Ugly Laws, estheticisme als macht

Door Josefien Cornette, op Thu Sep 16 2021 22:00:00 GMT+0000

In het San Francisco van de 19de eeuw was het letterlijk illegaal om lelijkheid in het straatbeeld te vertonen. Zijn die discriminerende wetten een curiosum van een verleden op een ander continent, of werken ze vandaag door in andere, subtielere mechanismen? Josefien Cornette leest de Ugly Laws als een spiegel voor deze tijd.

Beeldt u een wet en beleid in waarbij wie te lelijk wordt bevonden voor het straatbeeld door de politie wordt geëvacueerd. Grof gezegd: dat alle lelijkaards vakkundig van de straat naar een instelling geparkeerd zouden worden. Eerder iets voor een orwelliaanse dystopische roman, of niet? Het verwijt lelijk te zijn, wordt nog steeds zonder enig nadenken de richting uitgeslingerd van diegenen die het normatieve uiterlijk niet gegund is, zoals gender non-conforming personen, mensen met een beperking, personen van kleur en zwarte mensen. Voor hen gaat de dagelijkse aanwezigheid in de openbare ruimte gepaard met een reëel risico op vieze blikken.

Recent onderzoek, gepubliceerd in The Conversation, toont aan dat naar aanleiding van de coronapandemie en de vaccinatiecampagne het verbaal geweld tegenover personen met een beperking aanzienlijk steeg. Er heerst een medicalisering van de maatschappij, een aandacht voor wat ‘gezond’ is en een verdoken, aangeleerde of onderbewuste reactie van walging. Die worden gevoed door een collectieve angst om ziek te worden en resulteert in opmerkingen, scheve blikken en gefluisterde verwijten tegenover personen met een beperking die mee in de rij staan voor een vaccinatie. Gezondheid en esthetiek gaan hand in hand.

Hold On, It’s Gettin’ Ugly

In haar boek Ugly Laws: Disability in Public (2009) schrijft UCLA-professor Susan Marie Schweik dat de eerste Ugly Law dateert uit 1867 in San Francisco. Tussen 1867 en 1974 hadden verschillende staten in de VS een unsightly beggar ordinance – vrij vertaald: een ordehandhaving voor lelijke bedelaars. ‘Eender welke persoon, die ziek, verminkt, gemutileerd of misvormd is, op eender welke manier, en zich als lelijk object exposeert’ bevindt zich in de illegaliteit indien die zich in het straatbeeld begeeft. De laatste rechtszaak waarin een Ugly Law werd gebruikt dateert uit 1974, ongeveer zestien jaar voor de Americans With Disabilities Act werd ondertekend, die praktijken als deze verbood.

In San Francisco werden, ten tijde van de Ugly Laws, Chinese immigranten onrechtmatig in quarantaine geplaatst tegen het verspreiden van ziektes en epidemieën.

De bekende disability studies-onderzoeker Tobin Siebers noemt de Ugly Laws een ‘politieke beeldstrategie’. Daarmee beschrijft hij een sociale geografie die lelijkheid als argument gebruikt in klassenstrijden en economische (en zo ook andere) rechten. De Ugly Laws zijn een veruitwendiging van wat in het collectieve geheugen een verbinding maakt tussen mismaakt en lelijk, wat resulteerde in een outcast-narratief, gedirigeerd door een soort fashion police. De achterliggende gedachte hier is dat wie anders is en geen werk kan of wil vinden naar een instelling verplaatst dient te worden, waar verwacht wordt dat de persoon in kwestie wél werk vindt. Dit systeem van categorisatie werkte vanzelfsprekend werkloosheid in de hand. Zij die ‘te lelijk’ werden bevonden, kwamen voor een catch 22 te staan.

Hoewel de wetgeving het woord ‘lelijk’ zelf niet gebruikte, is het de meest accurate beschrijving. Geïntroduceerd door tegenstanders Marcia Pearce Burgdorf en Robert Burgdorf Jr. in de jaren zeventig, is de keuze voor het woord ‘Ugly Law’ een tool van een validistisch, politiek discours en dergelijke wetgevingen beperkten zich niet tot het hekelen van bedelaars in het straatbeeld, maar ze viseerden eender welk lijf dat er niet thuis bleek te horen. Verschillende intersecties onthullen in het lelijke lijf meteen welk smaakvol lijf wel hoort te flaneren op straat en in de publieke ruimte. ‘Gezondheid’ en ‘aantrekkelijkheid’ impliceren een visuele taal vanuit een cultureel kapitaal. Kijk eens hoe mooi het hier is in onze straat! In de taal van ‘de walgelijke bedelaar’ speelden verschillende intersecties zoals ook gender en ‘ras’ een rol. Zo werden in San Francisco Chinese immigranten, in dezelfde tijdsperiode van de Ugly Laws, onrechtmatig in quarantaine geplaatst tegen het verspreiden van ziektes en epidemieën. Herkenbaar? Meerdere landen gebruiken vandaag screenings, testen, en certificaten bij reizen als maatregelen tegen het coronavirus. Virussen noemen naar geografische gebieden, stimuleert hoe dan ook racistisch en xenofoob geweld.

Vakkundig verzorgd

De Ugly Laws faciliteren een beleid gefundeerd op segregatie, eugenetica, internering en georganiseerde liefdadigheidsorganisaties. In eerste instantie waren ze een middel om specifieke mensen uit een straatbeeld te verwijderen, om te vermijden dat die zich zouden mengen met de ‘gewone bevolking’. De openbare ruimte werd als gevaarlijk bestempeld en met de mantel der goedbedoelde liefde werden de desbetreffende lelijkaards richting de juiste instelling begeleid voor de gepaste zorg: het armenhuis, het landlopersgesticht, het gevangeniswezen, het weeshuis, de psychiatrie, de sanatoria of een andere instelling. Het beleid moest een kader bieden om armoede, medische afwijkingen en alles wat ‘niet normaal was’ vanuit een christelijke en zorgideologie verhelpen. Men moest ‘het goede doen’, ironisch genoeg door personen te straffen en/of te institutionaliseren. Belangrijk is hier om te beseffen dat gelijkaardige wetgevingen – zoals sumptuary laws – hetzelfde kader schiepen voor gender-non-conforming personen. Bijvoorbeeld, zich kleden buiten de aangenomen genderrollen, werd dankzij bestaande juridische kaders bestraft en resulteerde niet zelden in een collocatie. Body politics of, zoals in dit geval, het estheticisme van het lichaam, gold als kader om te bepalen wie ‘zorg’ nodig had. Maar het ‘zorgen’ voor wat lelijk is, resulteert vooral in het-worden-weggemoffeld, met een caritas-houding als excuus.

De poging om personen met een beperking uit het historisch visueel geheugen te wissen is mislukt.

Wie een ander paadje in de geschiedenis bewandelt, erkent hoe sommige van deze instellingen de lelijkaards potloden en naaigaren in de handen duwden onder het motto van bezigheidstherapie. Deze patiënten maakten kunst, die kunstenaars uit het establishment (onder andere Jean Dubuffet in de jaren 1940) bejubelden voor haar puurheid – en ja, schoonheid. Ousider art kent dezelfde dynamieken: een ‘puurheid’ beschrijven als schoonheid op basis van validistische machtsverhoudingen. Wie lelijk bevonden wordt, valt in een artistiek discours, wordt opgepikt door galeristen, tentoongesteld, verzameld in collecties en wordt uiteindelijk beroemd. Dat die niet kan deelnemen aan het reguliere kunstencircuit, amper wordt betaald voor een artistieke praktijk, geen legaal statuut heeft en in een categorisatie belandt als curiosum en outsider, wordt amper erkend. De Ugly Laws waren dan wel een hoofdzakelijk Amerikaans fenomeen, huidig onderzoek ontbreekt om parallellen met een Nederlandstalige context te kunnen uitsluiten.

Een wetgeving die de meest afschuwelijke adjectieven als legitieme argumenten ziet om personen uit het straatbeeld te verwijderen, bestaat niet meer. Dat hebben we onder andere te danken aan de Disability Rights Movement uit de jaren 1970. De poging om personen met een beperking uit het historisch visueel geheugen te wissen is mislukt. Maar dat een aangeleerde moraliserende blik, het kijken naar personen in termen van ‘juist’ of ‘fout’, ‘mooi’ of ‘lelijk’, nog steeds een impact heeft op het leven van mensen met een handicap, staat buiten kijf.

Vervalsers en Bedriegers

De geschiedenis van de Ugly Laws wordt vaak gereduceerd tot het louter afstraffen op basis van estheticisme. Een correcte analyse is dat de Ugly Laws een heel ongemakkelijke oplossing boden voor een complex probleem.

Handicap en armoede zijn twee onderwerpen die nog steeds onderbelicht blijven, terwijl ze in de realiteit intens met elkaar vervlochten zijn. Eén van die bedenkelijke vooroordelen zijn die over gehandicapte bedelaars op straat. ‘Ze doen maar alsof, dus ik geef geen geld’, denken we dan. De realiteit van verschillende beperkingen die onzichtbaar zijn, zouden worden geacteerd en performatief kracht bijgezet door gebruik van medische symbolen zoals een blindenstok, krukken, rolwagens of uitdrukkelijk mank lopen. De historische ambivalente relatie tegenover kostumeren van een beperking dwingt een handicap in het veronderstelde keurslijf van hoe die zich visueel en performatief zou moeten vertaald, een kader uitgetekend door een niet-gehandicapte bevolking. De Ugly Laws hanteerden dus ook vanuit een beleid dat de fakers uit het straatbeeld moest halen, maar verloren de reflectie om de oorsprong van dat zogenaamde faken te zien.

De keuze van een ‘freak’ om het lichaam te laten bestaard worden, duidt op een verzet en mogelijke kentering.

Ugly Laws waren mede verantwoordelijk voor het versluizen van personen met een beperking van het straatbeeld naar het circuspodium, via een loophole in de wetgeving. Die liet arbeid die gericht is op het behouden van de dichotomie tussen ‘mooi’ en ‘lelijk’ alsnog toe. Het resultaat waren freaks die in de marge van de maatschappij centen oprapen om de status quo te illustreren. Opnieuw kruist dit eveneens verhalen van gender-non-conforming en zwarte personen, die in hun exotisme gedoemd waren tot dezelfde marges.

Verschillende disability-historici hebben aangetoond hoe de ‘freak’ zich ontplooit in agency en beeldtaal. Die zet bestaande wetgeving en vooroordelen naar de hand door een beperking op te voeren en vooroordelen te performen. De keuze van de persoon zelf om het lichaam te laten ‘bestaard’ worden, duidt op een verzet, bewustzijn en mogelijke kentering in een verhaal van armoede, discriminatie, onderdrukking en ellende. Het is een stukje opnieuw grip krijgen op hoe iemand wordt aangestaard, en daarmee bovendien een centje bijverdienen. Wanneer mensen met een beperking vandaag het woord nemen, is dat omdat ze weten hoe naar hen gekeken wordt en slim genoeg zijn dat uit te spelen. Goed toch, denkt u dan? Was het maar zo simpel.

De Ugly Laws fungeren als een spiegel: dit is de realiteit vandaag voor mensen met een beperking in kwetsbare werkomstandigheden.

In een overheidssysteem dat financiële ondersteuning biedt op basis van een puntensysteem en een controlearts, waar attest na attest nodig is voor eender welke ondersteuning, hanteert een kader dat steeds vraagt aan mensen met een handicap om zich te ‘bewijzen’. Of omgekeerd, om bij elke vorm van arbeid die men wil verrichten, toestemming te verkrijgen van een arts, zoals Lieve Van Stappen voor rekto:verso schreef. Hoe lelijker ze zich kunnen tonen, hoe meer kans om de controlearts te overtuigen van hun hulpbehoefte.

Kunstenaars met een beperking balanceren op een koord tussen moeten bewijzen aan de overheid dat ze de steun nodig hebben en een artistieke praktijk die vaak meer kansen biedt als ze zichzelf als niet-zo-beperkt opstellen. Helaas is een herziening van het kunstenaarsstatuut, met andere stelsels en een compatibiliteit voor mensen met een handicap, niet voor mogen.

Het resultaat is een intern gevecht, een imposter syndrome. Sommigen, zoals Sym Van Wesemael, herschrijven vandaag die tijdelijke inkijk in hun privéleven, om te tonen – of bewijzen – welke uitputtingsslag nodig is om deel te kunnen nemen aan een able-bodied leven. Mensen met een handicap worden opnieuw richting een hoekje geduwd om zichzelf tentoon te stellen. Zijn dit onze contemporaine freaks? Een beperkt lichaam representeert vandaag een smeekbede om verandering en die luide stem in de straat heeft zich deels verplaatst naar een activistische houding op publieke platformen. De vraag wat hierbij aan de basis ligt, wordt maar zelden gesteld.

En nu?

De Ugly Laws fungeren als een spiegel: dit is de realiteit vandaag voor mensen met een beperking in kwetsbare werkomstandigheden. Ze tonen hoe esthetiek een machtsmechanisme kan zijn, met een sociaal wetboek dat voortkomt uit stereotyperingen en onwetendheid over mensen met een beperking. De Ugly Laws zijn een voorbeeld van waar inclusiviteit door aanpassing van het huidige kader an sich niet de ‘propere’ oplossing is. De les die getrokken moet worden is in eerste instantie het herkennen van hoe diepgeworteld en schadelijk onze visuele ideeën zijn over hoe mensen met een beperking er uitzien. Dat ontleren vraagt een eeuwig constructief gesprek dat uiteindelijk zou moeten resulteren in een volledig nieuw systeem en in een radicalere oplossing. Burn the house down. De realiteit duidt aan dat de lelijkaard het rammelende systeem is waarin personen met een beperking terecht komen.