Reeks: cultuur in de centrumsteden – deel 1: investeringen

Door Wouter Hillaert, op Fri Oct 12 2012 11:25:23 GMT+0000

Terwijl de Vlaamse Gemeenschap twee keer de kaasschaaf over cultuur moest halen, hebben de dertien Vlaamse centrumsteden de jongste zes jaar voorzichtig tot royaal geïnvesteerd in kunst en cultuur. Claimen de steden een nieuwe, minder bescheiden rol in het Vlaamse cultuurbeleid? De vraag is natuurlijk waarin ze hebben geïnvesteerd…

12 oktober 2012

Stedelijk cultuurbeleid komt zelden in de schijnwerpers. Een gloednieuwe bib, een grootse stadstentoonstelling, een sociaal-artistiek project van het cultuurcentrum: dat wil nog wel eens de nationale media halen. Maar bij ‘subsidies’ of ‘beleidsplannen’ associëren we nog steeds collectief: ‘Joke Schauvliege’. In Vlaanderen – anders dan in Nederland – leidt voor cultuur de cultuurminister de dans. Of zo lijkt het toch.

53_Hillaert_centrumsteden_C-mineGenk.jpgHet aandeel en de verantwoordelijkheid van de Vlaamse steden en gemeenten in het culturele aanbod is nochtans niet te onderschatten. In 2010 besteedden ze samen meer aan cultuur dan de zowat 480 miljoen op de cultuurbegroting van de Vlaamse Gemeenschap. Binnen dat totale lokale cultuurbudget zijn de dertien centrumsteden samen goed voor 40%, met ongeveer 200 miljoen – ruim het dubbele van de 94 miljoen kunstengeld waar de kranten in juni wekenlang over vol stonden. Lokaal cultuurbeleid, kortom, voltrekt zich in stilte. De aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen sprak boekdelen: over cultuur werd bijna met geen woord gerept, precies als in vele lokale partijprogramma’s.

De steden hebben de toekomst

Achter de schermen beweegt er nochtans van alles. Op 6 juli 2012 bekrachtigde de Vlaamse Regering het vernieuwde decreet Lokaal Cultuurbeleid, dat de gemeenten minder Vlaamse regeltjes oplegt en meer ruimte biedt voor een eigen invulling van hun cultuurbeleid. Er zijn vanaf 2014 ook geen aparte cultuurbeleidsplannen meer nodig om Vlaamse middelen te claimen voor bibliotheek of cultuurcentrum: de strategische doelstellingen voor cultuur worden gewoon mee ingeschreven in het globale meerjarenplan van elke gemeente. Cultuur zal dus meer deel worden van het DNA van het hele gemeentelijke beleid.

In dezelfde richting van meer lokale bestuursverantwoordelijkheid wijzen het Planlastendecreet en het Witboek Interne Staatshervorming, die de bevoegdheden van de provincies inperken, ook voor cultuur. Krijgen de steden en gemeenten dan meer te zeggen? In een speciale werkgroep buigen de Vlaamse Gemeenschap, de steden, de provincies en de steunpunten BAM en VTi zich momenteel over een voorstel voor een ‘complementair kunstenbeleid’, waarin kunstenhuizen nog maar door maximum twee beleidsniveaus ondersteund zullen worden. Het aloude kerntakendebat is rond die tafel dus weer geopend. Wie is waar verantwoordelijk voor, als het aankomt op cultuur? Op vraag van Schauvliege bekijkt de werkgroep ook hoe de steden beter betrokken kunnen worden bij de omstreden subsidieprocedure voor het Kunstendecreet. Hoeven ze minder achter de schermen te lobbyen…

Kortom, die lange Vlaamse traditie waarin steeds meer bevoegdheden naar de lokale besturen verschuiven – ‘dichter bij de mensen’ – zet alweer een stapje verder. Ook voor kunst en cultuur krijgen de steden steeds meer autonomie. Dat willen ze ook graag, zo leerde deze week het dubbelinterview met cultuurschepenen Philip Heylen van Antwerpen en Lieven Decaluwe van Gent in rekto:verso. Ze vragen meer medezeggenschap. ‘Om als stad echt beleid te kunnen voeren voor cultuur, zou je meer mee aan tafel moeten kunnen zitten op Vlaams niveau.’

We staan voor een beslissende omslag, observeert Jan Denolf, ex-kabinetsmedewerker van Bert Anciaux en directeur van kunstencentrum De Werf in Brugge. ‘Dit is de tijd van de steden, zij komen nu aan zet. Kijk naar de twee laatste grote culturele initiatieven in West-Vlaanderen: het Postgebouw in Oostende en de Budafabriek in Kortrijk. Dat zijn projecten van lokale besturen, niet van de Vlaamse Gemeenschap of van de Provincie. We gaan naar een toekomst waarin het Vlaamse Kunstendecreet vroeg of laat onder het Gemeentedecreet zal landen. Ooit worden alle kunstenorganisaties stedelijke actoren, met een twintigtal grotere uitzonderingen op Vlaams niveau. Daar kunnen we ons maar beter op voorbereiden.’

Dit is de tijd van de steden, zij komen nu aan zet

Ook Luc Delrue, directeur van Museum M in Leuven, ziet een tendens die onomkeerbaar is. ‘De impact van de steden en gemeenten op het kunstenbeleid groeit’, zo stelde hij tijdens een lezing voor het VOBK in juni vast. ‘De steden leveren toenemende financiële inspanningen en richten sterke stedelijke instellingen op. Waar Vlaanderen vroeger het beleid bepaalde, is het nu steeds meer aanvullend.’

Als die indrukken kloppen, kan het nooit kwaad om dat stille stedelijke cultuurbeleid eens wat nader onder de loep te nemen. Wat hebben de dertien centrumsteden de afgelopen legislatuur verwezenlijkt? Wat willen ze met cultuur? Rekto:verso reed een Rondje Van Vlaanderen en ging praten met de cultuurbeleidscoördinatoren van Aalst, Antwerpen, Brugge, Genk, Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout. De onderlinge verschillen tussen deze steden blijken groot, maar een paar tendensen zijn er wel.

Meer middelen voor cultuur

Eerst het geld. Hebben de steden bespaard of geïnvesteerd in kunst en cultuur? Besparen is vandaag de norm in Europa. In Nederland leerde een rondvraag in 2011 dat maar liefst 69% van de Nederlandse gemeenten in 2011-2016 zou gaan snijden in cultuur, terwijl slechts 2% zeker niet zou besparen. Een onderzoek uit 2010 had op al die besparingen ook al een getal gekleefd: 173 miljoen, een daling met 9%. In Vlaanderen bestaan zulke cijfers niet. Blijkbaar houdt geen enkele officiële instantie bij wat steden en gemeenten aan cultuur uitgeven, of hoe dat de jongste jaren is geëvolueerd. De Stadsmonitor weet hoeveel culturele activiteiten per inwoner er in de centrumsteden plaatsvinden, of het aantal amateurgezelschappen in Roeselare sinds 2004 is gezakt of gestegen, dat Hasselt procentueel het meeste bibliotheekbezoekers heeft, en dat Aalst en Oostende het zwakste scoren inzake de tevredenheid van hun burgers over het culturele aanbod. Maar welke budgetten daar allemaal voor zorgen? Geen idee.

Uit zelf opgevraagde gemeentebegrotingen bij het Agentschap Binnenlands Bestuur valt wel op te maken dat de vaste cultuuruitgaven van elke centrumstad in 2010 gestegen zijn met gemiddeld 10 % tegenover 2007, en met 20% tegenover 2000. Die cijfers zijn indicatief, maar nooit volledig precies. Stedelijke uitgaven voor cultuur zijn een kluwen van verzelfstandigde stedelijke vzw’s, niet-geldelijke logistieke steun, renteloze leningen aan kunsthuizen, verspreide infrastructurele posten, … Elke stad hanteert een andere begrotingsinterpretatie, daar is geen beginnen aan. Maar in elk geval is het plaatje duidelijk: er ging de afgelopen legislatuur globaal genomen meer stedelijk geld naar kunst en cultuur.

Infrastructuur voorop

Een lange reeks nieuwe culturele gebouwen is daar het meest zichtbare effect van. Sommige cultuurbeleidscoördinatoren spreken van ‘een noodzakelijke infrastructurele inhaalbeweging’, andere steden hebben met een architecturaal uithangbord ook willen inzetten op toerisme, stadsvernieuwing, culturele clustering, creatieve industrie of nationale uitstraling. Bakstenen zijn blijkbaar nog steeds de makkelijkste manier om bij de lokale politiek draagvlak te creëren voor kunst en cultuur. Maar steeds minder gemeentebesturen bezondigen zich daarbij aan grote mooie dozen waarvan ze later de invulling niet kunnen betalen. Ze schatten de consequenties en de verantwoordelijkheden op de langere termijn nu veel beter in: hun nieuwe infrastructuur blijkt te werken en creëert dynamiek, ook bij het publiek. ‘In Leuven zien we infrastructuur als het gevolg van de inhoud, niet andersom’, zegt Steven Dusoleil. ‘Zo hebben we nu 5 miljoen geïnvesteerd in een nieuwe stek voor Het Depot, maar eerst hebben we het vele jaren stap voor stap helpen ontbolsteren. Pas als je ziet dat iets werkt, dat er echt nood aan is, geef je geld uit aan een gebouw.’

Zo steunde Leuven de renovatie van OPEK met een renteloze lening van 1,6 miljoen en investeerde het zelf 20 miljoen in de bouw van museum M, dat daarbovenop per jaar 3 miljoen werkingsmiddelen krijgt. Genk trok een nieuwe bibliotheek op en verhuisde zijn cultuurcentrum naar de prachtige industriële site C-Mine, met in beide gevallen flinke stijgingen van bezoekersaantallen. Mechelen renoveerde H30, een sociaal-artistieke werkplek voor jongeren, en opende voor de lopende tentoonstelling Newtopia een nieuwe zaal in het stedelijke museum Hof van Busleyden. Kortrijk wijdde zopas de Budafabriek in, ‘trefplek voor creatie en innovatie’. Antwerpen pakte uit met het MAS en plant nog het nieuwe Red Star Line Museum. Oostende investeerde dan weer 25 miljoen in het Postgebouw: zijn nieuwe cultuurcentrum met een jaarlijks werkingsbudget van 700.000 euro, dat in december opengaat. De abdijsite Herkenrode in Hasselt, een geplande nieuwe fuifzaal in Turnhout, de nieuwe stedelijke musea STAM in Gent en SteM in Sint-Niklaas, en ook nog concertzaal De Casino in Sint-Niklaas: Vlaanderen is deze legislatuur weer heel wat culturele infrastructuur rijker geworden.

Enkel Roeselare en Aalst – niet toevallig kleinere centrumsteden – hebben zich niet aan grote infrastructurele ingrepen gewaagd. Al hebben ook zij plannen. ‘De toestand van onze bibliotheek, in 1989 ‘tijdelijk’ ondergebracht in de decoropslagruimte van het cultuurcentrum, is abominabel’, aldus Arnoud Van Der Straeten van Aalst. ‘In vele verkiezingsprogramma’s wordt een nieuwe bib naar voren geschoven, al dan niet als vlaggenschip voor de nieuwe site die gepland wordt op Dender-Rechteroever.’ Waar Aalst voorstaat, is de dubbele werkelijkheid van zowat alle steden: ze worden steeds opnieuw gedwongen om veel middelen te investeren in verouderde culturele infrastructuur, maar kunnen daar tegelijk gebruik van maken om extra dynamiek te creëren, de stedelijke tevredenheid te verhogen, hun stad op de kaart te zetten.

Evenementieel denken

Vooral die uitstraling naar de eigen regio en de rest van Vlaanderen blijkt voor vele steden een belangrijk streefdoel, waar graag extra geld in wordt gestopt. Culturele stadsfestivals en -evenementen zijn in opmars, bevestigen meerdere cultuurbeleidscoördinatoren. Ze brengen veel volk op de been en passen vaak in een breder citymarketingsverhaal. Soms zijn het wervende tentoonstellingen, zoals Manifesta in Genk of TRACK in Gent. Soms magnetiseren ze een hele stad, zoals de reuzen van Royal de Luxe tijdens de Zomer Van Antwerpen, wellicht het meest geslaagde stadsfestival van Vlaanderen. Maar zijn de vaak grote investeringen voor vele stedelijke evenementen wel altijd te verantwoorden, als je kijkt naar hun effect op de lange termijn? Prestige primeert wel eens op lokale verankering.

Vlaanderen is deze legislatuur weer heel wat culturele infrastructuur rijker geworden

Ook voor de beleveniseconomie van de plaatselijke bevolking worden meer eigen initiatieven ingericht, bijvoorbeeld in de zomer. ‘Er is een tendens naar one shots, bijvoorbeeld om tv-programma’s als Fata Morgana binnen te halen’, merkt Roos De Smet van Kortrijk. ‘De versplintering is groot, een duurzamer evenementenbeleid zou raadzaam zijn. Waar ik bijvoorbeeld in geloof, is met veel minder aankleding “belevenisruimte” creëren, waar ook veel inhoudelijks kan gebeuren, zoals wij doen met Buda Beach.’

Soms komt dat gebrek aan duurzaamheid simpelweg neer op een gebrek aan overleg tussen verkokerde stadsdiensten. Zo speelt tussen Cultuur en Toerisme in Oostende een sterke profileringsdrang, met nadelen voor de realisaties op het terrein. In andere steden is het dan weer de politiek die op een meer evenementieel cultuurbeleid aanstuurt. Zo werd het evenementenbudget in Sint-Niklaas de jongste jaren sterk verhoogd. ‘Er heerst een zekere horror vacuï voor de lege Grote Markt’, zegt Dirk Van Driessche van de Stadsschouwburg. ‘Daarop worden dan allerlei concerten en ook commerciële evenementen als de VTM-parade geplant, die veel volk moeten aantrekken naar het stadscentrum. Loutere metingen van hoeveel volk er is geweest, worden nu eenmaal steeds dwingender, ook in het cultuurcentrum.’

Mooie voorbeelden van hoe het evenwichtiger kan, bieden de activiteiten rond het Boon-jaar in Aalst en de culturele hoofdstad Turnhout 2012. Bovenlokale uitstraling en positieve beeldvorming van de stad gaan hand in hand met een grote aandacht voor de betrokkenheid van de lokale culturele spelers en de bevolking. Zowel Aalst als Turnhout hebben in het kader van de festiviteiten sociaal-artistieke projecten opgezet: je haalt er geen groot prestige mee, maar investeert meer structureel in de toekomst van stad en bewoners. De diensten Cultuur en Welzijn gaan nauwer samenwerken en creëren banden voor de langere termijn.

Cultuur voor iedereen

De sociaal-artistieke praktijk is de laatste ontdekking van wel meer steden. Gent voert er al vijftien jaar een uitgebalanceerd impuls- en ondersteuningsbeleid rond, en Kortrijk huisvest met Antigone, With vzw en De Unie der Zorgelozen veel ervaring op zijn grondgebied. Nu zetten ook bijvoorbeeld Oostende en Genk structurele sporen uit om intensief aan de slag te gaan met wijken en bewoners met minder toegang tot cultuur. Dat hoeft niet te verwonderen. Naast infrastructurele investeringen lijkt ‘cultuur voor iedereen’ hét grote aandachtspunt geweest van de afgelopen legislatuur. Antwerpen zette in op zijn cultuurcentra, verspreid over de stad. Brugge investeert met Brugge Plus in de spreiding van cultuur. Sint-Niklaas organiseerde rond Sprakeloos van Tom Lanoye een participatief project in de oorspronkelijke Elisabethwijk. Vaak primeert sociale buurtwerking daarbij op artistieke verrijking, maar vele stadsbesturen beseffen: cultuur valt niet te overschatten om de brug te slaan van het centrum naar de wijken. Aalst investeerde nogal wat extra middelen en personeel in een Vlaams pilootproject rond de UIT-pas, waarbij inwoners met een kwetsbare sociaal-economische achtergrond middels een kortingsbeleid worden toegeleid naar de stedelijke culturele voorzieningen.

53_Hillaert_centrumsteden_boon-in-aalst-2012.jpgVerschillende steden gaan de komende jaren dan ook ingrijpende veranderingen in hun bevolkingssamenstelling tegemoet. Zeker Antwerpen toont zich daar in stijgende mate bewust van. ‘Het wordt een grote uitdaging om het huidige aanbod te behouden met het oog op de groeiende diversiteit in de stad’, aldus Johan Van Steenkiste. ‘Binnen afzienbare tijd draait de bevolkingspiramide helemaal om. Dat wordt voor alle cultuurhuizen een serieuze oefening, waarbij we niet te veel in hokjes moeten blijven denken tussen cultuurcentra, bibliotheken en de kunsten. Eerst probeer je mensen binnen te krijgen in je laagdrempelige voorzieningen, en van daaruit is het zoeken naar versmeltingen met al het andere aanbod. Dat zal van iedereen inspanningen vragen. Als stad kan je niet anders dan investeren in een aanbod voor de buurt.’

Besparingen op de eigen werking

Voelen de steden dan niets van de financiële en economische crisis? Toch wel. Terwijl er naar buiten uit goed geïnvesteerd is in vooral infrastructuur, evenementen en cultuurparticipatie, is er achter de coulissen bijna overal bespaard op de werkingsmiddelen en de personeelskosten van de eigen diensten. In de meeste gevallen gaat het om niet-vervangingen van personeel dat met pensioen gaat, om efficiëntere bedrijfsorganisaties zoals de verhuis van de Antwerpse ambtenarij naar de Bell-toren, om de invoering van automatiseringsprocessen in bibliotheken. Die efficiëntie-oefening hoeft niet noodzakelijk nefast te zijn voor kunst en cultuur, hoor je bij de meeste cultuurbeleidscoördinatoren. ‘Het dwingt ons tot scherpere keuzes en creatieve oplossingen’, aldus Michel Price van Mechelen.

Maar de cultuurdiensten voelen de druk toenemen. In Leuven verdwenen eerst vijf medewerkers uit de bibliotheek, tot er aan de alarmbel getrokken werd over de onmogelijke werkdruk, en er weer drie mensen werden aangeworven. In Mechelen zijn twee naakte ontslagen gevallen, waaronder de jeugdprogrammeur van het cultuurcentrum. Haar taak moeten de drie overblijvende programmeurs nu overnemen, maar dat dit geen gevolgen zal hebben voor de jeugdprogrammatie van CC Mechelen, is moeilijk in te denken. Ook Kortrijk heeft in 2009 vrij aanzienlijk gesnoeid op de werkingsbudgetten van zijn eigen instellingen. De riem moet worden aangehaald, zoveel is duidelijk.

Er is achter de coulissen overal bespaard op de eigen diensten

Tijdens de volgende legislatuur komen er volgens analisten nog veel zwaardere facturen op de gemeenten af: in de eerste plaats de pensioenlasten, maar ook de kosten voor inwijking, vergroening, verkleuring, het Dexia-effect. Twee op drie burgemeesters heeft in een anonieme survey aangegeven besparingen te vrezen. Daar hoor je tijdens verkiezingscampagne natuurlijk weinig over, maar de stedelijke administraties weten wel beter. ‘We kregen nu al een paar keer de opdracht om te snoeien, en zeker voor de toekomst voelen we die budgettaire dreiging heel hard’, aldus Nico Verhoeven van Turnhout. ‘We zullen er niet onderuit kunnen om keuzes te maken. Waarop zet je in, wat laat je vallen? Dat worden heftige discussies. De uitdaging wordt steeds meer om te gaan samenwerken met domeinen waar je nu minder mee vertrouwd bent: stadsontwikkeling, welzijn. Maar daar liggen ook kansen in.’

Steden die zich sterk gesteund voelen door cultuurminnende besturen, zoals Leuven of Gent, vrezen geen terugval voor cultuur. En wel meer zittende burgemeesters belichamen het belang van kunst en cultuur, al dan niet in functie van innovatie, ondernemingsklimaat of stedelijke uitstraling. In vergelijking met tien, vijftien jaar geleden is cultuur in de meeste centrumsteden niet langer het kneusje van de rekening, dankzij de extra financiële impuls die Bert Anciaux het lokaal cultuurbeleid heeft gegeven. Alleen, valt daar ook in de toekomst nog in dezelfde mate op te bouwen? Eerst is het natuurlijk afwachten wat de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober brengen. Zowat alle cultuurbeleidscoördinatoren merken bij hun huidige stedelijke coalities een hogere zenuwachtigheid dan anders. Wat wordt de uitslag van N-VA, en in welke mate schudt die de kaarten voor de komende legislatuur?

Geven en nemen

Als de toekomst van het cultuurbeleid in de steden ligt, dan hebben zij de voorbije zes jaren alvast niet het gevoel gegeven onbetrouwbare rentmeesters te zijn. Wel zijn er grote verschillen tussen de centrumsteden, en niet alleen budgettair. Aalst, Roeselare en Sint-Niklaas geven zelf aan dat ze nog een grote inhaalbeweging voor de boeg hebben. Hun stadsbesturen zijn ook zeker niet per definitie gewonnen voor cultuur. In Aalst bijvoorbeeld heeft de cultuurschepen hemel en aarde moeten bewegen om het Boon-jaar door de gemeenteraad te krijgen. Genk, Turnhout, Leuven en Mechelen hebben ook geen royale middelen ter beschikking, maar kunnen mooie realisaties voorleggen, vanuit een evenwichtige beleidsvisie waarin de Stad zich niet zo nodig zelf hoeft te manifesteren, maar vooral omkadering en impulsen biedt aan wat zich in de stad aandient. Kortrijk profileert zich op innovatie, en ook Hasselt en Gent willen een prioriteit maken van de culturele industrieën. Antwerpen spant nog steeds de kroon, met een cultuurbudget dat nog ettelijke miljoenen hoger ligt dan in Gent. Zo lijkt er meer geschoven te kunnen worden met budgetten, terwijl pakweg in Brugge heel veel vastgeklonken ligt aan de stedelijke historische musea. Hoeveel beleidsruimte hebben de centrumsteden eigenlijk? Zowat overal bezetten de personeelskosten minstens de helft van hun cultuurbudget.

Er zijn grote verschillen tussen de centrumsteden, en niet alleen budgettair

Hoe dan ook denkt stedelijk cultuurbeleid – meer dan het Vlaamse beleid – in termen van geven en nemen, van convenanten, van verhoopte effecten op leefbaarheid, stadsontwikkeling, economisch klimaat, sociale cohesie, publieksparticipatie, toerisme. Artistieke kwaliteit, op Vlaams niveau het hoogste goed voor het Kunstendecreet, zal in de centrumsteden nooit meer de alleenheerschappij kunnen voeren. Is de kunstensector daar klaar voor? En zijn alle steden klaar voor de kunsten, gesteld dat ze er ooit meer zeggenschap over krijgen? Wordt vervolgd…

Dit artikel kwam tot stand met steun van Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek, en past in een reeks die het cultuurbeleid van de centrumsteden onder de loep neemt. Lees ook deel 2: de kunstendeel 3: het kerntakendebatdeel 4: N-VA aan zet en deel 5: besparingen.

logo_fondspascaldecroos.png