Verdwalen tussen feit en fictie

Door Anne van den Dool, op Sun Nov 25 2018 23:00:00 GMT+0000

Meer en meer zijn de verhalen van Eva Posthuma de Boer gebaseerd op de levens van bekende en minder figuren. In deze vertaalslag van werkelijkheid naar fictie gaat de Nederlandse schrijfster veel verder dan het louter neerpennen van ware gebeurtenissen. Dit wordt haar niet altijd in dank afgenomen.

In Nederland is Eva Posthuma de Boer al lang geen onbekende meer: na haar werk als theaterproducente voor onder meer Comedytrain en Toomler schreef ze verschillende romans. Ook is ze columniste voor onder meer Parool. Vooral haar weinig verhuld gebruik van biografische gegevens werd gretig door pers en publiek opgepikt. Zo speelde haar debuut Eindeloze dagen (2007) zich af tegen de achtergrond van de Amsterdamse kunstenaarswereld en viel ook in opvolgers Lichthart (2009) en De Comedy Club (2012) – waarvoor ze inspiratie putte uit haar jaren als bij onder andere het Leids Cabaret Festival – een zweempje werkelijkheid te herkennen.

Toch is in geen enkele van deze romans de connectie met de werkelijkheid zo duidelijk als in haar laatste twee: Ica (2015) en het onlangs verschenen En het wonder ben jij (2018). In die eerste valt het meteen op dat het titelpersonage Ica Metz op de Nederlandse auteur Connie Palmen lijkt geënt, terwijl je bij de tweede snel ontdekt dat het korte en turbulente leven van de Nederlandse kunstschilder Aad Donker nooit veraf is.

Dichterlijke vrijheid

Wie denkt dat Posthuma de Boer moeite doet om die gelijkenissen weg te steken, zit er schromelijk naast. Zo opent Ica met een citaat van Palmen – ‘Tussen de waarheid en het schrijven botert het niet’ – en wordt Metz omschreven als klein van stuk, met een tegen het alcoholisme aan schurende drankconsumptie, koketterend met haar intellectuele imago. Als dat nog geen belletje laat rinkelen of op toeval zou kunnen berusten, zorgen passages als deze alsnog voor een aha-ervaring:

Wie denkt dat Posthuma de Boer moeite doet om die gelijkenissen weg te steken, zit er schromelijk naast.

‘In het jaar dat Ica debuteerde, ontmoette ze ook Simon Waterman, een vileine journalist met een zwak hart dat het vijf jaar later zou begeven, en Ica op haar veertigste voor de eerste maal in rouw zou dompelen. (…) In 1999 kreeg Ica een verhouding met haar tweede grote liefde Arthur Kerstens en bracht ze de novelle Het relict uit, het Boekenweekgeschenk dat voor Nadine als een bijbel zou worden.’

Voor de duidelijkheid: Simon Waterman is het literaire equivalent van Palmens eerste liefde Ischa Meijer, die in 1995 overleed, en Arthur Kerstens staat gelijk aan politicus Hans van Mierlo, met wie Palmen vanaf 1999 een verhouding had tot hij in 2010 stierf. En dat fictieve boekenweekgeschenk? Dat verwijst naar Palmens novelle De erfenis, die in 1999 Boekenweekgeschenk was.

Eva Posthuma de Boer

Ook als je door de oppervlakte heen krast, ontdek je zulke verwijzingen. Posthuma de Boer heeft immers uitgebreid speurwerk verricht – getuige ook de voetnoten en de bronnen die ze achteraan heeft opgelijst, zowel in En het wonder ben jij als Ica. Om een voorbeeld te geven: Ica draagt na de dood van haar tweede liefde, Arthur Kersten, zijn oversized truien. Iets gelijkaardigs deed Connie Palmen in een aflevering van het Nederlandse praatprogramma Villa Felderhof, waarin de rouwende schrijfster in de oude fleecevesten van Van Mierlo over de markt struint.

Spiegel- of sleutelroman?

Posthuma de Boers verwijst in haar verkapte ode echter niet enkel naar de persoon Connie Palmen, maar ook naar haar veelbesproken oeuvre. In romans zoals De vriendschap (1995) verwerkt immers ook zij vaak bestaande figuren in haar proza, iets wat Palmen zelf graag autobiofictie noemt. Hetzelfde geldt voor de fascinatie voor mythologische figuren die ze in boeken als Lucifer (2007) en Jij zegt het (2015) etaleert. Zo verwijst het personage Ica in Posthuma de Boers roman naar Icarus, wiens wassen vleugels volgens een aloud Grieks verhaal smelten als hij te dicht bij de zon komt. Welke overmoedige ziel vliegt in deze roman te dicht bij de warmte?

Posthuma de Boers verwijst in haar verkapte ode niet enkel naar de persoon Connie Palmen, maar ook naar haar veelbesproken oeuvre.

Daar zijn twee mogelijke kandidaten voor: enerzijds het titelpersonage Ica, dat op Palmen gebaseerd is, en anderzijds haar adorerende toeschouwer en hoofdfiguur Nadine. Op wie lijkt zij? Op Eva Posthuma de Boer zelf. Net als in En het wonder ben jij – waarin het op haar geënte personage Tosca heet, en op dezelfde zwijgende, onderzoekende en analyserende manier te werk gaat – schreef zij een fictieve versie van zichzelf in haar verhaal in de vorm van Nadine, een jonge schrijfster die maar niet uitgepraat raakt over die ‘kleine, grote schrijfster’ die met zoveel gretigheid in het leven staat.

Ondanks de adoratie van Posthuma de Boer voor Connie Palmen (en fictioneel gespiegeld: Nadine’s adoratie voor Ica) was niet iedereen te spreken over de wijze waarop ze de werkelijkheid naar haar hand zet. Zo verweet Jann Ruyters in Trouw de schrijfster een ‘smeuïg maar oppervlakkig’ verhaal te hebben geschreven, dat te lijden heeft onder de glamourvolle setting van de literaire grachtengordel, met het Boekenbal als kers op de roddeltaart.

Ondanks de adoratie van Posthuma de Boer voor Connie Palmen was niet iedereen te spreken over de wijze waarop ze de werkelijkheid naar haar hand zet.

Gelukkig blijft Posthuma de Boer niet in Amsterdam hangen. Nadine lokt haar idool Ica immers mee naar het Franse platteland, om haar nog beter te leren kennen – een reis die Posthuma de Boer overigens zelf niet met Palmen ondernomen heeft. Aangekomen in dat pittoreske huisje worstelt de jonge schrijfster voortdurend met de vraag hoe ver ze mag gaan in het vastleggen van de werkelijkheid zonder haar object van onderzoek – Ica dus – daarvan op de hoogte te brengen. Ze probeert dat voor zichzelf goed te praten door te stellen dat ze vooral geen kwaad wil doen en dat ze Ica na het overlijden van haar tweede liefde weer gelukkig te maken.

Op die manier lijkt Ica van Eva Posthuma de Boer het boek dat Nadine – het hoofdpersonage van Ica – wil schrijven tijdens haar uitstap met haar idool naar het Franse platteland. Op de laatste bladzijde lezen we immers: ‘Ica verscheen in april 2015. Zestig hoofdstukken, zes maanden voor Ica’s zestigste verjaardag. De macht der getallen.’ Hier gaan fictie en werkelijkheid een wel heel bijzondere verbintenis aan: de roman die voor ons ligt is in april 2015 verschenen, en toch wordt er niet gesproken over de zestigste verjaardag van Connie Palmen, maar over die van haar papieren evenknie.

Ongemakkelijke waarheid

Ica biedt dus veel ruimte tot onderzoek naar de verhouding tussen feit en fictie, maar volgens Jann Ruyters laat Posthuma de Boer hier toch te veel kansen liggen. Nadines bespiegelingen leiden uiteindelijk nergens toe, meent de recensente van Trouw. Ook Connie Palmen reageerde weinig positief op Posthuma de Boers experiment: ‘Een mislukt boek naar mijn idee. Pseudo-literair. De schrijfster kent haar personage niet. Dan kun je iemand niet laten praten, niet laten bewegen, niet laten denken,’ stelde de schrijfster. Eerder in het maakproces reageerde ze al met ‘It better be good’, een uitspraak die letterlijk in Ica terechtgekomen is.

Het zijn details als deze die de lezer bij tijd en wijle een ongemakkelijk gevoel bezorgen: het intieme boek waarvan Nadine in Ica twijfelt of ze het wel kan maken, schrijft Posthuma de Boer dus wel. Hierdoor gaat haar boek ook over de onmacht van hen die tégen hun wil tot personage worden gemaakt, overgelaten aan de grillen van de schrijver.

In Ica vraagt Nadine af of niet iedere roman een sleutelroman kan genoemd worden: in de hedendaagse literatuur barst het van de subtiele verwijzingen naar bestaande figuren.

Dat die vraag actueel is, spreekt voor zich. In Ica vraagt Nadine terecht af of niet iedere roman een sleutelroman kan genoemd worden: in de hedendaagse literatuur barst het van de subtiele verwijzingen naar bestaande figuren, die soms zelfs naar de rechter stappen, omdat zij zich onjuist geportretteerd voelen. Denk bijvoorbeeld aan de moeder van Nicolien Mizee, die dit najaar om deze reden nog een rechtszaak aanspande tegen haar dochter. Ook A. F. Th van der Heijden werd op die manier op het matje geroepen toen hij in zijn roman De helleveeg de familienaam van zanger Peter Koelewijn verbond aan een illegale abortuskliniek.

Tijdens een gesprek met de Volkskrant vroeg Eva Posthuma de Boer zich iets gelijkaardigs af als haar personage Nadine. Zo vertelde ze dat ze Ica geschreven had omdat ze zich altijd had opgewonden ‘over de kritiek die Connie Palmen krijgt op het genre dat zij autobiofictie noemt’. Wanneer in een roman personages voorkomen die in de echte wereld rondwandelen, beschouwt men het boek niet langer als fictie – een kwalijk gegeven, vindt zij. Met Ica en En het wonder ben jij maakt Posthuma de boer dan ook een groter statement dan critici eerder vermoedden: zij legt met deze boeken onze onvrede rondom biografische fictie op subtiele wijze bloot.

Non-fictie-fictie

Posthuma de Boer heeft in haar vertaalslag van werkelijkheid naar verzonnen verhaal meer gedaan dan simpelweg ware gebeurtenissen neerpennen. Met Ica heeft zij een intrigerend intertekstueel vlechtwerk geschreven, dat door een intelligent spel met biografische feiten, eenzelfde fascinatie voor klassieke mythologie en een zeer treffend nagebootste stem van Connie Palmen een gelijkaardige sfeer weet op te roepen als in Palmens oeuvre. Posthuma de Boer werd hiervoor ook in de kritieken – zij het lauw – geprezen.

Door in haar boeken fictie te fictionaliseren levert Posthuma de Boer kritiek op het overtuigde gebruik van dat begrip.

Dat ze Connie Palmen na drie jaar studie desondanks nog steeds niet helemaal heeft kunnen doorgronden – de lezer weet na het dichtslaan van Ica nog steeds niet wie de schrijfster eigenlijk is – mag dan ook niet verbazen. Ze wil het masker van Palmen immers niet doorprikken, zo blijkt uit interviews met de schrijfster. Door in haar boeken fictie te fictionaliseren levert Posthuma de Boer kritiek op het overtuigde gebruik van dat begrip: via haar romans laat ze de lezer immers worstelen met de vraag wat wel en wat niet in prozavorm mag worden omgezet. Laten we hopen dat ze die uitdaging in een volgende roman opnieuw aangaat.