Terug naar de kunstenaarsgilde

Door Laura Herman, op Tue May 08 2012 08:39:47 GMT+0000

Als alternatief voor alle economische nutsdenken, ook in de kunsten en op kunstscholen, gelooft de Britse schrijver en collapsonomist Dougald Hine in meer duurzame structuren van gelijkwaardigheid en samenhorigheid. Zo onderzoekt hij het concept van de historische gilde. Vallen er nieuwe artistieke modellen van levenslang leren uit te puren? Een straf experiment is de Temporary School of Thought van Ben Vickers, kunstenaar in Londen.

Voor Dougald Hine is de geschiedenis een leerschool en een bron van inspiratie. Zo ziet hij in het beeld van de zolderkamer uit de romantiek (the garret) en de gilde uit de middeleeuwen (the guild) twee manieren waarop kunstenaars zich kunnen verhouden tot de wankele economische, politieke en sociale structuren van vandaag. Zoals de zolderkamerkunstenaar zich in de marge van de maatschappij bevond, kunnen hedendaagse kunstenaars zich van de economische realiteit loswrikken voor een riskant, maar zinvol leven volgens andere waarden. Hines voorkeur gaat echter uit naar het idee van de gilde, waar de artistieke productie ontstaat binnen een collectief, een modus waar hij steeds meer kunstenaars naar ziet teruggrijpen.

52_Herman_The Temporary School of Thought380.jpgHine stootte op het concept van de gilde in Walter Benjamins essay Der Erzähler, waarin Benjamin een onderscheid maakt tussen twee type vertellers: de verteller die thuis resideert en verantwoordelijkheid draagt over de inheemse vertellingen, en de verteller op doorreis die verhalen importeert van over de heuvels. Het zijn archetypes die lijnrecht tegenover elkaar staan, maar even waardevol zijn. Ze worden belichaamd door de gilde als middeleeuws sociaal instituut: de gildemeester is permanent aanwezig in het atelier, terwijl de leerling van gilde naar gilde reist om zijn ambacht te verfijnen en zijn opgedane kennis te delen.

Hines buigzame herinterpretatie van de gilde past in het veel bredere ‘veerkrachtdenken’ dat vandaag opgeld maakt. Met veerkracht wordt gedoeld op het vermogen om verstoringen in falende systemen op te vangen en ze om te buigen naar een nieuwe vorm van functioneren. Zo valt tegenover het geldende ideaal van de autonome kunstenaar een nieuw ideaal van samen leven en leren te formuleren. In een collectief verband van uitwisseling, reflectie en studie zijn kunstenaars meer veerkrachtig dan elk voor zich.

In een collectief verband van uitwisseling en studie zijn kunstenaars meer veerkrachtig dan elk voor zich

DE GILDE ALS BINDENDE KRACHT

Misschien wint dit oude Bildungsideaal van leren en zelfontplooiing het wel vanzelf van het falende economische systeem? In financieel barre tijden is het mogelijk dat die instellingen afbrokkelen waarvan de bindende cement enkel bestaat uit geld en macht. Terwijl andere organisaties blijven voortbestaan omdat mensen ze ervaren als een relevante, leerrijke en waardevolle levensinvulling. Die culturele en sociale dimensie, ongrijpbaar voor elk marktdenken, belichaamt precies de veerkrachtfilosofie waar Hine op inhaakt: structuren die gestuwd worden door een hang naar nieuwe inzichten, blijken rekbaar en houden stand.

Ook Hines eigen praktijk is een voorbeeld van dat ideaal. Op zijn centrale onderzoeksvraag – hoe kunnen gildestructuren ons werkritme en ons leven meer veerkracht bieden dan een blind voortrazend neoliberaal systeem dat zichzelf ondergraaft – hoopt Hine antwoorden te vinden tijdens zijn zes maanden durende reis door Europa. Dat doet hij als ‘artist in transience’ – de gebruikelijke term ‘artist in residence’vindt hij immers ongelukkig. Een resident resideert niet, maar bevindt zich in een fase van transitie. Door nieuwe ontmoetingen en input van andere ideeën, door te manoeuvreren in verschillende omgevingen en kringen, verrijkt de gildereiziger zijn manier van denken, en zet hij een nieuwe stap in zijn kunstenaarspraktijk.

THE TEMPORARY SCHOOL OF THOUGHT

Een radicaal voorbeeld van een hedendaagse gilde – een plek waar gelijkgezinden ideeën uitwisselen en elkaar inspireren tot veerkrachtdenken – is The Temporary School of Thought. Dit Londense initiatief is een tijdelijk ‘instituut’ gestuurd door een sociale en culturele logica die alle banden met de economische realiteit verbreekt. Het ontstond toen Ben Vickers en co kunstenaars opriepen om hun werk te komen tonen in kraakpanden, buiten het commerciële circuit om. Toen de groeiende groep van kunstenaars, drop-outs en apologeten ook Brits cultureel erfgoed ging kraken, kreeg de pers er lucht van. Wat viel er tegen die ongewenste aandacht te doen? In elk geval geen kunstopeningen organiseren. Er werden buitenstaanders uitgenodigd om te komen onderwijzen. Iedereen die dacht de groep wat te kunnen bijbrengen, was welkom: de school weigerde één bepaald dogma. Zo leefde een vrij grote groep als gilde een cultureel verrijkend leven, zonder deelgenoot te zijn van het kapitalistische systeem.

Alleen blijkt zo’n sociale structuur voorlopig slechts haalbaar voor een korte tijd. De groep leefde in het pand zonder warm water en elektriciteit, en zonder geld. Het wc-papier kwam uit omliggende hotels, het eten uit vuilnisbakken. Uiteindelijk escaleerde de situatie, en liep het project uit op extreme vermoeidheid en een verbanning uit het gebouw. Het merendeel van de commune moest minstens zes maanden bekomen van de cultuurtrip.

Toch kan dit soort ervaringen opgevat worden als een liminale fase, een transformerende ingreep in het leven van mensen. Volgens Hine was The Temporary School of Thought een structuur waar de meest uiteenlopende wereldbeelden met elkaar in aanraking kwamen, en waar een gevoel van eindeloze mogelijkheden hing. Vergelijk het met de lente: een tijdelijke periode van enorme bloei. Het biedt een alternatief voor het systeem waarin mensen, bijna machinaal, naar hun dagelijkse nine-to-five-job trekken, en geacht worden op elk moment van het jaar even productief te zijn. Meer ritmische, seizoengebonden arbeid kan een manier zijn om anders en efficiënter te werken, zo er geschikte structuren voor gevonden worden.

The Temporary School of Thought is volgens Hine maar een van vele experimenten met veerkrachtige gildes. Hoe valt dat bestaande netwerk transparant te maken voor gildereizigers uit de hele wereld? Is er nood aan een code of conventie die de verbindingen tussen al die netwerken verhoogt en versterkt – opdat steeds meer mensen elkaars projecten ontdekken, in contact komen met veerkrachtige systemen, en zelf tot nieuwe varianten geïnspireerd worden?
Het zijn pistes die onderzocht moeten worden.

HET KUNSTENCOLLECTIEF ALS GUILD IN PROGRESS

De kunstwereld opereert dubieus. Curatoren, journalisten of collectioneurs filteren niet altijd de meeste interessante kunstenaars uit. Veel draait om subtiel gevlei, beweert Vickers, maar niet iedereen heeft dat talent. Daarom lanceerde Vickers met vier andere kunstenaars een experiment. Elk selecteerden ze vijf boeiende kunstenaars om toe te treden tot hun collectief. Als gilde delen ze nu een collectie van dertig digitale afbeeldingen van hun werk in een dropbox. Wordt een van de werken verkocht, dan gaat 50% naar de kunstenaar en 50% naar het collectief. De sterkte van dit systeem is dat je moet geloven in het werk van het hele collectief, niet enkel in dat van één individu.

Hine verwijst naar Brian Eno’s definitie van de scenius, het collectieve genius dat in de geschiedenis vaak resulteerde in hoogtepunten in de (artistieke) productie. Denk aan de Bloomsbury Group of zelfs Silicon Valley. Dit idee bouwt op de overtuiging dat je in groep interessanter werk kan leveren en dus meer kans hebt om samen succes te genereren. Die nauwe band creëert een scherpe onderlinge kritiek, maar ook een oprechte appreciatie voor elkaars werk. Er wordt expertise uitgewisseld en psychologische steun verleend. Maar er zijn ook valkuilen. Zodra het collectief succes oogst en drie kunstenaars opgepikt worden in The National Gallery of in prestigieuze kunstpublicaties, komen er barsten in het systeem. Je wil als kunstenaar vooruit. Hoe lang moet je je gebonden voelen uit louter ideële overwegingen?

Je kan in groep interessanter werk leveren en hebt dus meer kans om samen succes te genereren

In een wereld in permanente verandering lijkt het niet onlogisch dat een kunstenaar zich aansluit in een bepaalde fase van zijn leven, succes oogst in het belang van dertig mensen en na een tijd vertrekt als herboren kunstenaar. Het kan een alternatieve toegang zijn tot de kunstscène, maar ook dienen als een periode van herbronning. De gilde wordt hier een ‘guild in progress’: veerkracht kan meegenomen en toegepast worden in andere domeinen. Wat je als individu opneemt – kennis, expertise of materiaal – ga je redistribueren, waardoor er op termijn veel meer gedeeld wordt, veel meer mogelijk wordt.

DE GILDEREIZIGER VS. DE ARTIST IN RESIDENCE

Hine en Vickers’ ideeën en praktijken inspireren, maar in hoeverre verschilt hun gildeconcept van bestaande onderzoeksmodellen – zoals de residenties die steeds meer kunstorganisaties aanbieden? De inzet van het onderzoek is anders. De artist in residence is meer een enkeling, die zich terugplooit op zijn eigen onderzoeksdiscours en zijn autonome artistieke productie. Anders dan de gildereiziger of de artist in transience heeft hij zelden een vaste basis – een collectief of een school waartoe hij behoort. Residenties vertrekken ook meestal van een strikt onderzoeksdomein of -thema, opgelegd door de gastorganisatie.

De gilde daarentegen bekommert zich niet alleen om de gezamenlijke artistieke productie, maar exploreert ook de mogelijkheden om zich aan zulke dwingende contexten te onttrekken. Het is een minder afgelijnde, meer zelfregulerende structuur, die als uitdijend netwerk steeds geherdefinieerd kan worden door een wisselende samenstelling van kunstenaars, critici, curatoren en academici. Het is een model dat loskomt van ‘identiteit’ en open en flexibel functioneert. Bovendien vervaagt in de gilde de grens tussen privé en openbaar. Haar gemeenschapsmodel impliceert een omgangsvorm die verder reikt dan de artistieke praktijk. De uitwisseling beperkt zich niet enkel tot studie, reflectie en onderzoek. Ook het leven wordt gedeeld, zoals The Temporary School of Thought illustreert.

Natuurlijk zijn er genoeg kunstenwerkplaatsen en kunstenaars- of curatorencollectieven die, zonder te willen orkestreren, wél een open platform vormen voor nieuwe ideeën van kunstenaars die onderweg zijn. Ook de academisering van het kunstonderwijs wijst op een verschuiving van de individuele kunstenaarspraktijk naar nieuwe samenwerkingsverbanden in lijn met een gildestructuur. Zo wortelt het model van de gilde zich traag maar gestaag in delen van de kunstwereld. Maar ook in andere sectoren duiken steeds meer concrete gildes op. Cohousing is maar één voorbeeld: gezinnen die hun huis, auto of stofzuiger delen vanuit een gezamenlijk ecologisch bewustzijn.

Op termijn moet het natuurlijk de bedoeling zijn dat al die losse initiatieven, van woonprojecten tot kunstenaarsinitiatieven, actief in elkaar grijpen. Uiteindelijk gaat het om een nieuwe levensmodus, om een doel waar iedereen baat bij heeft: een maatschappij die als netwerk van gildes socialer en meer cultureel verrijkend blijkt.

Dougald Hine en Ben Vickers waren op 25 maart te gast in het SPRINGcafé voor een project van het Gentse timelab in samenwerking met foam: een gespreksreeks tijdens het Springcamp ‘System Error’. Zie www.timelab.org.

Laura Herman studeerde af als germanist en werkt momenteel voor het VOBK.