tijds. Typemachinefabrikant Remington, die kortstondig een ‽-toets voorzag op het klavier, prees het in 1968 aan als een teken dat ‘expresses modern life’s incredibility’. Time Magazine zag het een jaar eerder als een uiting van ‘the ambiguity, not to mention the schizophrenia, of modern life’. De interrobang lijkt vandaag te echoën in en deels te worden overgenomen door ‘wtf’.
25 Marsman vraagt zich af: ‘In hoeverre brengt een correcte beschrijving van alles wat het geval is ons ooit echt in contact met alles wat het geval is?’ Het lijkt een retorische vraag (en verdient dus eigenlijk een ‽), en ik denk, net als Marsman, dat het antwoord ‘nooit’ is. Het kan ook andersom geformuleerd worden: misschien niet alles, maar toch veel van wat het geval is, komt in zicht als we het beschrijven – simpelweg maar fundamenteel en niet retorisch (‽), omdat dat beschrijven, per definitie en altijd, incorrect – rommelig, met een rest – is.
26 In haar analyse van andermans ufowaarnemingen wijst Marsman erop dat mensen dat vaak zeggen te ervaren als ‘een onderbreking in de werkelijkheid’. Ik vermoed dat die onderbreking, wanneer ze beschreven wordt, vergezeld gaat van onnoemelijk veel chaotische, ondermaanse werkelijkheid. Dat is in ieder geval ook zo in Marsmans boek en bij de eigen grote ervaringen die ze beschrijft: ‘Ik heb lang getwijfeld over de vraag of het zinvol zou zijn zulke particuliere ervaringen in een boek als dit te delen. Uiteindelijk besloot ik het toch te doen. Ik wilde inzichtelijk maken welke dagelijkse praktijken er ten grondslag liggen aan de geestelijke veranderingen die ik parallel hieraan beschrijf.’ Wanneer Marsman moet wachten op een bijkomende diagnose, vertelt ze dat ze steeds opnieuw empanada’s gaat eten. Er is een weekend op de Veluwe waar ze een existentiële crisis heeft; het regent er de hele tijd.
Als het, zoals Marsman het zelf her en der in het boek aangeeft, een haast onbegonnen taak is voor de lezer om haar onbevattelijke (vaak eenzame) ervaringen te doorvoelen – de kankerdiagnose, de amputatie, de dood die met rasse schreden dichterbij komt, de bekering tot God, het geloof in buitenaards leven – en de lezer daar gevraagd (maar ook beperkt) wordt tot aanhoren, tot getuige te zijn van het existentieel gebaar dat Marsmans boek is, dan lijken er in de dagelijkse resten en de ruis die meekomen wel mogelijkheden te zitten tot toenadering. Het is via schijnbaar onbeduidende details dat Marsman – onrechtstreeks – de eenzame kern van het boek opent voor de lezer, net zoals Marksons Kate dat in Wittgenstein’s Mistress doet volgens Wallace: ‘Kate is indeed awfully lonely, though her ingenuous announcements – “Generally, even then, I was lonely” – are less effective by far than the deep-nonsensical facts via which she communicates isolation’s meaning.’
Eenzaamheid laat zich moeilijk communiceren. Er is een omweg nodig: de beschrijving van het onbeduidende functioneert als voorwaarde en manier om de eenzaamheid van de auteur te kunnen benaderen – door daarin de eigen eenzaamheid te kunnen herkennen. Niet zozeer in de verhalen en bespiegelingen over de bekeringen, ziekte en dood, niet in het benoemen van eenzaamheid als eenzaamheid, maar in empanada’s eten, in de gietende regen op de Veluwe, in het urenlang kijken naar schokkerige YouTube-filmpjes.
27 ‘Die volgt mij al heel de weg. Van bij ons ma naar huis.’ – Geel, 13 april 2020