Tussen medeleven en medelijden
Door Sven Hollebeke, op Thu Apr 26 2018 22:00:00 GMT+0000Afzender: vrouwen. Urgentie: hoog. In mailterminologie vallen de meest recente vrouwenportretten in cinema gebald samen te vatten. Vrijgevochten vrouwen die zich loswrikken uit de greep van het patriarchaat, hun seksualiteit vierend, halen al enkele jaren meer en meer het grote scherm, zowel in de mainstream als in kleinere filmlanden. Maar moeten we ze daarom allemaal zomaar toejuichen? Daar worstel ik mee.
- A world where every girl and woman can decide what to do with her body, with her life, and with her future. Without question. (manifest She Decides)
Grosso modo zie je in zulke vrouwenportretten twee strategieën, twee verschillende toonaarden. Sommige filmmakers vertrekken vanuit een personage in een slachtofferrol, bijvoorbeeld door een verkrachting of gedwongen abortus. Andere celebreren de vrouwelijkheid door met humor of hoop enkele positieve verhalen naar voren te brengen. Wel delen beide strategieën eenzelfde doel: het onrecht aankaarten en een betere wereld creëren waar (gender)gelijkheid zegeviert. Maar vormt de zevende kunst in dit geval een spiegel van de werkelijkheid?
Te veel films ondermijnen zichzelf door vrouwen louter te identificeren als slachtoffer
Afgaande op wereldwijd gebruikte hashtags als #metoo, #timesup en #shedecides zou je denken dat het monopolie van de mannelijke macht stilaan op de knieën wordt gedwongen. In realiteit staan miljoenen jonge vrouwen over alle continenten nog altijd machteloos tegenover de dominante positie van de man in hun samenleving of omgeving. Heel wat vrouwen hebben geen beslissingsrecht over hun eigen leven en lichaam. Daar kan je niet naast kijken.
Zeker niet in de hedendaagse (wereld)film. Hoewel de vrouw zowel op als naast het witte doek steeds minder geobjectiveerd wordt en een prominentere rol opeist, blijven veel cineasten hun situatie vooral problematiseren. Zij verkiezen de eerste strategie: keer op keer moeten ze de kijker met de neus op de feiten drukken, zonder een echt toekomstperspectief te bieden. Wanneer het aankaarten van een problematiek conventies begint te vertonen, is het duidelijk: de inertie/traagheid van verandering zorgt voor repetitief activisme dat noodgedwongen op dezelfde nagel blijft hameren. Cinema als repetitio.
Diep dal
Bij het zien van zoveel vrouwelijk leed in cinema ervaar ik wrange gevoelens. Wellicht zegt dat meer over mij en mijn geprivilegieerde positie dan over de films zelf, maar kan ik daarom niets inbrengen in dit razend actuele debat? Ik worstel ermee. Ligt mijn wrange bijsmaak aan het vrouwelijke slachtofferbeeld zelf? Aan een naïeve hoop dat enkel positiviteit in cinema echt iets kan bijdragen aan gendergelijkheid? Of aan een soort incompetentie om mezelf te identificeren met de personages?
‘Vrouwen moeten grappen maken over zichzelf omdat ze niks te verliezen hebben’, zei Grande Dame du cinéma français Agnès Varda ooit. Zij vindt humor misschien wel het sterkste weerwoord. Ik volg haar daarin. Zelfs humor kan fundamentele vragen stellen.
Natuurlijk leent de cinema zich uitstekend om serieuze filosofische en antropologische vraagstukken te bestuderen. Zichzelf steeds opnieuw heruitvindend is het een spiegel van de Zeitgeist, via de eigen visualisering van een problematiek door creatieve geesten. Het is dus logisch dat vele filmmakers aan hetzelfde zeel trekken, welke invalshoek ze ook hanteren.
Ik kan natuurlijk niet verlangen dat films zomaar een oplossing bieden voor de problematiek die ze schilderen.
Alleen betrap ik me erop dat die repetitieve keuze om het leed van vrouwen op een bepaalde manier te portretteren mij blijft vermoeien, zelfs al gebeurt dat vanuit een vaak terechte verbolgenheid. Waarom moet de zoektocht naar rechtvaardigheid en gelijkheid – bewust of onbewust? – telkenmale vertrekken van het nulpunt van het diepe dal, zij het expliciet via choquerende beelden, zij het impliciet door de problemen te laten gisten bij de kijker?
Creatieve cinema?
Wellicht is heil zoeken in herhaling niet overbodig. Het getuigt van de wil om gehoord te blijven worden. Ook kan ik natuurlijk niet verlangen dat films zomaar een oplossing bieden voor de problematiek die ze schilderen. Vanuit het wereldbeeld dat die beklemmende vrouwenportretten ophangen, zou dat sowieso een moeilijke oefening zijn. En dat ze geen pasklaar antwoord bieden op hoe vrouwen beter behandeld kunnen worden, betekent nog niet dat ze aan hun doel voorbijschieten. Moeilijk.
Het helpt om een onderscheid te maken tussen mainstream en andere cinema. Het is vooral de mainstream die vaak niet verder raakt dan het feminiseren van al bestaande patronen. De pure vervanging van mannelijke door vrouwelijke personages, zoals de Hollywoodfabriek recent liet zien met Ghostbusters en ongeveer zal herhalen met Ocean’s Eight, toont zich weinig origineel. Het feminisme, de strijd voor gendergelijkheid en bij uitbreiding de filmkunst zelf, verdienen meer.
Tot waar agenderen films urgente pijnpunten en vanaf waar beginnen ze vrouwen tot die pijn te reduceren en te normaliseren?
Wereldcinema voert alvast een meer creatieve strijd. Films uit alle hoeken van de wereld trachten vastgeroeste genderrollen te doorbreken. Los van de manier waarop ze dat doen, is het van cruciaal belang dat cinema een stem blijft geven aan degenen die door onderdrukking tot stilzwijgen gedwongen worden. Zeker nu de VS met hun hernieuwde 'Global Gag Rule' de geldkraan hebben dichtgedraaid voor organisaties die zorgen voor sekseducatie, gezondheidszorg en veilige abortus, is het meer dan ooit zaak om bewustzijn creëren via andere mogelijke kanalen.
Cinema is daar een van. Maar tot waar agenderen films urgente pijnpunten, en vanaf waar beginnen ze vrouwen tot die pijn te reduceren en te normaliseren?

Vrouw = ellende?
Op MOOOV windt de Indiase film Ajji er geen doekjes om. Regisseur Davashish Makhija laat geen spaander heel van de toxische machocultuur van rijke, arrogante en ongenaakbare mannen die ze in beeld brengt. Een ongeruste grootmoeder vindt haar tienjarige kleindochter verkracht terug. ‘Je zei dat ik vrouw ging worden vanaf ik begon te bloeden. Start het voor elk meisje zo?’ Stilte. Met kracht en lef komt Makhija heel ver. Maar deze tragische film berooft de adem. Is onrecht aan de kaak stellen door vrouwen en meisjes enkel te identificeren met hun daden na een verkrachting, wel de meest wenselijke strategie om dat onrecht uit de wereld te proberen krijgen?
In La belle et la meute van Kaouther Ben Hania zien we niets anders. Na een aanranding, schipperend tussen het ziekenhuis en het politiebureau, vindt slachtoffer Mariam weinig helpende handen. Opnieuw spreekt uit deze Tunesische film een luid en duidelijk urgentiegevoel. Voor die regiekeuze kan je alleen maar begrip tonen, maar tegelijk vraag ik me af waarom kunst geen meer helende functie kan opnemen. Mijn brein beseft dat we de harde werkelijkheid niet uit de weg mogen gaan, mijn buikgevoel snakt naar een (film)wereld waarin we vrouwbeelden ook voorbij hun leed kunnen denken.
Of neem de wereldwestern Marlina the Murderer in Four Acts. Ook die zou op het eerste gezicht overkomen als een weinigzeggende wraakfilm, ware het niet van zijn uitgepuurde filmtaal. Schatplichtig aan het minimalisme van Ozu en Kiarostami, zoomt cineast Mouly Surya in op een Indonesische vrouw die haar verkrachters van hun hoofd berooft.

Hokjesdenken
Laat ons stoppen met strijdvaardige films van vrouwen in het hokje ‘feministische films’ te plaatsen.
Op MOOOV worden deze films allemaal gepresenteerd onder het programmaluik ‘#shedecides’, oftewel: ‘feministische films’. Het doet denken aan de categorisering ‘sterke vrouwelijke personages’ waarmee critici en distributeurs vaak al te gemakkelijk uitpakken. Emancipatorisch bedoeld natuurlijk, maar misschien wel problematisch. Onder zulke categorieën rust nog altijd de seksistische en patriarchale vooronderstelling dat vrouwen niet tot de norm behoren. Nooit zal je een programmaluik zien voor ‘sterke mannelijke personages’.
Laat ons stoppen met strijdvaardige films van vrouwen in het hokje ‘feministische films’ te plaatsen. Vrouwelijke filmmakers verdienen gelijkwaardige filmkritiek. Onze blik moet af van de idee dat een film van een vrouwelijke regisseur anders behandeld moet worden.
Dat is wat ook de Amerikaanse criticus Lili Loofbourow betreurt: dat het zolang duurt voor we het werk van vrouwen bekijken met de intelligentie die het verdient. Ze ijvert voor een nieuw vakjargon, waarmee films met en door vrouwen zowel visueel als inhoudelijk een gerichte analyse krijgen. De poëtica moet eruit bestaan écht te kijken hoe elke cineast zijn of haar verhaal in beeld brengt, ongeacht wie er achter de camera staat. Als critici zelfvoldaan opmerken dat we meekijken ‘door de lens van een vrouw’, noemt zij dat ‘goedmakerspropaganda’.
Uiteindelijk botsen zulke categorieën op dezelfde paradox als donkere slachtofferfilms: onder het mom van emancipatie herleiden ze vrouwen tot alleen maar hun vrouwzijn, alleen maar hun uitzichtloze slachtofferschap.

Tegenwicht
Geef mij dan maar de speelse Rwandese documentaire Sacred Water, een frisse en openhartige ode aan het orgasme van de vrouw. Dat wordt in Rwanda omgeven door een ware mythologisering. Het heilige water, afkomstig van het vrouwelijke orgasme, geldt als bron van vrouwelijke trots. Met eerbied en respect benadert regisseur Olivier Jourdain de seksualiteit en tradities van de Rwandese vrouw.
Deze film kiest bewust de tweede strategie. Hij ontwijkt de koorddans tussen medeleven en medelijden door Varda’s pleidooi voor de grap in acht te nemen. Hilariteit en spontaneïteit maken van Sacred Water een unieke ervaring. Waar Ajji en Marlina een balans zoeken tussen medeleven en medelijden, maar onopzettelijk toch vooral medelijden opwekken, poogt het optimistische Sacred Water de vrouw niet als slachtoffer te definiëren. Veeleer plaatst Jourdain de vrouw en haar seksualiteit op een voetstuk. Zonder het maatschappelijk debat uit de weg te gaan, vindt deze docu gratie in de lichtzinnigheid. Sommigen zullen dit naïef of onzinnig noemen, maar de film viert humor als ultiem wapen tegen misogynie en onderdrukking.
Werd ik daarom ook van hoop vervuld bij het aanschouwen van de docu-animatiefilm Liyana? Amanda en Aaron Kopp brengen een klas met weeskinderen in beeld op de top van een idyllische heuvel in Swaziland. Het land gaat nog steeds gebukt onder het hallucinante cijfer dat één op vier volwassenen HIV heeft. Via de kinderblik vertellen de filmmakers – of beter: vertellen de weeskinderen – een zelf verzonnen fabel met een heldhaftig meisje in de hoofdrol. Met dank aan een innemende Gcina Mhlope, activiste en verhalenvertelster, creëren de kinderen Liyana en haar queeste.
Afwisselend krijgen we de enthousiaste klas en de professioneel geanimeerde versie van Liyana’s reis te zien. Het meisje leert omgaan met het verlies van haar beide ouders aan aids terwijl ze zich blijft vastklampen aan de hoop op een betere toekomst. Al vertellend incorporeren de kinderen opvallend veel persoonlijke herinneringen in hun verzonnen verhaal. Onversaagde traumatherapie op kindermaat. De verworven vrijheid van Liyana is voor hen een inspiratie om nooit op te geven. Met de tanden bloot lachen de weeskinderen een beter leven toe. Vanzelf vindt de flinterdunne balans tussen medeleven en medelijden opnieuw het juiste evenwicht.
Stap voor stap
Het valt alleen maar toe te juichen dat activistische vertellingen vanuit een vrouwelijk standpunt meer dan ooit de weg vinden naar cinema. Veel cineasten vinden er gedeelde grond. Of ze de regerende ongelijkheid nu tegengaan met conventies of met complexe creativiteit, uiteindelijk blijft hun uiteindelijke bestemming dezelfde.
De vrouw in cinema verdient meer. Stap voor stap komen we er.
Alleen zou je, voor echte verandering, meer evenwicht willen zien tussen de problematiserende en de humoristische strategie. Te veel films in de eerste lijn ondermijnen zichzelf door vrouwen louter te identificeren als slachtoffer en daar hun hele plot uit te laten voortvloeien. De vrouw in cinema verdient meer. Stap voor stap komen we er. Mijn hoop is erop gevestigd.