Unapologetic: verslag van een astronaut

Door Emiel Lenaert, op Mon Aug 31 2020 22:00:00 GMT+0000

Niet enkel in de fysieke ruimte, maar ook in de gespreks- of virtuele ruimte lijken mensen uit gemarginaliseerde groepen ‘te veel’ te zijn, alsof ze permanent rondlopen in een astronautenpak. Als astronaut zijn samenvalt met een permanente verontschuldiging voor je eigen bestaan, is ‘unapologetic’ zijn dan de oplossing?

Vroeger bewoog ik mij in de wereld voort alsof ik een astronaut was. Ik had voortdurend een gigantisch wit pak aan, inclusief lompe helm. Overal waar ik kwam en bij alles wat ik deed, nam ik veel te veel ruimte in. Ook wanneer ik evenveel aandacht opeiste als mijn peers, kwam mijn aanwezigheid overdadig over. Van sommige mensen verdragen we dat ze absurd veel ruimte innemen, van anderen niet.

Ik had al snel begrepen dat ik tot die laatste categorie behoorde. Ik trok mijn buik in, plooide mijn ledematen, en richtte mijn blik naar de grond. Ik ging op dieet, maakte een extra gaatje in mijn riem om hem harder aan te kunnen spannen en kocht een korset. Maar het had geen zin. Hoe hard ik ook probeerde mezelf kleiner te maken, elke beweging en elk stuk van mijn lichaam leek te worden uitvergroot door het astronautenpak. Ik legde mij neer bij mijn nieuwe uniform, werd apologetic. Astronaut zijn is je met elke vezel van je lichaam verontschuldigen voor de ruimte die je inneemt.

Elke beweging en elk stuk van mijn lichaam werden uitvergroot door het astronautenpak.

Het is genoeg geweest. Ik ben het beu constant het gevoel te hebben dat ik ruimte aan het bezetten ben, alsof ik een wandelende barricade ben. Elke vierkante centimeter die ik inneem, voelt onrechtmatig. Ik wil van het astronautenpak af.

Ik zie de schadelijke gevolgen van een astronautenpak ook bij mijn vrienden. Een van hen heeft een aangeboren fysieke beperking. Hun medisch probleem zou nooit zo erg geweest zijn als die had geleerd om meer ruimte in te nemen en niet permanent probeerde om zo compact mogelijk door het leven te gaan. Het pak laat een blijvende indruk na.

Maar hoe? Als astronaut zijn samenvalt met een permanente verontschuldiging voor je eigen bestaan, kan unapologetic zijn een oplossing bieden?

Sporen op lichaam en geest

Wij astronauten hebben er niet voor gekozen een astronautenpak te dragen, het werd ons toegekend. Die ‘ons’ slaat op alle lichamen van alle mensen in gemarginaliseerde groepen, mensen die minder kansen krijgen op basis van hun identiteit of uiterlijk. Het zijn mensen die een – al dan niet zichtbare – handicap hebben, die in armoede leven, die vrouw zijn, die niet cisgender zijn, die niet heteroseksueel zijn, die niet wit zijn, die chronisch ziek zijn, mensen uit religieuze minderheden, mensen zonder papieren, mensen die geen Nederlands spreken,... Deze opsomming zou eindeloos kunnen doorgaan.

Het is belangrijk om intersectioneel te denken, alle delen van je identiteit zijn verbonden.

Het is belangrijk om hierin ook intersectioneel te denken, want alle delen van je identiteit zijn verbonden. Mijn witheid staat niet los van mijn non-binariteit. Mensen kunnen dus deel uitmaken van meerdere gemarginaliseerde gemeenschappen, maar ook deel zijn van zowel een gemarginaliseerde gemeenschap als een dominante groep. De context bepaalt mee wie te veel ruimte inneemt of wiens ruimte door anderen wordt beperkt. Ben ik astronaut of ben ik iemand tot astronaut aan het maken? De ruimte van een witte cisgender homo-man kan beperkt worden in de ene context, terwijl hij zelf misschien de ruimte van vrouwen in zijn leven bezet in andere contexten.

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van het astronautenpak? Een lichaam is meer dan enkel de fysieke verschijning van ons zijn, het is ook onderhevig aan de machtsstructuren van de samenleving waar het deel van uitmaakt. De manier waarop die machtsstructuren controle over ons lichaam hebben, wordt Body Politics genoemd, ‘de politiek van het lichaam’. ‘Bodies are sites in which social constructions of differences are mapped onto human beings’ schrijft Nadia Brown, onderzoekster en hoofddocente politieke wetenschappen en Afro-Amerikaanse studies in haar artikel _Body Politics: Politics, Groups, and Identities _(2017). Ze houdt een helder betoog voor het lichaam als onderzoeksobject in de maatschappelijke zin: ‘Analyzing the body as a site where power is contested and negotiated provides scholars with the ability to examine the fluidity of privilege and marginalization’.

Dit sluit ook aan bij wat de Amerikaanse auteur en journalist Ta-Nehisi Coates schrijft in zijn boek Between the World and Me (2015, vertaald naar het Nederlands als Tussen de wereld en mij), een brief waarin Coates aan zijn zoon probeert uit te leggen wat het betekent om zwart te zijn in de VS.

Coates beschrijft het viscerale aspect van racisme. We mogen nooit vergeten dat ‘racisme hersenen loswrikt, luchtwegen blokkeert, spieren openrijt, organen uitrukt, botten breekt, tanden uitrukt. (…) Vergeet nooit dat de sociologie, de geschiedenis, de economie, de kaarten, de grafieken, de regressies, dat die allemaal met veel geweld hun weerslag op het lichaam hebben.’ Zowel Coates als Brown geven aan dat het racistische en onderdrukkende beleid - en alle bijbehorende ingrepen - van geprivilegieerde politici, economen, psychiaters of sociologen niet etherisch zijn, maar concrete gevolgen hebben op de lichamen van mensen die tot gemarginaliseerde groepen behoren. Lichamen worden verminkte lichamen, dode lichamen, verwaarloosde lichamen, onzichtbare lichamen, gebroken lichamen, besneden lichamen, verslaafde lichamen.

Astronauten internaliseren de stemmen waar ze mee opgroeien en proberen zich in alle ruimtes en op alle manieren zo klein mogelijk te maken.

Ze worden astronauten in onhandige pakken, die zich niet durven bewegen in de wereld. Een wereld die uit verschillende soorten ruimtes is opgebouwd. Niet enkel in de fysieke ruimte, maar ook in de gespreksruimte of virtuele ruimte worden mensen uit gemarginaliseerde groepen duidelijk gemaakt dat ze ‘te veel’ zijn. Astronauten internaliseren de stemmen waar ze mee opgroeien en proberen zich in alle ruimtes en op alle manieren zo klein mogelijk te maken.

De astronaut in gesprek

_Er is een klasdiscussie bezig over een kunstwerk op het KASK in Gent. Een van mijn collega-astronauten denkt diep na over een doordachte inbreng in het gesprek. Ze kan niet gewoon zeggen wat er in haar opkomt. Wanneer ze uiteindelijk tussenkomt en de discussie op dreef begint te raken, beseft ze plots dat ze iemand heeft onderbroken. Ze legt zichzelf een spreekverbod op voor de rest van het gesprek. _

Astronauten worden niet enkel gehinderd door hun pak, maar ook door de lompe helm die ze dragen, die geluid weliswaar binnenlaat, maar het praten bemoeilijkt. De astronaut moet roepen om zich verstaanbaar te maken en de damp van het spreken blokkeert het zicht. Dat maakt het voor hen moeilijk zich te positioneren in wat ik ‘de conversationele ruimte’ zou willen noemen, de ruimte die iemand inneemt tijdens een gesprek. Wie spreekt en hoe lang? Wie neemt eerst het woord? Welke meningen wegen het hardste door? Wie leidt het gesprek?

Cisgender mannen praten ontzettend veel. Zo irritant veel dat ik er een spelletje van gemaakt heb, om het draaglijk te houden. Hoe vaak zal een man het woord nemen alvorens een niet-man het woord neemt? Vaak neemt geen enkele niet-man het woord. Onderzoek toont aan dat cisgender mannen disproportioneel veel aan het woord zijn. Deborah Tannen, sociolinguïst en hoogleraar aan de universiteit van Georgetown, publiceerde in 2017 het artikel The Truth About How Much Women Talk - And Whether Men Listen. In dit artikel haalt Tannen frappante cijfers aan. Na het opnemen van zeven facultaire vergaderingen van een universiteit bleek dat de langste tussenkomst van een vrouw korter was dan de kortste tussenkomst van een man. In elke vergadering.

Cyberspace

Een andere mede-astronaut werd gevraagd om online een lezing te geven in een livestream. Later op de dag gaat de astronaut nog eens live met een vriend. Plots verwijdert die alles wat die dag is gebeurd, inclusief de twee livestreams, omdat die naar eigen zeggen te veel plek inneemt.

Ook in de virtuele ruimte worden astronauten gehinderd door hun vervormd ruimtegevoel, zelfs wanneer hun aanwezigheid expliciet gevraagd is. Verschillende activisten nemen het op voor de astronaut in cyberspace. Zo riep de intersectionele antiracisme-activiste Rachel Cargle in 2018 ooit op om de reacties onder een van haar Instagramposts voor te behouden voor mensen die op de intersectie van zwart en vrouw zitten. Hiermee creëert Cargle virtuele ruimte voor zwarte vrouwen. Ze spoort expliciet aan om de ruimte in te nemen die ze elders niet krijgen en vraagt aan mensen die te veel ruimte innemen, omdat eenmalig niet te doen.

Ik geloof sterk in de kracht van niet-astronauten die hun mond houden.

De kritiek die op dit soort initiatieven komt is afgezaagd, steeds dezelfde en komt vrijwel altijd van niet-astronauten. Ze zijn gekwetst omdat ze plots worden ‘uitgesloten’ of omdat ze zich voor het eerst bevinden op een plek die niet voor hen is gemaakt. Wat de niet-astronauten volledig over het hoofd zien is dat deze eenmalige exclusie ervoor zorgt dat mensen die bijna altijd worden uitgesloten, nu eindelijk ademruimte krijgen. Ik geloof sterk in de kracht van niet-astronauten die hun mond houden. Acties zoals die van Cargle zijn natuurlijk geen wondermiddelen die onze sociale balans instant herstellen, maar het zijn wel momenten waarin astronauten heel even niet-astronaut kunnen zijn. En waar niet-astronauten die een teveel aan ruimte innemen zich daar even van bewust worden.

Tentoongesteld

_Enkele astronauten verzamelen voor het SMAK in Gent om een gebrek aan astronautenkunst en de totaal passieve houding van het museum tegenover racisme, seksisme en grensoverschrijdend gedrag aan te kaarten. Jan Hoet Jr. zal deze actie later ongehoord noemen en vraagt de activistische astronauten om hun tijd en energie beter te benutten. _

De astronaut die een museum bezoekt, ziet zichzelf nergens gerepresenteerd. Er is geen rolmodel om naar op te kijken, nergens een gelijkenis. Als er toch eens astronautenkunst hangt in het museum, dan is dat tussen aanhalingstekens of binnen een bijna exotisch kader. Het is een event, een gelegenheid, tijdelijk.

Veel musea hebben het gevoel dat ze steeds diverser worden, maar schieten nog steeds hopeloos te kort. De cijfers uit de Verenigde Staten, weergegeven door kunstenares en journaliste Mona Chalabi in haar reeks Who Are You Here to See?, zijn schrijnend. Als er 100 werken hangen in een museum, zijn er 88 van mannen. 75 van die mannen zijn wit, 8 zijn Aziatisch, 3 hebben Latijns-Amerikaanse roots, 1 ervan is zwart en 1 ervan is van een andere etniciteit. Van die 12 vrouwen zijn er 11 wit en is er 1 Aziatisch. Ervan uitgaan dat de cijfers hier anders zijn, is naïef. Maar neem vooral de proef op de som: trek naar het SMAK en turf.

En ook onze popcultuur laat te wensen over. Al jarenlang ontwikkelt zich het fenomeen van queerbaiting, waarbij kunstenaars, regisseurs, filmschrijvers enzovoorts hinten naar een queer identiteit, zonder die ooit expliciet weer te geven. Op die manier houden ze een queer publiek aan het lijntje, zonder het niet-queer publiek af te schrikken. Queerbaiting is een techniek die queer kunstenaars berooft van hun verhalen, publiek en van de mogelijkheid zichzelf volwaardig gerepresenteerd te zien.

Het pak afwerpen

Wat moet er gebeuren om de astronaut zowel in gesprek, online als in de culturele ruimte meer toe te laten? Wat kunnen wij als astronauten zelf doen? Hoe krijgen we het pak waar we nooit om hebben gevraagd ooit uit? En hoe leren we te leven zonder, in de ruimte die ons toekomt?

Hoe leren we te leven zonder het astronautenpak, in de ruimte die ons toekomt?

Er zijn al veel zelfhulpboeken en artikels geschreven als antwoord op deze vraag. Wat hierbij opvalt is dat de verantwoordelijkheid volledig bij de astronaut ligt, in plaats van bij zij die de astronaut in eerste instantie tot astronaut hebben gemaakt. Overal lees je How to take up space, maar zelden How to give space. De verantwoordelijkheid voor het probleem wordt voor de zoveelste keer bij de gemarginaliseerde groepen gelegd, in plaats van waar ze eigenlijk ligt.

Unapologetic zijn zien als de oplossing voor dit probleem legt niet enkel de verantwoordelijkheid bij de astronaut, maar bevestigt ook onze discriminerende denkkaders. Unapologetic betekent letterlijk ‘not to apologise’, je niet verontschuldigen. Maar het valt ons pas op dat iemand zich niet verontschuldigt als we dat van die persoon wel hadden verwacht.

Jullie, niet-astronauten, verwachten dat we sorry zeggen voor elke extra centimeter die we innemen. Dat we sorry zeggen voor elke reactie die we online achterlaten, elke foto die we posten, elke discussie die we onderbreken. Elke keer dat we in een museum verschijnen, elke keer dat we in een magazine staan. Jullie verwachten een sorry, gewoon omdat we bestaan.

En als we dan toch tegen alle verwachtingen in de jarenlange conditionering kunnen weerstaan, wrijven jullie over onze bol. Dan zullen jullie ons tot unapologetic kronen. Daarna mogen we die kroon vol trots dragen en tonen aan de wereld. Eerlijk, fuck you.

Zij die dus dachten dat het uitvinden van een hip adjectief onze problemen de wereld uit ging helpen, moet ik teleurstellen. Het probleem is complex, dus is de oplossing dat ook. Het probleem is persoonlijk, dus is de oplossing dat ook. Het pak zullen we nooit echt helemaal terug uitkrijgen, we zullen voor de rest van ons leven ex-astronauten zijn. Maar wat kunnen we wél doen?

Aan de niet-astronaut: ik weiger enige verdere arbeid te verrichten om jullie te onderrichten in hoe je een betere bondgenoot kan zijn voor astronauten.

Aan mijn collega-astronauten: ik pretendeer zeker niet dat ik het pak ondertussen heb uitgekregen, verre van. De weg is onmogelijk lang, verzuurd en bitter, de weerstand is enorm. Het enige wat ik kan delen is mijn eigen ervaring: mensen vinden die hetzelfde meemaakten als ik, dezelfde onderdrukking, dezelfde pijn en hetzelfde onbegrip, is wat alles in gang heeft gezet. Die mensen, die resonerende levens hebben, blijven ook een onmisbare sleutel in mijn groeien, mijn leren, ont-leren en her-leren. Eens ik vrijheid had geroken, moest ik enkel de geur volgen. Onthoud ook wanneer de situatie uitzichtloos lijkt dat ‘your people are waiting for you’. En ze staan klaar om je zo graag te zien, om je te begrijpen. Draai de niet-astronauten de rug toe. We hebben hun kronen echt niet nodig.

Liefs, Emiel