Verdampt protest?

Door Rudi Laermans, op Thu Apr 15 2021 21:00:00 GMT+0000

Vlaanderen krijgt een vernieuwd Kunstendecreet. Rudi Laermans fileert het officiële voorstel naar aanleiding van Vlaanderen excelleert!?, een publicatie die het cultuurprotest van eind 2019 memoriseert.

Het ziet er niet goed uit voor het Vlaamse kunstenveld in het algemeen en de Vlaamse kunstenaar in het bijzonder. Dat is zelfs een understatement. Er is de coronacrisis: vanaf dit najaar zullen we alle opgelopen averij kunnen beginnen opmeten. Het gaat dan niet enkel over blijvende financiële nooddruft, maar ook over de vernietiging van een aanzienlijke hoeveelheid menselijk kapitaal. Theater- of dansmakers bijvoorbeeld die een bijna afgeronde voorstelling nooit live konden spelen: maanden werk waarin ze altijd ook hun ‘zelf’ engageerden, zijn voltooid verleden tijd. Of artiesten of technici die noodgedwongen afhaakten en zich herschoolden: jaren gestaag opgebouwde ervaring die in geen tel oploste. De meeste kunst is sowieso weerloos, maar tijdens de coronacrisis voelden vele kunstenaars zich waardeloos.

Er is daarnaast het recent herschreven Kunstendecreet. Het moest de positie van de individuele kunstenaar versterken: meer financiële zekerheid, minder exploitatie in de relaties met kunstexploitanten (dat is iedereen die geen kunst maakt, maar die voor de eigen kost wel nodig heeft). Deze beloftes blijven grotendeels dode letter in de tekst die onlangs werd goedgekeurd door de Commissie Cultuur van het Vlaamse Parlement. Fair practice wordt vermeld, niet ook inhoudelijk in het decreet gepreciseerd. De geldpot voor kortlopende financiering zal amper gevuld doorsudderen, en er zal worden bespaard op de toegang tot en omvang van individuele beurzen. Net als voor fair practice volgt de nadere invulling via nog te schrijven regeringsbesluiten.

In lijn met de nu al historische ministerieel-presidentiële oneliner ‘Da gade gij ni bepalen’, is sectoraal overleg er voornamelijk pour amuser la galerie

Et voilà de Vlaamse democratie, die volgens een notoir Vlaams politiek leider positief verschilt van de Waalse. Eén: we negeren de eensluidende bezwaren uit het veld. In lijn met de nu al historische ministerieel-presidentiële oneliner ‘Da gade gij ni bepalen’, is sectoraal overleg er voornamelijk pour amuser la galerie (de gevoerde samenspraak resulteerde slechts in enkele mineure bijstellingen van het ontwerp van decreet). Niemand die bijvoorbeeld stond te springen voor de nieuwe categorie van de kerninstellingen, die voor twee beleidstermijnen oftewel tien volle jaren subsidies zullen krijgen. Die ontvangen ze wel niet op basis van louter een zelfgeschreven beleidsplan, maar worden gegund via een met de Vlaamse regering onderhandelde beheersovereenkomst. Wat ons bij vers twee brengt: de meerderheid van de wetgevende macht mag beleefd applaudisseren voor een kaderdecreet dat op essentiële punten een blanco cheque geeft aan de uitvoerende macht. Voor die gang van zaken bestaan dure uitdrukkingen en scheldwoorden, maar die zijn voldoende bekend.

Het is niet de eerste keer dat Vlaanderen een factuur liever laat betalen door België, ook al is het ten volle bevoegd

De tussentijdse conclusie doet nogal wrang aan. Vlaanderen is bevoegd voor kunst en cultuur, maar de individuele Vlaamse kunstenaar kan voor forsere financiële dekking beter rekenen op de geplande hervorming van het Belgische kunstenaarsstatuut. Die stelt wél meer middelen in het vooruitzicht, evenals een grotere toegankelijkheid. Het valt niet uit te sluiten dat sommige Vlaamse politici in stilte de rekening hebben gemaakt: ‘Laat het federale niveau maar zorgen voor een voldoende sterk vangnet voor de artistiekelingen’. Het is niet de eerste keer dat Vlaanderen een factuur liever laat betalen door België, ook al is het ten volle bevoegd.

Politisering

‘Belofte maakt schuld’, maar niet dus voor de Vlaamse meerderheid. Die niet ingeloste toezegging dat het te herschrijven kunstendecreet de centrale rol van de individuele kunstenaar zou erkennen, kwam er na de felle protesten in het najaar van 2019 tegen de besparingen in de kunstensector. De voornaamste motor van de publieke onvrede was precies de inkrimping van het budget voor de projectsubsidies met liefst zestig procent. De mobilisatie ging breed, al liepen de individuele makers voorop: zij werden het hardst getroffen. Goed een jaar later verscheen onder redactie van Ine Hermans en Robrecht Vanderbeeken Vlaanderen excelleert!? Dit boek brengt het protest in kaart aan de hand van individuele getuigenissen, analyses die zijn geënt op telkens een afzonderlijke discipline, en enkele meer omvattende bijdragen.

Dat het vernieuwde decreet voorziet in een krimp van individuele beurzen, sluit alvast aan bij de neoliberale mantra van de zelfredzame kunstenaar-als-ondernemer

Vlaanderen excelleert!? is geen historisch document. Een handvol teksten zitten dicht op het toenmalige momentum, maar de rake persoonlijke observaties over onophoudelijke werkdruk, hoppen van projectje naar baantje, sociaaleconomische onzekerheid, en een knagend gevoel van chronische onderwaardering, zullen helaas niet snel aan relevantie inboeten. Dat gaat ook op voor de bredere beschouwingen. Daarin weerklinken enkele melodieën die de recente decretale gang van zaken helpen begrijpen. De eerste melodie zegt dat de meerderheidspartijen kiezen voor meer markt en minder overheid, de tweede tune benadrukt de nationalistische inslag van het actuele Vlaamse cultuurbeleid. Dat het vernieuwde decreet voorziet in een krimp op het gebruik en de omvang van individuele beurzen, sluit alvast aan bij de neoliberale mantra van de zelfredzame kunstenaar-als-ondernemer. Voor de rest is het afwachten hoe sterk de uitvoeringsbesluiten en de beheersovereenkomsten met de nieuwe kerninstellingen (én de al bestaande Grote Dozen) individuele kunstenaars en organisaties neoliberaal dan wel nationalistisch zullen ringeloren. Dat brengt mij bij nog een andere weerkerende redenatie in Vlaanderen excelleert!? die bijdetijds is.

In het Vlaams Parlement verklaarde cultuurminister-in-bijberoep Jan Jambon dat de Vlaamse regering de autonomie van de ‘tienjarigen’ wil respecteren: ze zal die niet breidelen via de beheersovereenkomsten of toekomstige bepalingen over de samenstelling van hun bestuursraden. Geen politisering dus? Geen impliciet voornemen om cultuurhuizen sterker te sturen in de richting van pakweg proper repertoiretoneel en meer ‘Vlaamse meesters’, wég van het experiment en kunst die kritiseert en emancipeert? Om een andere historische oneliner, ditmaal uit de nationale politiek te citeren: ‘Wie gelooft die mensen nog?’

Vanwaar het relatief fletse verzet tegen het ondertussen bijna definitief goedgekeurde vernieuwde Kunstendecreet?

Anders dan beloofd, hebben de cultuurminister en zijn kabinet bij de definitieve renovatie van het Kunstendecreet enkel wat krenten opgepikt uit de dialoog met ‘het veld’. Anders dan verzekerd, bevat het vernieuwde Kunstendecreet geen stevige handvaten om de precaire positie van de individuele kunstenaar op te krikken. Tel bij die gebroken beloften nog de harde uitvallen richting hedendaagse kunst van een resem N-VA-prominenten: is het dan soms zo vergezocht om, zoals meerdere auteurs in Vlaanderen excelleert!?, te speculeren over een bewuste strategie, een waarin de keuze pro een verharde instellingslogica wordt ingegeven door het politieke streven naar een grotere inhoudelijke greep, in de eerste plaats dus van de kant van N-VA? De geschiedenis is geen complot, maar ze zit wel boordevol samenzweringen en slinkse manoeuvres.*

Slinkende solidariteit

Vlaanderen excelleert!? katapulteert je terug in de tijd; tegelijk keert de herinnering aan de eind 2019 geventileerde boosheid weer als een boemerang. Die heeft de vorm van een vraag: vanwaar het relatief fletse verzet tegen het ondertussen bijna definitief goedgekeurde vernieuwde Kunstendecreet? Corona speelt het Vlaamse beleid in de kaart, uiteraard. De belemmering van ‘fysieke politiek’ werkt sterk remmend: manifesteren ligt moeilijk. Tegen zoomende regerings- of commissievergaderingen valt ook moeilijker een protestlied aan te heffen. En vooral hebben velen in de kunstensector andere kopzorgen dan hun officieel herijkte toekomst: ze zijn bezig met overleven, financieel en mentaal.

‘De sector’ is een ideologische notie, dus we kunnen ze beter schrappen of enkel nog mits uitleg gebruiken

En toch. De protestgolf die Vlaanderen excelleert!? karteert, was een ongeziene opstoot van brede solidariteit. Een oproer, jawel, maar hoogst tijdelijk. Waarmee een algemener pijnpunt in beeld komt: hoe smeed je duurzame en tevens tactisch efficiënte banden binnen een hyperconcurrentiële omgeving die van langsom meer gelijkt op de gig- annex platformeconomie? Dan hebben we het inderdaad over bijvoorbeeld Uber: je wordt betaald per individuele opdracht, je snoept die in de regel van iemand anders af, en je bouwt geen sociale zekerheidsrechten op. Alleen SOTA (State of The Arts) lijkt het enigszins te lukken om onder een behoorlijk aantal artistieke flexwerkers een ietwat blijvende eendracht te creëren, vooral dan binnen de podiumkunsten (ik heb het even niet over de cruciale rol van de vakbonden in een aantal grotere organisaties en als algemene veldinfrastructuur).

Sinds de contouren van de vernieuwbouw van het Kunstendecreet bekend raakten, wordt vaak hoog opgegeven over de unieke ecologie van het Vlaamse kunstenlandschap. Het bestaande, gevarieerde subsidiepalet zou een soepele productieketen mogelijk maken, zonder uitgesproken overwicht naar Frans of Duits model van ruim betoelaagde kunstinstellingen op een schaars bedeelde ‘Freie Szene’. Ik heb dat altijd een te geïdealiseerd beeld gevonden. Zoals ook meerdere getuigenissen in Vlaanderen excelleert!? aangeven, is het Vlaamse kunstenveld evengoed doorschoten van soms krasse ongelijkheden (zoals die tussen musea of kunsthallen en tentoonstellende artiesten). Kleinere organisaties moeten bedelen bij grotere, en individuele kunstenaars bij beide. Deze scheve verhouding maakt dat de machtigere partij bepaalt of je steun krijgt, en zo ja hoeveel. Het past allemaal niet zo goed bij het progressieve beeld dat de hele sector zich zo graag aanmeet. Ook zonder Grandioos Marxisme kan je nochtans weten dat in de artistieke branche ongelijke productieverhoudingen bestaan op basis van een structureel ongelijke verdeling van de artistieke productiemiddelen. Facit: ‘de sector’ is een ideologische notie, dus we kunnen ze beter schrappen of enkel nog mits uitleg gebruiken.

Solidariteit is een mooi iets, maar het Kunstendecreet dreigt de mogelijkheid daartoe in hoge mate te hypothekeren.

Het vernieuwde Kunstendecreet zal de ongelijkheden zichtbaarder maken want allicht vergroten. Ik durf er veel om te verwedden dat er bij een plusminus gelijkblijvend cultuurbudget meer ‘gebetonneerd geld’ zal gaan naar de kunst- en kerninstellingen en minder naar alle andere actoren. Dat Mattheuseffect geeft een voorspelbare uitkomst. De kloof tussen (middel)groot en klein verwijdt, wat voor nog frappantere bedelverhoudingen zal zorgen. Voor de goede orde (en steevast vergeten in de discussie ter zake): aan die duurzame afhankelijkheden verandert fair pay weinig of niets. Daarnaast wordt onder de kleinen de concurrentie om de schaarse middelen, incluis bijvoorbeeld speelplekken, nog intenser. Het doet inderdaad denken aan wat er al langer in onze samenleving aan de gang is. Nog meer dan voorheen dreigt artistieke autonomie samen te gaan met sociaaleconomische heteronomie. Solidariteit is een mooi iets, maar het vernieuwde kunstendecreet dreigt de mogelijkheid daartoe in hoge mate te hypothekeren. En ja, sectorale schijnsolidariteit was, is en blijft gewoon hypocriet.

*
Op deze website ontvouwde Wouter Hillaert met verve het argument dat de nieuwe categorie van de kerninstellingen een weloverwogen zet is in de richting van een directere politisering van het kunstenveld. Daarop reageerde N-VA politicus Marius Meremans dat Hillaert spoken zag en tegen het complotdenken aanschurkte. Hij riep op om de discussie serieus te voeren, maar ging zelf niet in op de vele goede redenen contra kerninstellingen die ondertussen op tafel lagen (en die Hillaert nota bene netjes had opgelijst). Faut le faire: oproepen tot een fair debat dat feitelijk al een tijdje wordt gevoerd en alle reeds gegeven argumenten botweg negeren.